vrijdag 4 juni 2010

Soms heeft de geest veel balsem nodig.

En toen was het alweer juni…
Juni 2010. Wat vliegt de tijd toch.
De ene dag is koud en nat, de andere dag is het zomer. Jawel, weer eens een cliché van zolder gehaald. Zoals ook: de ene dag voel ik me oud en ziek en gehandicapt, de andere dag trippel ik, zij het vaak met stok, als een jonge meid.
Afgelopen zaterdag ging het weer beter. Ik kon zonder stok boodschappen doen en de inhoud van mijn hoofd was ook weer positiever. ‘De kat’ had zich niet laten zien en ik had energie om wat opruiming in mijn computeradministratie te houden. De luchtdruk was ook weer normaal.
Zondag om 11 uur stonden neef en nicht voor de deur. En nadat we dochterlief hadden opgehaald reden we richting Den Haag, naar het Tong Tong Fair. Het vroegere Pasar Malem Festival dus. Ik geniet er altijd van. De sfeer, de geuren, de mooie dingen. Het viel me moeilijk om van de mooie (half)edelstenen weg te komen en de mooie kleertjes. Verleden jaar kocht ik een quilt bedsprei gemaakt van kleine lapjes gebatikte katoen. Maar die zag ik dit jaar niet. Neef had dus de rolstoel bij zich, maar die had ik niet nodig. Wel het opvouwbare zitje, dat als stok gebruikt kon worden en altijd achter in de auto ligt.
Het is zo verschillend elke dag.
(Maandag en dinsdag had ik geen stok nodig, maar vandaag heb ik hem toch maar weer meegenomen)
Maar goed, toen we vonden dat we lang genoeg gezworven hadden (ik had nog wel graag doorgegaan hoor, maar dan zouden we (of ikzelf) te moe zijn geworden…
We zijn dus weer in de auto gestapt (leve de Renault Kangoo, ik zou in geen andere auto meer willen zitten) en we werden meegenomen op een mystery tour. Althans, op een bepaald ogenblik voelde ik meer dan ik rook, dat we vlak bij zee waren. Scheveningen. Een wandeling langs de zee zat er voor mijzelf niet meer in, maar heerlijk die branding, witte kopjes op de golven (eh… betekende dat niet iets?) en jonge mensen die speelden op het strand en mooie vliegers…. We wilden op het beschutte terras van een restaurant zitten, maar dat was toch te winderig koud, dus gingen we binnen zitten met een drankje.. Plotseling kreeg ik een vreselijk naar gevoel over me, ik raakte om wat voor reden dan ook een beetje in paniek en zei zo beheerst mogelijk: ‘ik heb het gevoel dat er iets heel naars gaat gebeuren’. Nog geen vijf minuten later gebeurde dat ook. Het werd buiten donker. Een stortbui als een waterhoos, die minutenlang aanhield. Hagel tussendoor. Heel beangstigend. We konden niet meer naar buiten kijken terwijl het restaurant toch ramen rondom had. Het hóósde zo erg als de serveerster nog nooit had meegemaakt. Ik denk dat ik reageerde op de plotselinge sterke luchtdrukdaling, die me de adem benam.
Enfin, toen na een uurtje de lucht weer helderder en de dag weer zichtbaar werd zijn we verder gegaan en hebben in een restaurant onderweg nog gegeten. Als ik mijn nicht en neef niet had gehad hadden we die dag thuis gezeten, en ik was tevoren nou niet echt een blije Erica. De toestanden rond die rotkat hadden nogal wat stress veroorzaakt vooral ook omdat ik het kattenluik zo moest afstellen dat mijn poes wel naar buiten maar (vanwege die vreemde kat) niet naar binnen kon. En ik moet nu niet alleen overdag, maar ook ’s nachts steeds de deur openen. Poes vertrouwt het nog steeds niet, anders dan wanneer ze om de haverklap kon binnenkomen om te zien of alles nog goed is. Ook ’s nachts dus. Het werkt niet bevorderlijk voor mijn geestelijke en lichamelijke rust …dus ik was heel blij met het uitje. Het gaf me ook moed om weer door te gaan, want waar het lichaam zo afhankelijk is van hoe de geest werkt, kan er met dit lijf snel iets mis gaan. De oorlog heeft zo z’n sporen achtergelaten in de geest en die littekens blijven klaarblijkelijk levenslang overgevoelig.
Aan alles is wel iets te doen met de chemie van tegenwoordig, maar de geest moest eerst weer krachten opdoen. Dus was het dagje uit een soort medicijn. Dat Betty weer terug was op de maandag was ook goed. Maar de benen en voeten zijn nog steeds gezwollen ( duidt op hartfalen) dus moet ik weer pillen dáártegen gaan slikken.

Gelukkig is de geest weer rustig.
En natuurlijk is die kat niet zó erg als mijn geest dat opvat. Buiten mijn bewuste wil trouwens. Hij sluipt ( de geest) binnen, vreet alles leeg, neemt de ruimte van mijn eigen katje in en als je dat niet pikt bijt en krabt hij. En je moet op je hoede blijven voor hem.
Het is meer dan waarschijnlijk een metafoor voor een menselijk persoon die misbruik van me gemaakt heeft en die ik uit mijn omgeving verwijderd heb. Laat ik het maar zó zeggen. En dáárop reageerde de geest als gestóken. En dus ook het lichaam, dat adrenaline niet als een oppepper beschouwt, maar als puur gif.

Vandaag belde die lieve huisarts van me nog een keer en dat deed me goed. Zo goed dat ik, na een korte theevisite vanmiddag, even lekker de stad in ben gegaan.
Begrip en medeleven van medemensen kan balsem zijn voor de ziel. En ik had deze week heel veel balsem nodig blijkbaar. ;-)