dinsdag 9 oktober 2018



OMA ZONDER OOGJES
Ik zat even te kijken naar de zender ONS, (Ziggo kan.50) MISS Marple. Even ontspannen.
In de film klonk een klok. Zo'n staartklok... Grrr.tik...tik...tik... twaalf keer en dan weer grrr... De aflopende ketting. In in een mum van tijd , minder dan een seconde, was ik 60 jaar jonger, in de twintig... En daar zat ik in een donker kamertje, in Amsterdam Centrum, een grachtenhuis, op drie hoog achter. Een doorrookte, donkere kamer, met een klein pitje boven de eiken tafel, belegdmet een zwaar kelimkleed en twee volle asbakken. Aan de ene kant zat in haar crapaud 'Oma zonder oogjes', een blinde, indrukwekkende dame met een sterk Duits accent, die me behandelde als een eigen onvolwassen kleindochter, met haar vinger steeds de rand van de asbak volgend en haar as feilloos op zijn plek wist te krijgen. Aan de muren hingen even doorrookte schilderijen, alle muren vol. Ze was weduwe van een schilder. Zelf was ze tientallen jaren chefkok geweest in het Kurhaus in Scheveningen. Aan de andere kant van de tafel zat mijn vader, ook zwaar te roken. De bruine kameelharen gordijnen waren gesloten; tussen de gordijnen hing de Friese staartklok met zijn koperen kettingen en ballen, die elke avond door mijn vader werden trrrrrt aangetrokken, de klok op die manier opgewonden. Boven in de klok ging een maantje met een scheepje heen en weer, fascinerend ja... En ik zat op het logeerbed in datzelfde kamertje. Er was geen ruimte voor nog een stoel. Ik sliep op dat logeerbed. Weer eens weggevlucht..
's Nachts was het donker, de kamer bleef naar tabak ruiken ondanks dat 's nachts de ramen op de pin en dus open stonden. Dat kon op drie hoog achter op de Amstel. Maar elk uur klonk de klok... en het geluid van die staartklok zit er letterlijk zó geheid in- geplakt dat ik telkens als ik zo'n klok hoor slaan in een splitsecond in dat kamertje zit. Boem... en ik ben er weer. Een paar weken... en dan kon ik weer terug. Mijn vader was daar 'in de kost' , zij was zijn hospita, Hij had zijn eigen kamers maar ze aten samen en dronken samen koffie.
Mijn kinderen had ik toen nog niet, ik was nog niet getrouwd. En ik had niemand anders dan mijn vader. En als het oorlogskind weer eens in moeilijkheden zat ging ik dus naar mijn vader. Of ik welkom was of niet wist ik niet. Maar er bestond niemand anders...
En elke keer als ik zo'n oude klok hoor slaan zit ik er wéér....