zaterdag 27 februari 2010

Einde van de winter, zegt de meteorologische dienst.

Dan zou het nu dus het begin van de lente moeten zijn.
Van zonneschijn en blauwe luchten met schapenwolkjes, van zingende vogeltjes en bloemetjes in de wei en langs de bermen en de eerste schuchtere uitlopers van de struiken in onze tuin. Maar er is zelfs nog geen knop aan de forsythia te zien. Wel toont de vlinderstruik al kleine groene blaadjes. En bloeien de sneeuwklokjes tussen de houten tegels. Maar ik heb nieuwe vetbollen en een zak zaad opgehangen voor de vogeltjes, want er is voor hen nog niets te halen. De bak waarin ik het regenwater opvang dat van het balkon van mijn bovenbuurman komt, is zo vol, dat de vogeltjes daar kunnen komen drinken. Baden doen ze nog niet. Nee, er is blijkbaar geen afvoerpijp mogelijk van dat balkon naar de bodem. Maar als je van de nood een deugd kunt maken heb je er prima regenwater van voor de in het atrium overwinterende reumaplanten. Dat zijn groenblijvende planten van de geraniumfamilie. Althans zo ruiken de bladeren. Ze bloeien echter met blauwige aren, die ook zo sterk geuren.
Er zijn maar weinig planten deze lange natte en koude winter doorgekomen. De meeste potplanten hebben niet overleefd. Alleen de altijd taaie rozemarijn staat er nog steeds fleurig bij. Nog een paar weken, dan ga ik weer planten inslaan.

De roze anjers met gipskruid hangen mooi te drogen in een kast. Gisteravond werd er aangebeld en stond een buurvrouw met een grote bos witte tulpen voor me. ‘Zij had die bloemen gekregen, maar kon ze bij haar thuis niet hebben, vanwege de vrij rondvliegende vogels die ze hebben’, zei ze. En van alle bewoners in dit huis kreeg ik ze dus. Enorm verrast ja. Ik heb ze de nacht over nog maar even in papier in een hoge vaas gezet, maar vanmorgen de bloemen gesneden en in de mooie oude melkkan van zachtblauw aardewerk Omdat ik in een ander vaasje nog een paar takken gipskruid had staan (teveel bij de anjers gekregen) heb ik de witte tulpen gemengd met het gipskruid. Sjonge wat mooi. Nu maar afwachten of ik allergisch ga reageren. Mijn neus zit wel vol, maar mijn ogen prikken (nog steeds) niet. Dus blijf ik ervan genieten.

Dinsdag heb ik weer een eerste lange wandeling gemaakt. Nu naar mijn kapper. En mijn kapster heeft weer een mooi donker kapseltje gemaakt. Volgende keer maar weer eens een rood kapsel proberen? Nadien, naar huis lopend via de Kerkstraat, nog even bij de Kringloopwinkel binnengegaan en wat leuke boekjes gekocht. Winny de Poeh-versjes en Poeh en de kunst van het Management. Leuk voor dochterlief. Vond ze zelf ook toen ze kwam….
De conditie wordt dus weer snel opgebouwd. Jammer alleen dat de heup niet wil meedoen. Maar ja, die stok van me is zo mooi dat ik hem maar blijf gebruiken dan. Niets aan te doen, we worden ouder mamma… zal ik maar zeggen.
En donderdag was de 25-februari-herdenking. Dat is een Amsterdamse aangelegenheid, waar niettemin mensen vanuit het hele land op afkomen.
Mijn dochter en ik waren er al vroeg, te vroeg bleek later. Maar die inschattingsfout maak ik elk jaar. Dan is er nog niemand. Maar daar is de tent waar ouderen en slecht-ter-been-zijnden kunnen zitten. Het liep zo langzaam vol dat ik bang was dat er geen mensen zouden komen. Maar tegen de tijd dat het defilé langs het standbeeld begon stonden er toch een paar duizend mensen, al dan niet met bloemen. Ik neem altijd een bosje rode tulpen mee. Dit jaar heeft dochterlief die neergelegd en ben ik blijven staan.
De kou en het lange wachten gaan een mens niet in de koude kleren zitten. Het kostte moeite, ondanks de mooie stok, om naar Happy Corner te gaan, waar we zouden eten. De rode bloemen die ik ‘moeder’s ‘ gebracht had voor Chinees Nieuwjaar, waren helemaal open gegaan en bleken aan de binnenkant prachtig lichtrood/roze te zijn geworden.
We kregen ons glas rode wijn ‘van het huis’. Een beetje overmoedig daardoor bestelde ik, oh zo heerlijk, kippenlevertjes met uien en champignons met bami. Levertjes eet ik al jaren niet meer. Cholesterolbommetjes natuurlijk, en ik bèn cholesterolpatiënt. Maar die ene keer kon ik de verleiding niet weerstaan. Het tweede glas wijn was eigenlijk te veel en heb ik niet leeggedronken.

En natuurlijk kon ik niet alles op en nam, ook zoals gewoonlijk, de rest als doggybag mee naar huis. Buurman (en zijn te dikke hondje) hebben er de dag daarop van genoten. Ja joh, je kunt zeggen wat je wilt, boos doen of op zijn geweten werken, maar hondje moet mee-eten van alles. Dan maar minder brokjes… ja, inderdaad….
Vrijdag heb ik, nadat hondje was uitgelaten, weer het bed opgezocht en tot tegen 11 uur geslapen. De nacht was onrustig geweest, de dromen ook.
Maar ’s middags wel de boodschappen gehaald.
Einde van de winter? Het mocht wat. Het was ijs- en waterkoud en er stond een harde wind.
Dus toen de boodschappen eenmaal in huis waren en hondje weer was uitgelaten, ben ik weer op bed neergevallen en heb weer ruim twee uur geslapen. Want zulk weer maakt een mens die tegen die elementen moet strijden, wel behoorlijk moe.

En vandaag, zaterdag, is dus mijn rustige dag…hoop ik. Alleen even brood gehaald bij de warme bakker (ik kreeg twee chocolade-eitjes van Carlos en Naaya) ;-)))))

Poes zit naast me en probeert mijn aandacht te krijgen. We kletsen wat af samen. Mijn conversatie blijft meestal beperkt tot: ‘Ojajoh?, Isdatzojoh?,’ terwijl zij met een wijd open bekje en wijd open ogen een heel verhaal afsteekt, dat neerkomt op: ‘Maumau, mauauau, mauaumaumau….of zoiets en soms een verontwaardigd Maaaauw!!!’ En dat kan een hele tijd doorgaan. Nee, ze is geen Siamees, maar een gewone, donkere Europese korthaar met een kaal stukkie staart. Ze niest een beetje en heeft (altijd al) een te smal en daardoor vaak verstopt neusje waar de dierenarts niets aan kan doen). Het viel me al vaker op dat ze maar één grote witte snorhaar heeft, de andere zijn kleiner en zwart. Maar ze heeft toch iets heel bijzonders: een gouden streep van haar neuspuntje tot ver op haar voorhoofdje. Daar ben ik indertijd voor gevallen, voor die gouden streep. Haar zusje Sinja is al een paar jaar geleden gestorven. De niertjes wilden niet meer werken. Dat was triest, maar Pika heeft zich sindsdien ontwikkeld van een onderdanig bang diertje tot een zich gelijkwaardig voelende medebewoonster van dit huis. Die op tijd haar natje, droogje en schone bak opeist en een plekje op mijn bed ’s nachts. Meestal kunnen we het uitstekend samen vinden. Behalve als ze lijkt te denken dat ze de baas in huis is…. Dan moet ik even laten zien dat IK dat ben…. ;-) Verder gaat ze zo haar gangetje. Het kattenluikje kleppert vaak en soms heeft ze een beetje de vaart erin, dan rent ze van de voordeur door het luik de tuin in en komt met evenveel vaart weer naar binnen stuiven het hele huisje door… Dat gaat een hele tijd door tot ze zich uitgeput op mijn luie stoel neervlijt en slaapt tot haar maagje gaat knorren.
Enfin, kattenliefhebbers herkennen het allemaal wel. Niet-kattenliefhebbers vinden misschien niets aan dat ik dit vertel, maar het blijft mijn dagboek, waarin ik schrijf wat ik zelf kwijtwil, nietwaar?

maandag 22 februari 2010

Een druk weekend

Dit weekend was een rumoerig weekend. In meerdere opzichten.
Zaterdag was het eindelijk eens mooi weer. Het Chinese Nieuwjaarsfeest hier vond dus plaats onder gunstig gesternte… hoewel, het was dag en er scheen eigenlijk een bleek zonnetje, geen ster te zien.
Ik was erheen gegaan met de metro. Nadat ik het nog niet helemaal functionerende jaarmarktje gezien had met daarnaast de gewone wekelijkse biologische markt, vond ik het tijd mijn mooie gebloemde stok en mijn benen richting de hoofdtent te sturen. Men is gastvrij. Mensen boven de 65 mochten vooraan zitten. Dat gedeelte was afgezet met linten, waarover wij ouderen wel eerst moesten heenklimmen…. En toen vond ik een zitplaats, recht voor de enorme geluidsbox. Dat was schrikken ja.
Dan blijkt ook weer dat wij Nederlanders mensen van de klok zijn, anderen nemen de tijd, wij de seconden. ;-)

Na ruim een uur werd verteld dat de ambassadeur gebeld had dat hij door persoonlijke omstandigheden verhinderd was om te komen.
De Amsterdamse Wethouder Freek Ossel opende dus de dag. Er was muziek en knalvuurwerk en toen kwam de ceremonie van het ontwaken van de Tijger. Het is tenslotte het jaar van de Tijger. Nadat de tijger ‘geboren en ontwaakt was’ gingen de jongens die de Tijgerdans deden met veel tromgeroffel en knalvuurwerk, dansend de straat op, naar de Zeedijk. Maar daar werd het me toch echt veel te druk en ik heb toen nog even de stalletjes bekeken en een kleinigheid gekocht. Langs de bloemenstallen lopend zag ik voor het eerst in minstens 20 – 25 jaar grote roze anjers en ik was zo goed niet of ik kocht ze en liet er met gipskruid een boeketje van maken. En voor de Chinese eigenares van Happy Corner, waar ik al zoveel jaar kom, kocht ik een rood boeketje met gipskruid, om haar een gelukkig Nieuwjaar te wensen. Thuisgekomen heb ik de anjers in mijn mooiste vaasje gezet en ben er uitgebreid voor gaan zitten. Dit was iets van vroeger, heel vroeger, één van de weinige herinneringen aan thuis bij mijn moeder. Ik heb er foto’s van gemaakt en het risico genomen dat ik allergisch zou reageren. Wat dus meeviel. Maar de ontroering was groot. En vanmorgen heb ik ze dus in het donker te drogen gehangen, voordat ze verlept zouden zijn.
In de vroege zaterdagavond de rode bloemen nog naar de eigenares van ‘mijn’ Chinese restaurant gebracht en haar een goed nieuw jaar toegewenst. Ze was helemaal van de kaart van zo’n gebaar. Ik heb haar verteld dat wij bloemen geven om iets met iemand te vieren. Ik wist dat het Chinese equivalent voor onze oliebollen en appelflappen bestaat uit miniloempia’s en mosselen of oesters of vis. En verse sla en zoete rijstkoekjes. Maar om nou als Hollandse bij een Chinese met Chinees voedsel aan te komen… Ook de tijd van oliebollen en appelflappen of snert is voorbij. Dus een bloemetje! En wat was ze er verguld mee. Ik kreeg drie dikke zoenen, op z’n Hollands dus.
Die zaterdagavond was ik natuurlijk helemaal kapot. Want mijn conditie is na deze lange winter 0,0 en moet weer helemaal opgebouwd worden.


Zondag werd ik opnieuw geconfronteerd met mijn verleden. In de krochten van het conputerarchief vond ik dagboeknotities terug die ik blijkbaar goed verstopt had. Het was even slikken toen ik teruglas hoe het leven 15 jaar geleden nog maar was. En hoe ik door een zwaar hartinfarct helemaal op mezelf teruggeworpen was en weer moest leren leven.
Maar een stukje ervan wil ik hier toch overnemen, omdat het zó hartverwarmend is geweest en mijn leven op een andere manier toch weer helemaal op de rails heeft gekregen.
Het eert ook de mensen die daar allemaal verantwoordelijk voor waren en dat mag best eens zó gebeuren.
............... April 1995 bracht me de grootste verrassing van mijn leven, na alle belangstelling voor de uitgave van het boek. Ik werd benaderd door Lenie Winter, of ik mijn huis beschikbaar wilde stellen om een leuke grap uit te halen met de scheidende voorzitter van het Platform Mondiale Bewustwording, Leo van Putten. Dat moest gebeuren op 1 april. Natuurlijk zei ik ja, in mijn huis kunnen zoveel dingen gebeuren, nietwaar. Wie of wat schetste mijn verbazing toen de bewuste avond mijn huis volliep, met vrienden en kennissen uit het vrijwilligerswereldje, maar ook met familie en persoonlijke vrienden. En burgemeester Laan, dat kon ik nog plaatsen i.v.m. Leo van Putten. Mijn agenda duidt op mijn volkomen onwetendheid en waarom Jessica foto’s begon te maken snapte ik niet. R. lag toen net in het ziekenhuis, en ik begreep ook zijn spijt niet, dat hij niet aanwezig kon zijn. Nou, Leo van Putten bleek alleen zijn naam aan de avond gegeven te hebben. Het draaide allemaal om mij. Ik was ‘de pineut’. Lenie had een uitgebreide actie gestart om gelden bijeen te brengen voor een reis voor mij naar Israël. Ik kreeg een grote versierde doos in handen met een toespraakje, dat de persoon waarom het zou gaan jammer genoeg verhinderd was, nu zou ze de cadeautjes maar zomaar uitdelen (kleinigheidjes voor Jessica en haar jongens als fopdingen) en ik kreeg de doos. Mijn volkomen verbijstering is goed te zien op de foto’s die Jessica gemaakt heeft In de doos zat niet alleen een toeristenboek en brochures over Israël, maar ook een cheque voor reis- en verblijfkosten náár en in Israël. Goed voor twee weken met een groep of 1 week met zijn tweeën. En omdat Atie Overduin, reisleidster voor de eerste groep die met de Stichting Mi Jerushalaim er ook bij was, koos ik, totaal overdonderd door de gebeurtenissen, voor de groep. En dat allemaal, omdat ik in mijn boek geschreven had: “Ik hef mijn glaasje kruidenthee en zeg:’tot volgend jaar in Jeruzalem’, wat een normale joodse heilswens is. Die avond was ik tot niet veel meer in staat, anderen hebben mijn rol van gastvrouw op zich genomen, vooral Jessica heeft die taak op zich genomen. Velen hadden lekkers meegenomen, van mij werd alleen verwacht dat ik koffie zou zetten. Dat was dus goed gezien.
Vanaf dat moment zat de spanning er goed in. De reis naar Israël heb ik beschreven in mijn artikel “Impressies van Israël”, dat zal ik hier niet herhalen. Omdat zoveel mensen betrokken waren bij de verrassing heeft Joop Bremerman van de Molenkruier er twee artikelen aan gewijd, waarmee ik hoop alle mensen bereikt te hebben om hen te bedanken.
Maar lichamelijk en geestelijk heb ik er meer dan een half jaar over moeten doen om weer een beetje op krachten te komen. Nu, in januari 1996 pak ik weer voorzichtig een beetje de draad op. Na al die maanden alleen wat met de Mondiaal te werken en in de stuurgroep Politiek Avondgebed mee te doen. De afgelopen anderhalf jaar heeft een ander mens van me gemaakt, de verwerking van het verleden, met zijn apotheose in Yad Vashem heeft ervoor gezorgd, dat ik inderdaad dat verleden een beetje achter me heb kunnen laten en een min of meer normaal mens ben geworden. De lange maanden van thuiszitten hebben de rust gebracht, die ik zo nodig had om me weer met een toekomst bezig te kunnen houden. Een toekomst waarover ik nu kan dromen, al zal dat waarschijnlijk pas in een volgend leven zijn vervulling vinden.
Dat schreef ik dus in 1996. Nu leven we in 2010. Wat er in al die jaren gebeurd is, is te veel om eventjes in een blogje te vertellen. Maar de vele mensen die betrokken waren bij die verrassing en daardoor de verandering in mijn leven wilde ik toch even vermeld zien. En de grootste verandering was wel de verhuizing naar deze stad en het nieuwe leven dat hier kon beginnen, amper twee jaar later.