zaterdag 1 januari 2011

Vervolg retrospectie - ziekenhuis

Zomer 1999. – nog een lange weg te gaan. Totale revisie: zelfs mijn voeten worden nu nagekeken, ik word, inclusief radio-aktief hapje – door een scantunnel gehaald (drie kwartier) om mijn aderen, mijn uithoudingsvermogen, mijn hartkracht te meten en evt. te verbeteren, ik sta op het punt vier oogoperaties te ondergaan (staar aan beide ogen, de dokter wil ook de achterkant van mijn rechteroog bekijken, want er is toch iets niet goed daar; de mislukte operatie van 30 jaar geleden wordt (zo mogelijk) gereviseerd en omdat mijn bovenste oogleden ‘zwaar’ worden en hangen, wordt een dubbele ooglidcorrectie uitgevoerd.. De buren zullen dus op het huis passen en zo nodig de plantjes en de tuin begieten en de kat verzorgen. Als ik geen adequate hulp kan krijgen zal ik misschien een paar dagen in het verzorgingshuis Beth Shalom moeten gaan logeren.
De narigheden naast de hartproblematiek zijn denk ik zelf het resultaat van alle gif die ik moet slikken om het hart normaal te laten kloppen, de cholesterol te reguleren, de bloeddruk in de gaten te houden, evenals het voorkomen van klontering van het bloed (bloedverdunner dus). Plus sinds kort plaspillen, omdat het hart minder functioneert. En daarnaast dan zenuw- en slaappillen en antidepressiva. En nog steeds heb ik de illusie weer de oude Erica te kunnen zijn of worden, die nu zit opgesloten in een nooit pijnloos en altijd moe lijf. Maar ik mag niet mopperen, ik leef nog steeds. Het is zomer, ik heb een klein tuintje om vuile handen in te maken, een heel klein appartementje dat amper schoongemaakt hoeft te worden. Alleen moeten mijn hoge lichte gordijnen (wat toch echt een droom was, zulke hoge ramen), altijd dicht zijn vanwege ‘ de generaal’. Een ouwe rus, die hier woont en denkt de vrijheid te hebben me te hele dag te mogen begluren en als het hem lukt hier, net als een enkele andere buur, zomaar naar binnen te lopen of me familiair aan te raken, de griezel. Maar wandelen doe ik, bijna elke dag, hier kun je alle kanten op, er is zóveel te lopen en te (her)-beleven, dat ik nu na ruim een half jaar, nog dingen ontdek in mijn allernaaste omgeving. Nee, geen dag spijt van de verhuizing. Telefoon en –fax, antwoordapparaat en E-mail staan tot onze beschikking om met elkaar in (frequenter) contact te staan dan vroeger. En, ach, moeders, dat komt ook wel goed. Als ik nog tijd van goed leven krijg.

vrijdag 31 december 2010

ziekenhuisopname oktober-november 1996.

Dit schreef ik nog in het ziekenhuis.
Weet je dat je, in een half bewuste toestand, kunt houden van een infusomat FM, een soort regelding voor infusen. Die van mij maakt het vertrouwde snor- snurkgeluidje van mijn kat, met een zuchtje er achteraan. Het is me dierbaar geworden, dat machientje. Een miniem stukje thuis in de grote machinerie van een afdeling hartbewaking.

Het personeel hier? Dat verdient de Grote Ericaprijs voor menslievend gedrag en Wonderbare resultaten. Of een soortgelijke prijs of diploma.

Zo de kop is eraf. Morgen vertel ik wat ik hier doe.

“Iiiiiiiiii” gilt mijn ziel die stukje bij beetje door mijn neusgaten naar buiten geperst wordt. Een enorm gedreun, het heelal dat implodeert en explodeert en alle cellen van mijn lijf tot atomen uiteen doet vallen. Vanwaar die pijn, waar ben IK. Laat me toch gaan láát me toch, smeek ik. Het wordt genegeerd. Steeds weer voel ik stukjes mij verdwijnen. “Daar ga ik weer”, kan ik uitbrengen; één keer? Twee keer? Dan, met een allerlaatste dreun verdwijnt in een letterlijk ondraaglijke pijn mijn lijf en mijn ziel en ik brul het uit voor ik, mijn ziel dus, voor de allerlaatste keer deformeer, volledig desintegreer, atomen die in het heelal, het zwarte niets opgaan. Wat overblijft is een zwakkloppend hart, dat met tedere zorg omgeven wordt en ondanks zijn A-ritmiek in een paar dagen gebracht kan worden tot een zwak, maar meestal regelmatig en ritmisch kloppend hart.

Ik weet dat mijn lijf het bed benat, ik heb er geen macht over. Het wordt gekoppeld aan machines die de ademhaling en de hartkloppingen volgen en aan infusen die het leven terug moeten brengen. Ik weet dat het allemaal gebeurt. Maar mijn ziel (?) zwerft nog in stukjes rond en kan zichzelf niet vinden. Een dienstdoende vrouwelijke dokter zegt véél later, dat ze me niet heeft kùnnen laten gaan, omdat ik op dat moment in de hel zat.

Achteraf kan ik zeggen dat ik me al een tijd niet helemaal mezelf voelde. De actieve vrolijke ik werd een beetje een amechtige, veel te gauw moeie vrouw, die weinig zin meer in liefde en leven had.

Die ochtend “valt” het kopje koffie met shaggie niet goed. Pijn op mijn borst, een soort kaasschaaf die er aan de binnenkant over gehaald werd. Pijn in mijn armen, niet te beschrijven. Kan nog nèt de dokter bellen, de deur openzetten en op bed gaan liggen. Heel erg ziek laat ik me onderzoeken, een spray onder de tong geven (ik heb verdorie homeopathie voor dit soort gevallen in huis) en de ambulance bellen. Terwijl de broeders me op de brancard tillen en inriemen voel ik mijn geest vrijkomen. Van de rit naar beneden of met de sirene naar het ziekenhuis weet ik niks. Vloog ik mee naast de wagen? Ik wordt pas weer lichaam + ziel als er mensen over me gebogen staan en direct daarop de eerste inslag van een kernraket in mijn hele wezen. ‘BOEM’ en ‘iiiiiiii’ gilt mijn ziel.

In de dagen die volgen word ik onder morfine slapend gehouden. Daar heb ik morfinedroompjes bij. Een van die droompjes heeft mijn leven totaal veranderd.
Dat droompje was zo:
Een zonovergoten Israel-landschap, één heel grote brede olijfboom. In de schaduw daarvan zitten 12 rabbijnen, met van die bonthoeden op. Twee rijen van zes. Een schilderijtje waar ik lang naar lig te kijken.

Het duurde tot 1998, toen ik lichamelijk weer sterk genoeg was, dat ik naar Amsterdam terugverhuisde. Mijn moeder- en vaderstad. De stad waar ik op zoek kon gaan naar mijn verleden als Joods onderduikkind, waarover ik in mijn boek geschreven had. De stad waar ik eindelijk thuisgekomen ben.

Ik heb de moed vaak verloren. Gedacht dat ik beter kon opgeven. Het heeft heel lang geduurd voor er weer een lichamelijk en geestelijk evenwicht gevonden was… Dat kon van kleine dingen afhankelijk zijn. Bij voorbeeld het weer in die tijd. Dat bleef lang grijs, zoals de wintermaanden in Nederland vaak zijn.
Dan dacht ik:

Mist en duisternis. Het is zó stil dat ik de
mistdruppeltjes hoor vallen als zilveren kraaltjes
op een ijskristallen watervlak.
Kies ik voor leven in deze dodelijke kilheid die
al bijna zelf de dood is?

Ook in mijn hoofd slaan mist en moedeloosheid,
doodsverlangen en duisternis toe.
En als een derwish draait mijn geest om haar eigen as.
Geen leven, geen leven. Niet zó, niet zó.
Laat me in godsnaam gaan. Laat me gáán.

donderdag 30 december 2010

Retrospectie.

Dit is een heel lang stuk...
Het hele jaar 1996.

Niuwegein, 1-1-96

In mijn teruggevonden papieren dagboek schreef ik op die datum het volgende:
Het jaar begint zoals het geëindigd is, spiegelglad en grijs. ( dus ook in 1996. E.)
Wie zich op straat waagt speelt met zijn/haar leven. Het is nog vroeg, nieuwjaarsmorgen, toch klinkt op dit moment het geschraap op autoruiten. En een verre automobilist rijdt met een gangetje van zo’n 30 km per uur een onzeker jaar in.
Doodstil is het verder, geen vogel, geen vliegtuig te horen!
11.30 uur, de klok van het gemeentehuis breekt de stilte, voorzichtig, als een hand die een gordijn opzijtrekt en weer laat vallen. Ik heb net de telefoon aangezet, de bel nog niet.
Het is een dag voor retrospectief.
Dus haal ik het oude dagboek te voorschijn. Het jaar 1995 is niet geboekstaafd. Mijn agenda is afgeschaft, er zijn weinig exacte data waarop ik kan terugvallen. Maar er is veel, tè veel gebeurd, teveel veranderd het vorige jaar. In en om mij is het leven een nieuw leven geworden. En een leven met weinig pieken en veel ondiepe dalen. Ik ben vast van plan deze dagen te gebruiken voor die terugblik.
-------------------------

6-1-96

Tot zover was ik dus gekomen. En daar bleef het bij. Waarom? Dat weet ik al niet meer. Maar goed, retrospectief dus. Wat is er dat jaar gebeurd om en in mij….
Nadat in oktober 1994 mijn boek “Twee vrouwen en een jas” was uitgekomen, was ik in een beetje hectisch wereldje terechtgekomen. Interviews op radio en in tijdschriften, brieven van mensen, van bewondering tot medeleven. De vijftigste mei speelde een grote rol, waarin mijn boek dus ook een rol speelde. Het is en was een dubbel gevoel, zonder de hulp en bijstand van vriend Paul was het boek misschien niet tot stand gekomen, zonder de uitgever was het niet verschenen. En toch praat en denk ik over “mijn” boek, ach ja, het blijft mijn eigen verhaal. Min of meer voor het gemak zullen we het daar dan maar op houden, mijn dankbaarheid voor het verschijnen zelf is er niet minder om.
1995 bracht behalve veel goeds ook een hartinfarct waar ik eigenlijk nog jaren mee getobd heb.
Mijn ex-man was het afgelopen jaar afgevallen tot een normaal postuur en heeft daarvoor een paar maanden bij mij gewoond, wat voor ons beiden weer heel erg wennen was. Hij is geopereerd, heeft vijf by-passes gehad. Dochterlief en ik hebben de hele dag in het ziekenhuis doorgebracht, tot hij veilig op intensive care lag en we de familie konden inlichten dat alles goed gegaan was.
Na de ziekenhuisperiode kon hij weer voor zichzelf zorgen, werd hem gezegd.
Hij zorgt nu niet voor zichzelf, maar eet en verblijft bij zijn zus. Behalve in de weekends.. Voor hem wordt 1996 ook een nieuw begin.
Dochter is per 1-1 aan een nieuwe baan begonnen. Ze werkt èn studeert. Heeft, omdat ze een beperkte energie heeft, haar zanglessen opgegeven. Ik lever geen commentaar, maar vind het jammer, dat in de race om het bestaan een dergelijk talent wordt verwaarloosd. En daarbij twee zieke ouders.....
Wat zoon betreft schijnt er weinig of niets te veranderen. Hij woont nog steeds in zijn één-kamerappartementje, met zijn scanners en zijn computers.

De afgelopen anderhalf jaar heeft een ander mens van me gemaakt, de verwerking van het verleden, met zijn apotheose in Yad Vashem (Impressies van Israel) heeft ervoor gezorgd, dat ik dat verleden voor een deel achter me heb kunnen laten en een ander mens ben geworden. De lange maanden van thuiszitten na het hartinfarct hebben de rust gebracht, die ik zo nodig had om me weer met een toekomst bezig te kunnen houden. Een toekomst waarover ik nu kan dromen, al zal dat waarschijnlijk pas in een volgend leven zijn vervulling vinden. ;-))

Het geld, dat ik verdiende met mijn boek zou in april worden uitbetaald, maar het heeft heel veel moeite gekost om dat in juni, nog voor de reis naar Israël, verrekend te krijgen. Ik had het in drieën gedeeld, twee delen voor Paul en mij, één deel voor Ad die de tekeningen in het boek gemaakt heeft. Paul heeft er veel werk in gestoken. Maar Ad heeft zijn geld nog steeds niet. Paul en ik na veel zeuren. Het geld is niet bij mij terechtgekomen maar daar is deze fantastische computer voor gekocht, waarop ik nu, na een half jaar, eindelijk zonder al te veel stress kan werken Mijn mensen hebben veel energie gestopt in programma’s inbrengen en mij leren ermee te werken. En eindelijk durf ik, dank ook zij deze computer, tijd te “verspillen”, want urenlang spelletjes te doen. Waar ik voorheen altijd alleen maar ‘ nuttig’ dus vaak stressvol, met mijn tijd mocht omgaan.
---
Er is veel om dankbaar voor te zijn. Er is verschrikkelijk veel gebeurd dat mijn leven totaal veranderd heeft. Mijn lichaam en geest hebben alle hoogtepunten niet goed aangekund, maar ziek ben ik niet meer geworden, omdat alles wat gebeurde zo positief was. De uitgave van het boek, de eerbewijzen eromheen, de 1-aprilgrap van de reis naar Israël, de computer, het uiteindelijk terugvinden van familie van vaders’ kant…
Gerard, mijn jeugdvriendje kwam weer op mijn pad.
Een en twintig was ik, negentien was hij. We waren kinderen, amper sexrijp. Hij uit een gedegen R.K.familie, ik het eerste meisje, waarmee hij thuis kon komen en dat genade vond in zijn ouders’ ogen. Als ik Rooms Katholiek werd, tenminste. En het huishouden leerde. Voor hem werd ik R.K., voor hem ging ik in huishoudens werken als dienstmeisje. In gezinnen met acht kinderen. Ik wist van toeten noch blazen. En samen zaten we op een toneelclub. Toen die relatie na lange tijd uitraakte, begreep ik er niets van. Hij begreep in die tijd ook zichzelf niet. Wilde alleen maar weg van huis, weg van alles, wat aan thuis deed denken. Achteraf voel ik nog steeds de benauwenis van dat R.K.-orthodoxe gezin.
Maar nu, 37 jaar later, kreeg diezelfde Gerard een krantenknipsel over mij in handen, hem toegestuurd door zijn nicht, die in N. woont. En hij kocht mijn boek. En nam contact met me op. En ‘klik’ deed het in onze hersens, toen we elkaars stem weer hoorden.
Tja, en dat daar dan toch weer een einde aan komt lag ook in de lijn der dingen…
--

nogmaals: 26 december 1996, dus.
Een (bijna) vol jaar geleden . Ben benieuwd of ik er een gewoonte van kan gaan maken hier twee maal per jaar wat op te schrijven. Kàn maken, want inmiddels ben ik hartpatiënt geworden en momenteel is ook mijn spijsvertering een rotzooitje, waardoor ik me helemaal een wrak voel, soms te moe om nog een dag voort te leven. En omdat retrospectie (alweer) veel te vermoeiend is momenteel, beperk ik me dus tot een stukje dat ik gisteren in een notitieblok schreef.

Uit: Toch is er hoop. Van Robert Veninga (blz. 46)

Fase 5: Aanvaarding.

Degenen die over hun psychische nood heen gekomen zijn leren het feit te aanvaarden dat ze een groot verlies hebben geleden.
Maar laten we duidelijk zijn over wat ‘aanvaarding’ betekent.
Aanvaarding betekent niet ‘vergeten’, hetgeen een ontkenning zou zijn van de betekenis van de crisis. Aanvaarding houdt ook niet in dat het verdriet wordt gecamoufleerd. Met aanvaarding wordt evenmin bedoeld het ophalen van de schouders en zeggen: ‘ Maar wat kan ik anders doen dan de situatie aanvaarden?’
Aanvaarding van een tragische gebeurtenis berust op het begrijpen van twee denkbeelden uit de Indiase filosofie. Het eerste is duragraha, het tweede satyagraha.
Duragraha betekent onverzettelijkheid. Het houdt in dat je moet leren leven met je lijden. Het is, volgens Mohandas K (Mahatma) Ghandi, een ‘hardheid van het hart’. Iemand die leeft naar duragrha neemt afstand van het menselijk lijden. De houding naar buiten toe is:’ Ik kan mijn probleem wel oplossen’. En ‘iedereen heeft problemen’. Of ‘je moet gewoon verder’.

Maar als satyagraha je leidraad is, ga je volkomen op in wat het leven te bieden heeft. Als er slechte tijden komen barst je in huilen uit en je bent soms overweldigd van verdriet. Je realiseert je de omvang van hetgeen verloren is. En je weerstaat degenen die willen dat je het verleden vergeet en aan de toekomst gaat denken.
Maar satyagraha betekent ook het genieten van de vele vreugdevolle dingen om ons heen. Satyagraha houdt in dankbaar zijn voor de genegenheid van vrienden en het troost vinden bij de vriendelijkheid van vreemden. Het betekent het verwelkomen van alles wat hoop biedt. Maar bovenal betekent satyagraha het vergeven van de onrechtvaardigheid - en van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn geweest.
--

Eerste Kerstdag 1996 dus.
Hoera, denk je, de donkere dagen voor Kerstmis zijn weer voorbij. Ik ben opgestaan vóór zonsopgang (wordt rond negen uur verwacht), de hemel is eindelijk weer eens helder. Dat belooft wat. Ik zit voor het raam, tot veel anders ben ik nog niet in staat. En ik kijk naar buiten. De afgelopen tijd ben ik hartpatiënt geworden, nog niet lang uit het ziekenhuis, te zwak om meteen de dag te beginnen.
Ik ben ruimschoots op tijd om de hemel te zien ontbranden Er komen een paar wolken aangedreven die de rode en oranje gloed die van de einder komt, verspreiden over de hele oostelijke hemel. Nog even en een grote gloeiende zon zal boven de kim verschijnen.

Er zal LICHT zijn na zoveel weken van halve duisternis!!!

Maar dan zie ik de vlammen doven en opnieuw ontbranden.
De zon komt op als in een triomfantelijke intocht van deze nieuwe dag. Ademloos moment…. Volkomen stilte rondom, wat vleermuizen op weg naar hun slaapplaats, wat wiegende zwijgende vogels in de lucht.
Maar dàn! Dit verschrikkelijke ogenblik: de opkomende zon wordt verduisterd door de uit het kille Noorden opkomende wolkenbank; eindeloos lang. En in enkele minuten is de hele oostelijke hemel gevuld.

De zon komt niet meer terug, is verdwenen voor zij zich echt heeft laten zien.
En in mijn ogen en mijn hoofd dooft de beloofde gloed voor zij zichtbaar is geworden. Opnieuw dus een grauwe dag, koud, kleurloos, zonder uitzicht op terugkerend licht.
Dit is dus eerste Kerstdag 1996.
---

Zondag 29 december 1996.
Weer een dag van hartkloppingen, misselijkheid, enz. enz.. Zes uur wakker, twee uur gewacht tot ik in staat was op te staan, twee uur voor ik me kon gaan aankleden. Iets anders is er niet. Douchen, aankleden, iets eten, veel medicatie, vaatje en wasje wegwerken. Dat is het uiterste. Een wandelingetje of zo betekent al dat ik de rest van de dag uitgeteld op de bank lig.

Wat een leven!!! Heb ik het even getroffen dat ik het overleefd heb, denk ik dan. En hoe lang dit zal duren, zal ik weten of ik dit inderdaad overleef, dat het inderdaad binnen een jaar beter is?
Tot overmaat van ramp sneeuwt het. Grauw en misselijkmakend als het leven zelf op dit moment. Ik beloof mezelf morgen even naar naar de hartpoli van het ziekenhuis te gaan en proberen uit te leggen hoe beroerd ik me voel.
-----------------------------

Inmiddels is het bijna 2011. En heb ik overleefd. Ben zelfs verhuisd. En heb weer een redelijk actief leven.
Wie had dat kunnen denken…

woensdag 29 december 2010

't Jaar heeft haast zijn loop volbracht...

Mijn hoofd zag er zo verwaarloosd uit dat ik me niet langer zonder muts of hoedje durfde vertonen. En zeker niet zo het nieuwe jaar wilde beginnen. Even naar de brievenbus, dan das om en hoed op.
Dat kon niet langer zo. Toen ik een van de buren tegenkwam op een moment dat ik zonder hoed liep schaamde ik me verschrikkelijk voor mijn hoofd.
Dus het gezegde indachtig van ‘ als je haar maar goed zit’ ben ik er op de eerste dag van doorzettende dooi op uitgegaan. Zonder spijkerzooltjes. Het was best te doen, maar op de bruggen moest ik wel op de rijweg lopen. Want net als verleden jaar was op de hoge bruggen niet gestrooid. Hoewel er het hele najaar een kist met strooizout bij de leuning van de Vaz Diazbrug stond.
Het Rembrandsplein is overdag vrij sfeerloos. Misschien omdat er geen muziek, laat staan passende muziek voor de ijsbaan, is. Want de boompjes zijn nog steeds verlicht en het winterwonderland dat ze gebouwd hebben ook, Het is jammer dat het een flop genoemd wordt, dat zou niet gehoeven hebben.
Maar goed, ik ben er heelhuids langs geslibberd… tramlijn 4 rijdt nog steeds niet, dus moest ik lopen naar de kapper. Hier waren de bruggen dus wel beloopbaar. En de stoepen ook. Bij de bakker kerstkransjes gehaald en bij de kapper geponeerd. Er was weer veel werk aan dat haar van mij maar toen ik na ruim 2 uur de deur uitging voelde ik me wel een ander mens.
De rust en ontspanning hadden me weer genoeg moed gegeven om ook andere boodschapjes te doen, dus ik was er vanmiddag wel heel echt helemaal uit. Flink wat gelopen en gesjouwd weer, met volle bepakking dus…;-)) En de laatste halte maar de tram genomen. Ik zag bij deze temperatuur rond het vriespunt een meisje lopen met blote armen, alleen een bodywarmer aan. Niet goed wijs zeker is je eerste gedachte. Even daarvoor, op de hoek van het Rembrandtplein was ik een groepje jongens gepasseerd….. de soort ‘ rotjongetjes’ in glimmende zwarte jacks met dikke bontkraag, die we hier zo goed kennen. Ze stonden in een kringetje zo dicht op elkaar dat ik niet kon zien wat ze aan het doen waren. Of ze iets aan het verdelen waren of met iets anders ondeugends bezig waren. Maar in het voorbijgaan meende ik wiet te ruiken. Dus misschien waren ze alleen opvallend stiekem een stickie aan het roken…. Als je zo’n groepje ziet ga je vanzelf opletten……
Eenmaal thuis was ik zo moe dat ik de rest van de avond verslapen heb. Je verliest in zo’n paar weken thuiszitten wel meteen een hoop conditie.

Het was een eenzame kerstmis dit jaar. De radio en de tv boden heel wat afwisseling gelukkig. En dochterlief had, zo ziek als ze was, nog allerlei lekkere dingetjes en tijdschriften voor me gehaald. Maar om mij niet aan te steken bij me voor de voordeur gezet. En eenmaal thuis belde ze dat ik maar bij de voordeur moest kijken… Het is een schat van een meid. En ik ben heel dankbaar. MAAR DAT HAD ZE MET DAT ZIEKE LIJF TOCH NIET MOETEN DOEN……;-)
Hoewel ik ook dankbaar ben voor de heel veel mooie kerst- en nieuwjaarswensen, verving dat niet het bijzijn van geliefde mensen. Dit schrijf ik niet voor mezelf, ik weet dat tenminste twee lezers zonder partner de feestdagen moesten zien door te komen.
En op Heiligenabend, Kristkindabend, kerstavond zoals wij de 24ste december al lang noemen, zou mijn dochter met mij uit eten gaan n.b. bij Olga, het ‘nieuwe’ biologische restaurant op de hoek net over de brug aan de andere kant.
Maar vrijdagavond kwam ze ziek uit haar werk en die arme meid heeft de feestdagen beurtelings liggend en zittend doorgebracht. Koorts, pijnlijke botten, pijnlijke huid… enzovoort. Veel kamillethee drinken, als het erin ging iets eten…. Enfin, zoals griep werkt.
Maar met telefoontjes en mailtjes en sms-jes heeft ze de moed erin weten te houden en vandaag kon ze weer echt even naar buiten. Gelukkig.
Het duurde lang voor ik van mijn zoon een regeltje email ontving. Ik had twee dagen geprobeerd hem per telefoon te bereiken, maar die bleef bezet en de gsm stond niet aangesloten. Ten einde raad maar een mailtje gestuurd daarover. En gelukkig kreeg ik een even kort mailtje terug: Niks aan de hand. Telefoon staat gewoon aan. Dat laatste, moest ik hem weer mailen , was dus niet waar. Maar verder kreeg ik geen antwoord meer. Ach ja, kinderen kunnen je ontgroeien en daar heb je maar genoegen mee te nemen al begrijp je niet alles.
Nog steeds ben ik blij met het lichtscherm dat ik voor mijn verjaardag (in hoogzomer) kreeg. Een perfect middel om in deze donkere tijden een paar uur per dag aan te zetten om niet echt in een depressie te raken. Zeker als je lichamelijk ook niet echt 100% bent. Een dipje had ik wel….

Nu de ergste narigheid buiten voorblij lijkt, voorlopig althans, is mijn stemming goed verbeterd. Ik ben niet langer opgesloten. Ik tel mijn zegeningen weer die ik bijna vergeten was.

Nu gaan we de laatste dagen van dit jaar tegemoet treden en vooral hoop voor de wereld en onszelf en onze vrienden voeden voor dat komende jaar.
En ook het nabije verleden overdenken. Dat soms nabijer is dan we zouden willen.

Mijn Buurman is overleden en zijn huisje is nog steeds niet bewoond. Wel al gerenoveerd. Nog steeds, als ik wat lekkers in huis heb is mijn eerste gedachte, dat ik hem iets kan brengen. Als ik thuis kom na uren afwezigheid, belde hij over wat ik gedaan had en wat ik had meegemaakt.
Buurman kon al langere tijd niet meer weg en had op die manier ook een stukje ‘ leven buiten de deur’ …. Ja, ik mis hem nog.

Daarbij wil ik zeker niet uit het oog verliezen dat ik sommige mensen verdriet heb gedaan. Ik heb daar oprecht spijt van en hoop dat er iets goed gemaakt kan worden.
De vroegere vrienden, die mij kwaad gedaan hebben heb ik al lang vergeven, maar vergeten is moeilijker. Want het vertrouwen is verdwenen. En dat herbouwen is moeilijker dan vergeven.

Zo nemen we afscheid van een jaar waarin we onze eigen levenslessen moesten leren, verliezen moesten incasseren.. moed opbouwen om een nieuw leven te creëren en er onze nieuwe weg en levensvreugde bij te vinden.
Ik hoop dat iedereen die dit leest, in het nieuwe jaar inderdaad een nieuw leven leert leven en levensvreugde kan ontplooien.
Ik wens iedereen een heel goed, gezond en zorgenloos jaar toe.