zondag 11 juli 2010

Siësta

Tijdens de hete dagen zijn de siësta’s die ik me veroorloof geestelijke en lichamelijke oases. Droom- en troostrijke pauzes in de dag die ik, soms meerdere uren, slapend op mijn bankbed doorbreng. In het holletje van mijn knieën ligt dan een even luie Pika te slapen.
Soms is de droom weg bij het ontwaken, maar het moeten wel altijd goede dromen zijn want het wakker worden gebeurt rustig en opgewekt. Soms duurt het uren voor ik weer goed op gang kom. Maar dat kan ook aan te temperaturen liggen. Of aan het feit dat er momenteel niets moét. Misschien speelt de leeftijd mee...
Vandaag maakte ik in mijn middagdroom een treinreis. En gezien het feit dat ik veel medereizigers leek te kennen, niet voor het eerst.
De reis ging door een heuvelachtig landschap. Achteraf lijkt het op Oost-Europa... Met ouderwetse houten coupé's... Er reizen vrouwen mee in Oost-Europese ouderwetse lange rokken, mannen in driedelige, maar ouderwetse pakken. Een jonge moeder, die haar kleintje op de grond of op een bank zet, om bewonderd en aangehaald te worden door alle aanwezigen. De reis duurt lang, ik zie het kindje groeien. Een mooi kind met zwarte krullen en ogen. Ik spreek een man, die het raar vindt dat een vrouw hem durft aan te spreken... een geleerde, iemand die ik op vorige reizen (!) ook meegemaakt moet hebben. Maar we kennen elkaar niet. Er zijn nog meer mensen, grotendeels gekleed in de kenmerkende boerenkleding van Midden- of Oost-Europa.
Een grote zwarte hond met krulhaar, die me bij mijn hé... gebreide zwarte vest grijpt waardoor ik zie dat ik nèt zo gekleed ben als de anderen....
En een klein wit paardje, dat zich gedraagt en gehoorzaam kunstjes doet als een hond, tot plezier van iedereen. Jawel, allemaal in die treincoupé. Manden met tomaten en paprika's en komkommers en broden...

Maar (nog steeds in mijn droom) als ik bij mijn halte kom moet ik kunnen uitstappen. Maar ik ben in slaap gevallen en kan me niet bewegen en niemand voelt zich geroepen me te helpen. Maar blijft toekijken. Gelukkig blijft die trein lang genoeg staan zodat ik uiteindelijk met heel veel moeite uit de hoge uitgang kan springen en in het grind ernaast terecht kom. Op het grindweggetje naast de bielzen staan veel mensen, wachtend. Er komt een platte kar aan getrokken door twee paarden. Daarin zit een jong echtpaar, kennelijk net getrouwd, gezien de bloemenkransen in hun haar Ze laveren levensgevaarlijk tussen de mensen door. Er staat een stationsrestaurant waar we naar binnen moeten.
Maar vóór ik weet of we daar eten dan wel feest gaan vieren of dat we daar moeten wachten op de volgende trein, verandert er iets aan mijn droom.
Ik ben aan het strand nu. En kijk uit over de zee, rotsen in zee en niet al te ver weg, een andere kust met een gebouw. En daar, weet ik, is mijn eindbestemming van deze reis. Ik ga dus niet met de anderen verder. Ook niet terug nee. Dus zeg ik iedereen gedag. Gewoon door te zwaaien. Geen gekus of handjesgeverij. Maar voor ik iemand kan vinden die me naar de overkant kan brengen ... komt langzaam een einde aan de droom. Ik begin wakker te worden en probeer, voor ik mijn ogen open de droom vast te leggen in mijn hoofd. Het laatste beeld, dat van het strand, is als een mooi schilderij van Isaäc Israels.
Dan kom ik met veel moeite overeind. In huis is het nu warmer dan buiten, dus de tuindeuren kunnen weer open, En dan wil ik die bijzondere, mooie droom vastleggen, maar ik kan niet schilderen. Dus schrijf ik het maar op.... Een vreemd blogje hoor.