zondag 14 september 2008

Tien jaar na dato.

Op aanraden van mijn lieve dochter plaats ik het onderstaande toch maar in mijn dagboekje. Het was eigenlijk alleen voor de familie bestemd. En ze vraagt zich af waarom het hier niet staat.
Dus bij deze

Soms vraag ik me af wat me aan een land (met grenzen natuurlijk) bindt.

Waarom ik naar Amsterdam verhuisd ben…

Waarom ik nergens anders zou kunnen wonen…

Ik denk zelf nu, dat als ik een veilige jeugd had gehad, loslaten van verleden misschien gemakkelijker geweest zou zijn.. Al die emigranten van de vijftiger jaren…. Oorlogskinderen dus, hadden die, algemeen gesproken, een veilige jeugd? Ik denk het niet. Toch zijn ze helemaal geacclimatiseerd, zijn thuisgekomen, al willen ze nog wel eens voor een korte vakantie naar Nederland.

En al die Joodse kinderen die na de oorlog, met of zonder teruggekeerde ouders, maar over het algemeen wezen geworden waren, op Aliya gingen, emigreerden naar Israel.. hadden die zo’n veilige jeugd gehad?

Ook niet. En het is dat ze soms een paar familieleden in Nederland hebben, anders hadden ze geen reden om zelfs maar voor een korte vakantie hierheen te komen.

Dus misschien heeft verandering van land of woonstee (behalve uit armoede of wegens direct oorlogsgeweld) toch wel te maken met veiligheid in de kinderjaren.

Voor mezelf is verhuizen naar Amsterdam hetzelfde geweest als eindelijk thuiskomen.

Na zoveel omzwervingen vanwege de oorlog en het aanpassingsvermogen dat na de oorlog noodzakelijk was en bleef, was ik daar, waar ik mijn huis had, ook thuis.

Tot een hartinfarct en het daaruit voortvloeiende herstelproces me zozeer op mezelf terugwierp dat zelfs mijn huis geen veiligheid meer bood. Het begrip veiligheid hield toen ook de vanzelfsprekendheid van overleven niet meer in. Ik was voor de tweede keer gescheiden, mijn relaties liepen stuk.

Mijn twee kinderen waren zelfstandig geworden, de derde, de oudste, was gestorven en zeker in die eerste tijd na mijn ziekte hoefde ik niks meer.

Tot het lichaam zich heel langzaamaan herstelde. En het vertrouwen in overleven terugkwam. Maar het huis had geen veiligheid geboden. Zoals geen enkel huis voordien blijvende veiligheid had geboden. Het vertrouwen in mijzelf, mijn lijf en mijn toekomst was weg.

Al was ik totaal onbewust van die achtergrond. Ik kon ook niet meer vluchten in mijn vrijwilligerswerk.

Ik gaf het op.

Mijn vroegere echtvriend bracht me naar een psychiater, het ging niet meer. De psychiater, die me ging begeleiden leerde me weer bewust te gaan denken en bracht mijn oude strijdlust weer boven. Het was in die tijd dat ik ‘naar huis terug’ wilde. Naar waar ik vandaan gekomen was. Amsterdam dus. Laat, ik was de zestig al gepasseerd. Maar toch heb ik doorgezet. Ik kon een piepklein appartement huren binnen de grachtengordel, maar vanwege het ontbreken van luxe toch redelijk goedkoop, zeker voor Amsterdamse begrippen.

Het was een huis met een Joodse geschiedenis van 100 jaar. En ik ben nog steeds dankbaar voor dit appartementje, dat me past als een latex handschoen. ;-)

Ik heb de hele inrichting van mijn oude huis via de veiling verkocht. Al mijn mooie meubeltjes, die hun eigen geschiedenis hadden. Eigenlijk weinig of niks meegenomen naar het nieuwe huis. Ik heb een lening gesloten en ben teruggegaan naar mijn vaderstad. Waar ik ook met mijn moeder heb gewoond.

Vooral de eerste twee jaren, toen door alle inspanning en emoties het lijf een enorme terugval kreeg, had ik een vreemde associatie met een tijd toen Joodse mensen hun karren oplaadden en vertrokken, op weg naar een onbekende toekomst. Maar met de hoop op een beter, veiliger leven.

Dat laatste heb ik zeker gekregen. Tien jaar na dato kijk ik terug. En ben dankbaar voor de veiligheid en de rust die eindelijk ook mijn deel zijn geworden.

Hier ben ik oud aan het worden. Hier is ook de hulp die ik nodig zal hebben als ik tè oud word om het leven alléén aan te kunnen. En hier wil ik, zonder angst, sterven als mijn tijd gekomen is.