zondag 25 juli 2010

Meer dan twaalf jaar geleden geschreven.

Nu ik toch bezig ben met oude stukjes in veiligheid te brengen wil ik ook verder gaan daarmee. Voor de familie is het onderstaande allemaal bekend, naar ik zet het toch in het dagboek. Het onderstaande schreef ik dus eind 1997, oud nieuws dus….

30/11/97.

Vannacht droomde ik dat ik in het ziekenhuis een hart-long-onderzoek moest ondergaan. De vrouwelijke specialist vertelde me dat ik naar huis kon en dat ze de huisarts wel zou inlichten, die mij dan wel zou inlichten. .. Zo gaat dat ook.

Maar de droom ging verder: de volgende dag, R. is gezellig op bezoek, wordt er gebeld en die specialist vertelt me dat ze slecht nieuws voor me heeft. Het is niet goed met me, ik moet me voorbereiden op het einde. Ze is boos en opstandig, omdat zij mij dat slechte nieuws moet brengen. Voor mijzelf is er het gevoel dat mijn dodelijke vermoeidheid dus een lichamelijke oorzaak heeft (sic!)). En hoe vertel ik het de anderen en doé ik dat wel?! Dan schrik ik wakker.
- - - -
Vanavond viel ik bij het zappen met mijn neus in de boter: de dokter vertelde een man dat zijn hart versleten was, dat er niets meer aan te doen was en dat hij zich moest voorbereiden . . . enz.. “Doe nu wat je altijd nog wilde doen, carpe diem tot die tijd, pluk de dag”.
Tja. . . Er IS dus niets meer dat ik persé nog wil doen en bovendien ben ik er te moe voor. Ik heb min of meer het gevoel dat alles is afgelopen. Hoewel de assistent-huisarts mij deze week vertelde dat ik weliswaar een groot infarct heb gehad en dus veel (energie en zo) heb ingeleverd, maar de ECG zag er goed uit, bloeddruk was weer op redelijk peil (was veel te laag), pols vond ze goed. Een bloedonderzoekje naar bloedarmoede en schildklierwerking en evt. ouderdomssuiker moet een laatste zekerheid geven. Dan kan het alleen nog aan de medicijnen liggen . . .? Misschien te licht? Of juist te zwaar? Of zoiets?

Het bleek dus aan de medicijnen te liggen, o.a. te veel bloeddrukverlagers. Enkele weken na de halvering van de medicatie is die bloeddruk op redelijk peil: 130 - 80.
Geen bloedarmoede, geen ouderdomssuiker, trage schildklierwerking heb ik altijd al gehad. Nu zijn er nog maar weinig dagen dat ik wakker word met het gevoel de dag niet te zullen overleven vanwege de duizeligheid en de dodelijke vermoeidheid waarmee ik de dag moest beginnen. Het J.G.G. heeft me in behandeling genomen voor de depressie (oorzaak of gevolg??) met Aurorix, loramet en oxazepam (spierverslapper tegen de pijnen in mijn armen). Ik functioneer weer!

En besef temeer dat aanvaarding ook inhoudt de moed om er alsnog het beste uit te halen en van te maken, dus niet neerleggen bij bestaande situaties maar doorvechten voor elke mogelijke verbetering. Soms tegen wil en dank, maar daarvoor heb ik dan ook de persoonlijkheid van een pure overlever. (apr. 98)





Tijdens het reanimeren ben ik bij kennis. Blijkbaar is er geen tijd geweest voor anesthesie. Mijn ‘ziel’ is een bewustzijn, dat tijdens het reanimeren terechtkomt in een pikzwarte duisternis, bestaande uit angst, ANGST, ANGST!! Die ziel van me explodeert, implodeert, valt uiteen in atomen die in het niets verdwijnen. Ik zal niet letterlijk gebruld hebben, dat kan haast niet. Het is twee en een half jaar geleden gebeurd en het duurt nu dus al twee en een half jaar, dat ik het gevoel heb niet meer compleet te zijn. Mijn lijf is compleet. Mijn hart is grotendeels genezen, althans de verwachting is dat ik zo’n 70% restcapaciteit heb. Vanwaar dan dit gevoel iets essentieels kwijtgeraakt te zijn in de reanimatie? Zeven ‘klappen’ heb ik gekregen voor ik weer terug was en mijn bewustzijn niets anders bleek dan het bewust zijn een zwak kloppend hart te ‘zijn’. Vier dagen ben ik onder de morfine slapend gehouden. Dagen die achteraf mede levensbepalend bleken te zijn, vanwege de morfinedroompjes.

Ik was een politiek en maatschappelijk actieve vrouw. Ik schreef artikelen en columns voor een blaadje, dat plaatselijk uitkwam. Was lid van een literaire club, want ik had een boek geschreven:’Twee vrouwen en een jas’, (uitverkocht en niet meer te koop) dat plaatselijk, maar ook landelijk, veel publiciteit kreeg. omdat ik waarschijnlijk een van de eersten was die zo'n soort oorlogsegodocument geschreven had.

Na deze ervaringen ‘hoefde’ ik niets meer. Al het (vrijwilligers)werk werd opgegeven en ik ben naar Amsterdam, de oude Jodenbuurt, verhuisd. Een wijk waar ik mijn vroegste jeugd heb liggen. En hier, heb ik het gevoel, ligt mijn thuis en mijn eindbestemming (tenslotte ben ik van de week 64 jaar geworden). (Sjonge, dit schreef ik meer dan 10 jaar geleden al dus)Familie en vrienden heb ik in Nieuwegein achtergelaten. En hier pak ik, heel voorzichtig en bescheiden, weer een beetje vrijwilligerswerk op.
De noodzaak voor de verhuizing werd lang daarvoor ingegeven door één van de morfinedroompjes, met name het droompje van de enorme olijfboom op een heuvel in Israel, waaronder twee banken stonden waar 12 chassidische Joden op zaten te benschen… ofwel te bidden uit het Boek, en het bovenlichaam in opperste concentratie van voor naar achter wiegend. De betekenis van het woord benschen kende ik toen niet eens…

Wie de andere ervaringen erbij leest, moet wel tot de conclusie komen dat, wat voor mij een B.D.E. is geweest, de aanleiding is geworden tot een volkomen omslag in mijn leven. Een thuiskomen, een rustig leven van een gewone oudere vrouw. Ik mag zijn die ik ben, zonder nog te hoeven bewijzen, dàt ik er mag zijn. (onderduikkind, joodse overlevende en gestichtskind) Maar de oude enthousiasmerende, geïnspireerde Erica bestaat niet meer. En er zijn dagen dat ik me afvraag, waar die rest van mij is gebleven. Is het gek, dat ik dan denk aan die atomen, die tijdens die explosies en implosies in het niets verdwenen? Kan een deel voorgoed verdwenen zijn? Er zijn mensen, die zeggen, dat de ziel inderdaad incompleet is na zo’n ervaring. En ook had ik het altijd over ‘Vogeltje’, de inspiratiebron die op mijn schouder zat en me altijd de juiste woorden influisterde. ‘Vogeltje’ heeft sedertdien ook niet meer op mijn schouder gezeten. . . .
. . . Of misschien is het wel een opgelopen hersenbeschadiging, die niet zozeer mijn intellect, als wel mijn literaire zeggingskracht voorgoed (?) heeft aangetast.
Ik kan niet zeggen, dat ik over het algemeen ongelukkiger ben, al wil het lichaam niet altijd meer zo goed mee. Er is eindelijk een zekere rust voor in de plaats gekomen, zoals ik schreef. Toch, ik kan het niet laten om te hopen, dat deze weg die ik heb moeten gaan, nog ergens een doel heeft gehad.