zondag 1 augustus 2010

Een bijzonder mens is niet meer...

Beste buren,

Het is met verdriet dat we jullie in kennis moeten stellen van het overlijden van onze zwager en onze buurman

Jules B.

Jules werd maandag ziek en is dinsdagavond laat in het OL.V.G. overleden.
Petra Z., zijn schoonzuster.
Erica v.B. en R. S. zijn tot zijn opname dinsdagavond in het ziekenhuis bij hem gebleven. Maar we konden niets meer voor hem doen.
Petra heeft hem uitgeleide gedaan en is er tot het laatste ogenblik bijgebleven.

De crematieplechtigheid zal plaatsvinden a.s. Dinsdag 3 augustus…. Enz. enz. .

A., 29 juli 2010


Mijn goede buurman aan het atrium is dus gestorven. En nog vóór de crematie moet het huis leeggemaakt zijn. Schoonzusje heeft een hotel en dit is de drukste tijd van het jaar, dus zo snel mogelijk moet het zakelijke allemaal achter de rug zijn. Ook het leegmaken van het huis. Daarna kan er tijd gemaakt worden om te rouwen.

Het doet me denken aan het overlijden van mijn eigen vader. Er was ook daar niets goed voorbereid, ook de verzekering niet. En als enige nakomeling was het mijn taak voor alles te zorgen. De begrafenis staat in mijn geheugen gegrift. Er was geen geld voor kaarten en hij kreeg alleen een advertentie in het Parool. Er was ook geen geld voor volgauto’s. Op de dag zelf was het alsof de hemel meehuilde.
Bij de begraafplaats was een restaurantje. We kwamen met het hele gezin met de eigen auto aan en wilden daar voordien was warms drinken. Daar zat een oude dame in dat restaurantje. Ze had iets in haar handen en keek telkens van dat voorwerp naar mij en van mij naar dat voorwerp. Ineens stond ze op en kwam naar me toe. En duwde met een abrupt gebaar iets bijna tegen mijn gezicht: ‘Kent u deze vrouw?!’ Met een schok herkende ik de foto die later als voorkant op mijn boek zou prijken, het boek Twee vrouwen en een jas. Mijn moeder als knappe jonge vrouw met mij als kleuter tegen haar aanleunend. Ik keek de vrouw aan, een kleine dikkige vrouw zoals ik nu zelf ben. En ik herkende de hartsvriendin van mijn moeder, ‘tante’ Jo. Ik had haar het laatst gezien toen ik nog die peuter was, hooguit 6à 7 jaar. Maar die grote bruine ogen... Die ogen van haar waren het enige dat niet veranderd was.
Behalve dat ik mijn vader ging begraven dus ook deze ontmoeting met alle herinneringen die dat boven bracht.

Tante Jo had een cadeau voor me meegebracht. Een vaas, een ronde vaas in kleuren die van bruinrood overging in vaal donkergroen. Die moest ze nog van mijn moeder aan mij geven. Een vaas die dus nog van mijn in 1942 vermoorde moeder geweest moest zijn. Een lege vaas. Op dat moment was ik helemaal overdonderd. Maar tante Jo moest vlug weg, want haar man mocht niet weten dat zij hier zat. Maar in het afscheid nemen vertelde ze nog dat ze de overlijdensadvertentie in de krant had gezien en dat ze eigenlijk altijd verliefd op mijn vader was gebleven.

Direct daarna moesten we naar de ingang van de begraafplaats want daar kwam de auto met de kist met mijn dode vader al snel aan. Maar een handjevol mensen liep met ons achter de kist aan… De hemel huilde mee. We konden ons zelfs geen aulabijeenkomst veroorloven in die tijd. En ook bij het graf bleef het stil. Ikzelf en mijn gezin waren totaal door elkaar geschud door alle gebeurtenissen.
Na de begrafenis was er nog steeds veel te regelen en te doen, en het was dagen later dat ik de laatste papieren weglegde en tegen mijn man zei: ‘mag ik nú huilen?’ Waarop direct daarna een enorme gierende en lang aanhoudende huilbui volgde.
Achteraf realiseerden we ons dat mijn moeder nooit een vrij waardeloze lege vaas afgegeven zou hebben aan haar vriendin met de opdracht die voor mij te bewaren. Mijn moeder is op straat opgepakt indertijd. En het vermoeden is en is gebleven dat ze alle kleine dingen van waarde en waarschijnlijk meer, uit ons huis heeft gehaald en zoveel mogelijk in die vaas ‘in veiligheid’ heeft gebracht. Ik kan het haar niet kwalijk nemen, ze moest in die oorlogs- en hongerjaren 8 kinderen in leven zien te houden. Maar toch……

En nu wordt mijn buurman begraven en ook hij stond dicht bij me. En ik ben blij dat ik de kans krijg mee te helpen het huis van Buurman leeg te maken. Hoewel de familie veel harder werkt, vooral het schoonzusje, heb ik toch het gevoel het verdriet een beetje op te schuiven.
En zelfs heb ik een paar dingetjes in veiligheid te kunnen brengen vóór ze worden weggegooid of naar de kringloop gaan. Voor de beeldjes, die geen geldelijke waarde hebben, heb ik wel mensen die ze bijzonder op prijs zullen stellen. Een enkel dingetje blijft bij mij. Een hele verzameling oude ansichtkaarten moet ik nog uitzoeken en die gaan naar tehuizen over de grens voor activiteiten op ‘artistiek’ gebied.

Ik heb voor de crematie een klein en persoonlijk toespraakje geschreven.
En aangezien niemand dit zal lezen die daar ook aanwezig zal zijn wil ik het nu al kwijt.

Er is een bijzondere Amsterdammer doodgegaan.
Een bijzonder en aansprekend mens in alle betekenissen van het woord.
Hij werd door iedereen aangesproken en sprak zelf ook iedereen aan. Hij had verhalen waar een journalist of schrijver jaloers op zou kunnen zijn. Tenminste, als het alleen om de verhalen ging die hij wilde vertellen. Er waren ook honderden verhalen die hij nooit aan iemand zou vertellen. Hij had een turbulent leven waar hij pas de laatste jaren een beetje van tot rust kwam.
Maar de sterke verhalen verdwenen niet. En ook zijn sociaal actieve leven wilde hij hier graag voortzetten in zijn belangstelling voor alles wat ons huis betrof.

Twaalf jaar zijn we goede vrienden geweest. De enige mens met wie ik echt ruzie kon krijgen. En die het weer kon goedmaken met een welgemeend: Sorry Erica. Kon ik ook hoor, als het nodig was.
J. heeft inderdaad verschrikkelijk veel meegemaakt. Dat wist hij goed te verbergen. Maar het lijf vergeet niet. En het lijf liet hem in de steek, toen hij jaren geleden kanker kreeg. Wel een kanker waaraan hij niet zou sterven.
Sterven doe je elke dag een beetje. Maar ook hierin was Jules bijzonder.
Hij deed er twee dagen over. Wij zagen hem wel achteruitgaan, maar hij zelf wilde daar niet aan.
Zijn voorlaatste avond sloeg pijn toe. En de nacht was zwaar voor hem.
Ik merkte dat hij niet zoals anders routinematig gehandeld had bij het ingaan van de nacht. Toen ik de volgende dag zoals gewoonlijk tussen 12 en 1 uur even aan het raam kwam om te zien of alles goed was, waren de gordijnen nog gesloten. Dat kon niet….. Hondje had uitgelaten moeten zijn en rond die tijd scharrelde hij een beetje in de keuken om zijn lunch te maken of zat hij al te eten. Elke dag rond die tijd moest ik even weten dat alles goed was, als ik dat niet deed kreeg ik prompt een telefoontje of ik ziek was of me zo lang verslapen had.
Dus toen ik binnen ging kijken vond ik hem…..te ziek om te kunnen reageren of iets te kunnen drinken. R. St. werd er meteen bij gehaald, De heer St. is verpleegkundige geweest. We besloten om het nog even aan te zien en te proberen hem wat te laten drinken. Maar dat lukte niet. En dus moest hij wel de doktersdienst bellen. Die bestelde meteen een ambulance. Zijn schoonzusje, enige nabestaande, werd gebeld en zij ging meteen door naar het ziekenhuis. Wij konden alleen wachten op telefoontjes. En rond middernacht kwam dat.
J. is niet gestorven aan zijn ziekte, maar aan zijn hart.

Onze hoop is dat hij nu de rust vindt die hij tijdens zijn leven niet had.