zaterdag 20 september 2008

Een paar dagen niet geschreven is

een paar dagen geen herinneringen bewaard…


Zonde eigenlijk, maar er is gewoon niks van gekomen, moe en heel moe van die pijnlijke pootjes geweest. En down omdat het machien niet wil werken zoals ik dat wil. Zelfs het simpele opstarten van Word gaat met moeilijkheden gepaard. Er is nog steeds geen virus, trojan, worm of wat dan ook gevonden. En defragmenteren met het speciale programma doe ik dagelijks.
Freek, mijn sysop heeft nu besloten dat hij de computer bij hemzelf thuis gaat onderzoeken en mij zolang een leencomputer geeft. En mijn lieve dochter heeft vandaag alles wat gevaar zou kunnen lopen (vrijwil de hele inhoud dus) vast op usb-sticks gezet. Dus veilig gesteld.
Ongelooflijk dat er 8 gigabyte aan gegevens op zo’n piepklein stickje kunnen.

Donderdag is de tuinvrouw weer geweest. En nu kan ik weer zien dat er een tuintje achter mijn huisje ligt. De grond is opengewerkt, en de jasmijntjes zijn eindelijk in de tuin geplant en mogen verder groeien. Het terras is een stuk leger geworden nu de scheuten van de vlinderstruik buiten mijn terras staan om door wie dat wil te worden meegenomen. Ik hoop dat Betty maandag het terras eens flink onder handen wil nemen.
Buurman heeft een klein en licht en rood scootmobieltje gekocht en daar is hij zó blij mee dat ik in de vreugde moest delen. Dat kostte nogal veel tijd. ;-)

Gisteren naar de fysiotherapeut. Etienne heeft mijn been weer goed te pakken gehad, maar het helpt me wel altijd. Aan mijn voeten kan hij niks doen, dat moet een podoloog dan weer doen en daar moet ik half oktober voor naar die kliniek van het ziekenhuis, eerst voor foto’s en dan zien wat eraan gedaan kan worden. Maar we blijven op de been en zo mogelijk blijven we ook lopen hoor. Gisteren dus meteen doorgegaan naar Appie voor de boodschappen, zodat dat vandaag niet hoefde. Maar toen was het ook op met de energie.
Herfstblues? Ik hoop het maar dan gaat het vanzelf ook weer voorbij.

Vandaag meldde dochterlief zich. En kwam ze op haar vuurrode bromscooter mijn kant op. We hebben samen geluncht en ze heeft alle gegevens op de computer veilig gesteld door ze op een usb-stick te zetten. Wat een grote schat is het toch.
Daarna zijn we even naar de Nieuwmarkt gegaan. Is nu een fluitje van een cent, nu de metro weer werkt. En gelukkig werken de liften dus ook. Lekker even naar toko samen en een uurtje op een terrasje doorgebracht, heerlijk in het zonnetje gezeten. Even over de biologische zaterdagmarkt gezworven, klein marktje maar hoor, en nog wat fruit ingeslagen enzo… en weer de metro naar huis genomen. Eén halte is het maar, maar om te lopen is het wel veel te ver geworden. Nog even een theetje en toen moest ze weer gaan. Andere verplichtingen.
Zelf heb ik een uur geslapen vanavond, want de vermoeidheid blijft nog wel zitten hoor.

De Nieuwmarkt is altijd leuk. Een ware smeltpot van nationaliteiten, kleuren en culturen. Ook de Nederlandse cultuur laat hier, vooral overdag, op zaterdag zien, hoe divers ze is. Waar achter ons beschaafd gepraat werd over holisme, gingen de aso-bakken met passende inhoud aan de andere kant voorbij. En bij de toko waren bijna alleen Chinese en Surinaamse mensen en een enkele bleekscheet zoals dochter en ikzelf te zien.
Het is er veilig ook. ;-) Want er staan altijd wel een paar politie-auto’s op het plein en in de metro liepen ook een paar agenten over het stille perron. Alleen die liften hè….. die stinken altijd alsof ze als urinoir gebruikt worden. Zal ook wel zo zijn, want zoals overal in de binnenstad moeten daklozen en verslaafden ook dáár een plekje voor hebben. Maar ik zou de gemeente graag adviseren een permanente luchtververser in de liften in te bouwen en als het kan ook de ondergronds stations van frisse lucht te voorzien. Leuk al die winkeltjes met exotische etenswaren in de metrostations, maar ze ruiken nogal hè… En die lucht blijft hangen…..
Maar goed, het was weer een zaterdag om moed te vatten. En dóór te gaan…

woensdag 17 september 2008

De rode mantel

Een prachtige dag was het.
Echt zonnige woensdag, een dag om de stad weer eens in te gaan. Eerst naar het postkantoor, een paar pakjes wegbrengen en verse postzegels halen. Vandaar uit de metro naar de Nieuwmarkt, dat uitbundig in de vroege herfstzon lag te glimmen. Mensen op de terrasjes, mensen in de toko…. Veel te veel mensen, dus ik maakte maar snel dat ik weer weg kwam. Jacob Hooy was stil, dit keer tè stil, maar daardoor stond ik ook gauw weer buiten.
En als mijn voeten niet zulke plaaggeesten waren was ik lekker weer de buurt ingegaan, de Zeedijk over en de Warmoesstraat door. Maar na de behandeling van gisteren was de pijn weer net zo hard terug. Dus koos ik maar weer voor de metro, ditmaal om via het Centraal Station de tram naar het Damrak te nemen. Ik wilde kijken of er al mooie winterjassen waren en de bedoeling was die dan de volgende keer te kopen.
Er hingen een paar mooie rode wollen mantels… Ik paste er één in mijn maat en zag hoe een Surinaamse familie op dezelfde afdeling ook op zoek was naar een mantel voor moeder.
‘Wat denkt U, moet het déze mantel worden…?’ Moeder bekeek me uitgebreid en was enthousiast, niet alleen over de mantel, maar ook hoe die me stond. ‘Staat zo goed bij Uw teint ook’ vond ze. En dochterlief trok, even enthousiast, van voren en van achteren een beetje aan de mantel en vond dat hij niet alleen perfect zat, maar me ook perfect stond……Dus wat doe je dan? Je aarzelt wat, je gaat eerst een kop koffie drinken om nog eens na te denken, want tenslotte stá ik al vurig rood…….. ik heb die rode mantel dus toch genomen.
En hoop dat mijn dochter, als ik met haar naar het concert ga, trots op me kan zijn.
Maar hij blijft voorlopig wel in de kast hangen voor speciale gelegenheden hoor. Voor buurten of winkelen of zo gebruik ik dan nog maar mijn oude jas.

Bij de tramhalte op weg naar huis kwam ik die familie weer tegen. Mijnheer begon over die rode mantel die me toch zo mooi stond. Of ik die ook gekocht had. Mevrouw was ook geslaagd. Rood was haar kleur niet, zei ze (kon ik begrijpen, want Mevrouw was heel donker en nogal ‘geprononceerd’ aan alle kanten) maar ze vond het wel een prachtige kleur rood. Zelf was ze toch maar weer op bruin teruggevallen. Haar knappe dochter was kleuriger. Een leuke en aardige familie.

De mantel hangt in de kast en ik ben er twee keer naar gaan kijken. Geen spijt nee. Maar hij kàn nog terug hè…Wel of niet houden….?? Ik denk van wel..
Ik heb met dochterlief een concertabonnement – en dan wil je er toch leuk uitzien?

dinsdag 16 september 2008

Het waren rare dagen.

Dagen dat anderen, om mij te helpen en met mijn goedkeuring, mijn dag bepaalden en ik het liet gebeuren.
Graag en niet graag.
Gisteren was het maandag, Betty-dag. Dan gaat mijn geëerde Betty haar gang en ik zorg dat ik niet in de weg loop of zit.
’s Morgens was mijn geëerde sysop hier. Want het machien is nog lang niet op orde. Die moet een dezer dagen naar zijn computer-ziekenhuisje om nagekeken en beter gemaakt te worden, want anders wordt hij chronisch ziek. Ik moet tot die tijd maar voortsukkelen met een zieke machine. Tikken doet ie nog. En radio en mijn eigen muziek krijg ik er ook nog uit. Maar veel meer niet.
Mijn voeten waren me ook de baas. En dat betekende dat elke stap, net als zondag, een kwelling was.
Toch moest ik in de late namiddag nog naar de apotheek en aansluitend wat boodschapjes uit de buurt halen. Gelukkig had ik het eten klaar staan in de koelkast want toen ik eenmaal thuis was was er geen kook-energie meer. De avond werd dus grotendeels liggend of met de voeten op de voetenwip doorgebracht. De voetenwip is een soort voetenbankje in de vorm van een wipje, waarmee de voeten in beweging gehouden kunnen worden. Van voor naar achter, of, als je hem dwars zet, van links naar rechts.
Maar vanmorgen kon ik gelukkig tussentijds bij de pedicure terecht. Mijn wondervrouw, want ze weet me altijd van de pijn af te helpen, al is het maar tijdelijk. Voor iemand die zo graag loopt is het heel erg als dat niet (meer) kan. Maar Deo volente ga ik morgen weer lekker lopen hoor.

De middag was één van die middagen dat ik niks kan. Papier van links naar rechts en terugleg. Aan het vaatje begin, maar niet aan het afdrogen. Tenslotte alle papieren maar in een (zoveelste) doos gefl….. eh… gegooid. Hopelijk kom ik nog een keer echt aan het opruimen toe. En toen was ik zo moe van mezelf dat ik maar een slaapje ben gaan doen.. Waarbij ik altijd wilde dromen over vroeger krijg.

Na het slaapje was er weinig veranderd. Ik heb gekookt en gegeten, de vuilniszak en het tuinafval van zondag buiten gezet….De vuilniswagen komt morgen.
Zo zie je maar, hoeveel woorden er vuil gemaakt kunnen worden over het feit dat er niks gebeurt. ;-)))

Niet helemaal eerlijk. Want er is toch een korte correspondentie geweest met een journalist uit België die mijn verhaal over mijn moeder wil gaan verspreiden en zorgen dat ermee gewerkt gaat worden in de op gang gekomen Holocaust-educatie. Hij wil graag dat het gepubliceerd wordt. Maar voor publicatie wordt het wel goed, maar toch te hard en te rauw bevonden. Ik zie wel… Als er maar mee gewerkt wordt mag het bewerkt worden tot een minder rauw verhaal, hoewel de werkelijkheid van de Shoah nog veel rauwer was dan ik beschrijven kon.
Als mijn naam bij dat verhaal maar verbonden blijft met die van mijn moeder, vind ik heel veel goed.

En nu is het echt op. Het elfde jaar hier begon niet echt inspirerend en geïnspireerd.

zondag 14 september 2008

Gisteren was het Open Monumentendag.

Helemaal vergeten.

Omdat ik even naar de binnenstad wilde werd ik er met mijn neus bovenop gedrukt. Op het Spui, bij het Maagdenhuis, stonden mensen in middeleeuwse klederdracht met flyers om andere mensen naar binnen te lokken. Tenslotte heeft het Maagdenhuis een heel oude geschiedenis, van de Middeleeuwen tot en met de bezetting in mei 1969 .
(zie http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/21460812/ )
Even later klonken aan alle kanten de zo lang ontbeerde geluiden van draaiorgels. Niet dat ik het draaiorgel tot mijn lievelingsinstrumenten reken, maar het gaf sfeer aan de binnenstad en ik deed er graag een kleinigheid voor in het mansbakkie. Het centenbakje dus. Gisteren mochten ze blijkbaar allemaal nog even de straat op. De mooiste orgels, wat zou vriend Ad ervan genoten hebben als hij dit had mogen meemaken.
Maar ik moest verder, verschillende boodschapjes doen. Om in stijl te blijven, ten langen leste kwam ik aan achter het Paleis, bij de mega-Appie. Nadat ik in de Kalverstraat bij verschillende winkels o.a. weer een voorraadje voedingssupplementen had ingeslagen.
En bij de Hema heb ik o.a. een paar foeilelijke felroze sloffen gekocht (ze hadden geen andere kleuren) die een heerlijk zachte zool hebben, een zalfje voor mijn altijd pijnlijke voeten.
Maar na Appie, en met een volle boodschappenwagen, was het gedaan met mijn energie. En met moeite heb ik me naar huis gesleept.

En vandaag heeft mijn tuinvrouw, samen met Buurman, de vlinderboom gesnoeid, zo goed en kwaad als dat ging. Want hij is heel hoog geworden, dus moet het een boom zijn, dan zàl het een boom zijn. Om in de geest van Herman Bode z.l. te blijven: ‘Willen we naar de Dam, dan gáán we naar de Dam’ Herinnert iemand zich dat nog? Ik wel.
In elk geval, er valt nu meer licht naar binnen. Zal nog wel meer worden als alles kaal gaat worden. Volgende week gaan er weer andere dingen gebeuren.

En vanavond heb ik mijn indertijd gekregen frituurmachine echt moeten wegdoen. Eindelijk ontdekt waar de lekkage van de olie vandaan kwam. Er zit een pijpje in, waarmee je de olie kunt laten weglopen, om die te verversen.
En dat pijpje was helemaal vergaan. Dus langzaamaan bleef de olie weglopen.
Dat had ik de laatste keer niet in de gaten nee.
Nouja, aan alles komt een einde.

Voor vandaag hou ik er weer mee op.
Ik wil proberen om volgend jaar, deo volente, wèl gebruik te maken van de open monumentendagen.

Tien jaar na dato.

Op aanraden van mijn lieve dochter plaats ik het onderstaande toch maar in mijn dagboekje. Het was eigenlijk alleen voor de familie bestemd. En ze vraagt zich af waarom het hier niet staat.
Dus bij deze

Soms vraag ik me af wat me aan een land (met grenzen natuurlijk) bindt.

Waarom ik naar Amsterdam verhuisd ben…

Waarom ik nergens anders zou kunnen wonen…

Ik denk zelf nu, dat als ik een veilige jeugd had gehad, loslaten van verleden misschien gemakkelijker geweest zou zijn.. Al die emigranten van de vijftiger jaren…. Oorlogskinderen dus, hadden die, algemeen gesproken, een veilige jeugd? Ik denk het niet. Toch zijn ze helemaal geacclimatiseerd, zijn thuisgekomen, al willen ze nog wel eens voor een korte vakantie naar Nederland.

En al die Joodse kinderen die na de oorlog, met of zonder teruggekeerde ouders, maar over het algemeen wezen geworden waren, op Aliya gingen, emigreerden naar Israel.. hadden die zo’n veilige jeugd gehad?

Ook niet. En het is dat ze soms een paar familieleden in Nederland hebben, anders hadden ze geen reden om zelfs maar voor een korte vakantie hierheen te komen.

Dus misschien heeft verandering van land of woonstee (behalve uit armoede of wegens direct oorlogsgeweld) toch wel te maken met veiligheid in de kinderjaren.

Voor mezelf is verhuizen naar Amsterdam hetzelfde geweest als eindelijk thuiskomen.

Na zoveel omzwervingen vanwege de oorlog en het aanpassingsvermogen dat na de oorlog noodzakelijk was en bleef, was ik daar, waar ik mijn huis had, ook thuis.

Tot een hartinfarct en het daaruit voortvloeiende herstelproces me zozeer op mezelf terugwierp dat zelfs mijn huis geen veiligheid meer bood. Het begrip veiligheid hield toen ook de vanzelfsprekendheid van overleven niet meer in. Ik was voor de tweede keer gescheiden, mijn relaties liepen stuk.

Mijn twee kinderen waren zelfstandig geworden, de derde, de oudste, was gestorven en zeker in die eerste tijd na mijn ziekte hoefde ik niks meer.

Tot het lichaam zich heel langzaamaan herstelde. En het vertrouwen in overleven terugkwam. Maar het huis had geen veiligheid geboden. Zoals geen enkel huis voordien blijvende veiligheid had geboden. Het vertrouwen in mijzelf, mijn lijf en mijn toekomst was weg.

Al was ik totaal onbewust van die achtergrond. Ik kon ook niet meer vluchten in mijn vrijwilligerswerk.

Ik gaf het op.

Mijn vroegere echtvriend bracht me naar een psychiater, het ging niet meer. De psychiater, die me ging begeleiden leerde me weer bewust te gaan denken en bracht mijn oude strijdlust weer boven. Het was in die tijd dat ik ‘naar huis terug’ wilde. Naar waar ik vandaan gekomen was. Amsterdam dus. Laat, ik was de zestig al gepasseerd. Maar toch heb ik doorgezet. Ik kon een piepklein appartement huren binnen de grachtengordel, maar vanwege het ontbreken van luxe toch redelijk goedkoop, zeker voor Amsterdamse begrippen.

Het was een huis met een Joodse geschiedenis van 100 jaar. En ik ben nog steeds dankbaar voor dit appartementje, dat me past als een latex handschoen. ;-)

Ik heb de hele inrichting van mijn oude huis via de veiling verkocht. Al mijn mooie meubeltjes, die hun eigen geschiedenis hadden. Eigenlijk weinig of niks meegenomen naar het nieuwe huis. Ik heb een lening gesloten en ben teruggegaan naar mijn vaderstad. Waar ik ook met mijn moeder heb gewoond.

Vooral de eerste twee jaren, toen door alle inspanning en emoties het lijf een enorme terugval kreeg, had ik een vreemde associatie met een tijd toen Joodse mensen hun karren oplaadden en vertrokken, op weg naar een onbekende toekomst. Maar met de hoop op een beter, veiliger leven.

Dat laatste heb ik zeker gekregen. Tien jaar na dato kijk ik terug. En ben dankbaar voor de veiligheid en de rust die eindelijk ook mijn deel zijn geworden.

Hier ben ik oud aan het worden. Hier is ook de hulp die ik nodig zal hebben als ik tè oud word om het leven alléén aan te kunnen. En hier wil ik, zonder angst, sterven als mijn tijd gekomen is.