Weer of geen weer, er zijn dagen dat ik niet kan of wil thuisblijven. Dan heb ik mijn waterdichte jas aan, mijn ondeugende, maar waterdichte pet schuin op mijn hoofd (recht is zo stijf). Mijn rugzak om, dat is warmer, al is hij niet helemaal waterdicht… en dan maar lopen, zoveel ik kan. Tot mijn heup gaat protesteren, of mijn adem niet meer goed meedoet. Dat betekent dan dat ik moet gaan zitten. Gelukkig is dat in mijn stad op heel veel plaatsen mogelijk. Binnen en buiten.
Gisteren en vandaag waren weer zulke dagen. Gisteren gewoon mijn boodschappen gedaan, en even over het Waterlooplein gelopen. Dat had ik al lange tijd niet gedaan. Gisteravond nog even op bezoek geweest in het Revalidatiecentrum, waar een vriendin is opgenomen om te revalideren na een beroerte. En op de terugweg uitgestapt tegenover een Albert Hein waar ik nog nooit binnen was geweest… En dan kom je tot de ontdekking dat de z.g. no.1-winkels allemaal hetzelfde zijn ingericht. Dus alles wat ik nog nodig had was gemakkelijk te vinden, zodat ik meteen de eerstvolgende tram weer kon nemen.
En vandaag dus maar weer gaan lopen, door de stromende regen. Het gekke was dat ik daar geen last van had. Een paraplumens ben ik niet, dus de regen had vrij spel. Nu even naar het Waterlooplein voor een paar dingetjes voor het oefenen van de hand van die vriendin van gisteravond. En brood gehaald. Maar de echte reden om de deur uit te gaan was dat ik naar C&A moest.
Van de week was ik er ook geweest ja. En had toen wat kleertjes gekocht. Maar wat ze doen met die maten aangeven weet ik niet…. De maat XL zit te strak tegenwoordig. Dus bracht ik de kleertjes maar weer terug en ging boven kijken of daar op de XL-afdeling iets voor me te vinden was. Nee dus. De mode van deze winter is niet warm, te bloot voor de winter en teveel naadjes die mijn buik benadrukken. Nouja, ik doe het maar weer met hetzelfde waar ik het verleden jaar mee kon doen. Dat zit intussen allemaal lekker vertrouwd. Thuisgekomen de mantel en pet maar in de badkamer opgehangen. En een bak boerenkool klaargemaakt.
Ik weet niet hoe het anderen vergaat. Maar dat in Haïti cholera kan uitbreken, mensen nog steeds in tentenkampen bivakkeren en geen schoon water hebben heeft mijn vertrouwen in de ngo’s weer een klap toegebracht. Hoe kan het dat er alleen al in Nederland zoveel geld is opgehaald voor Haïti, en in de hele wereld ook… en dat er nog steeds niets gedaan is om de toestand te verbeteren en te stabiliseren… Hoe kan het dat de directeuren een riant jaarsalaris blijven krijgen en niet kunnen waarmaken dat ze dat ook verdienen? Zie toch wat er alleen al in Haïti gebeurt. Je hart keert toch om?! Het lijkt wel of de toestanden van nog maar enkele jaren geleden in Afrika (Congo bijv.) zich alleen verplaatsen naar Zuid Amerika…?!
Waar ik me ook over blijf verwonderen met een zekere bitterheid, is de meedogenloze bezuiningen die aangekondigd zijn. Terwijl alle instanties die het kunnen weten, zeggen dat er helemaal niet zo bezuinigd hoeft te worden. Er is geen stimuleringsbeleid, alleen maar afbraak beloofd. Oja, er moeten 1500 politiemensen bij komen… Waarvandaan? En wie betaalt dat? De politie zelf…. Geloof het of niet. Er moet veel geïnvesteerd worden in de ouderenzorg, zoveel verplegenden erbij… Maar die zorg moet eerst maar eens intern verbeterd worden. Zolang gevangenen het nog beter hebben dan onze oude mensen in veel verpleeghuizen moet daarin geïnvesteerd worden in de eerste plaats. Vind ik. Wij, nog gezonde ouderen, zijn als de dood voor het moment we niet meer zelfstandig kunnen leven maar opgenomen moeten worden in een verzorgings- of verpleeghuis. In plaats van een welverdiende goede oude dag wacht ons dan een restant van leven erger dan in een gevangenis. In heel veel gevallen tenminste.
Ik zou persoonlijk graag zien dat dus geïnvesteerd zou worden in verplichte werkelijk goede opleidingen en strengere selectie op motivatie en betere begeleiding van de verplegenden. Maar ik heb geen stem in deze. Dus blijf ik net als alle ouderen bang voor het fatale moment. Zoals Petra nu meemaakt. Actieve, oudere maar zeer zelfstandige vrouw met een eigen bedrijf. Volkomen onverwacht voor haar ging ze onderuit en bleek ze een beroerte te hebben en halfzijdig verlamd te zijn. Ze vecht als een tijger om weer de macht over haar lijf terug te krijgen en zelfstandig te kunnen verder leven… Maar wat als dat niet lukt? Haar bedrijf weg, zij inmiddels failliet, achterblijvend met schulden en opgenomen in een verpleeghuis. Afwachten hoe de kwaliteit daar is…
Je moet er toch niet aan denken?
Denk er toch maar eens over na, zou ik zeggen.
Maar kunst, cultuur en de natuur zijn de grootste slachtoffers. Muziek, ballet, toneel, alle schone kunsten en hun beoefenaars, de scholen en opleidingen krijgen de grootste klappen. Voor de natuur van Nederland is geen geld.
Maar de deskundigen zeggen dat die bezuinigingen helemaal niet nodig zijn.
Er staan nog meer enge dingen te gebeuren. De regeringspartijen en de PVV willen het verbod op groepsbelediging beperken. Om eh… de vrijheid van meningsuiting uit te breiden. Als ik mijn gevoel laat spreken denk ik dat deze verandering in de wet alleen gaat gelden voor degenen die beledigen en niet voor de mensen en groepen die beledigd worden.
We moeten vooralsnog leven met deze regering en maar afwachten wat ervan werkelijkheid gaat worden. Ik vrees met grote vreze…
Het zijn allemaal redenen om zo onrustig te worden dat ik wil gaan lopen, weer of geen weer. Wel vervelend dat mijn leeftijd daarin een woordje mee is gaan spreken.
zaterdag 23 oktober 2010
woensdag 20 oktober 2010
Over tot de orde van de dag.
Tja, nu staat het verhaal Impressies wel in het blogje, maar wel erg rommelig. Nouja, komt wel goed. Misschien hebben er toch mensen plezier aan beleefd. Natuurlijk is het uit de tijd... vijftien jaar geleden waren de toestanden heel anders als nu. Maar moest het daarom worden weggegooid?
Wat is er de afgelopen dagen verder gebeurd?! De euforie rond de mijnwerkers is weer gezakt. de ware verhalen moeten nog komen... maar druppelen langzaam binnen.
Arme Juri van Gelder zit ondergedoken. Wat moet die jongen zich beroerd voelen.... Nu krijgen alle andere jongens wel alle aandacht bij de kampioenschappen, maar de Lord of the Rings is hard op zijn gezicht terechtgekomen en ik gun hem dat niet. Hij heeft nu wel een advocaat die het voor hem gaat opnemen maar wat gebeurd is is gebeurd. En ik heb altijd al het gevoel gehad dat deze knaap veel gevoeliger was dan zijn spierbundels deden vermoeden.
En in de regering is het eerste barstje al zichtbaar geworden. Dat dubbele paspoort van Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, die als meisje Hyllner ooit in Goteburg geboren werd en dus Zweedse van geboorte is. Ach ja, Wilders moet consequent doen...
De overstromingen in Azië houden maar aan... De gifstromen in Hongarije... De aluminiumfabriek had een flinke vijver met gif naast de deur waarvan een van de muren het begaf. Met alle risico's die maar bedacht konden worden en die ook gebeurden. Ik lees er niets meer over, het nieuws was blijkbaar een hype...zoals alle andere nieuwsfeiten... maar deze ramp lijkt me te vergelijken met die chemische ramp van Dow Chemical in India, of is dat overdreven?
Zaterdag was ik met vrienden op sjouw. O.a. over de Dam de Kalverstraat in. Toch maar niet naar de Nieuwe Kerk of het Paleis in, maar wel De Papegaai. De bijna onzichtbare kerk in de Kalverstraat. En naar het Joods Historisch Museum, waar een indrukwekkende tentoonstelling is van de 90-jarige Amerikaan van Russisch-Joodse afkomst, Mayer July. De tentoonstelling duurt nog tot 7 november en is beslist de moeite van een bezoek waard, zoals het hele museum. Mayer July is een zondagsschilder, een man die zijn herinneringen aan zijn Poolse jeugd wilde weergeven maar niet met woorden. Hij heeft die herinneringen dus geschilderd, kleurrijk en vertellend over een tijd en land en een geschiedenis van ver voor tot na de oorlog, in prachtige kleuren en met veel humor.
Omdat ik niet vooraf eten kon klaarmaken hebben we maar bij de pizzeria bij mij in de buurt gegeten voor ze weer teruggingen naar het station.
En vandaag weer de stad in, nu met een andere goede vriend. Alleen was het dit keer simpel de Hortus, waar we de middag begonnen met (voor mij) muntthee en voor hem een bakje koffie. Na de rondgang en de winkel zijn we naar de soepwinkel gegaan voor een stevig vegetarisch bakje linzensoep. Vandaar over het Waterlooplein ( ik kocht bij Japie een cd van de Missa Luba, een Afrikaanse mis dus) een broodje gegeten in het café Waterlooplein. Voor de vriend een broodje met een onsje oude kaas, voor mij een broodje cholesterolbol... ofwel een broodje met een onsje pekelvlees en een onsje lever... met roomboter. Oergezond ja, voor je cholesterol, maar niet heus. Ach, dat doe ik misschien twee keer per jaar.... Mag ik zondigen?
En nadat ik Jelle dus weer op de trein had gezet moest ik nog even de stad in. Etos, Kruidvat, C&A. Toiletspulletjes en nog wat warms. Maar daar moet ik voor terug, want ze hadden verkeerde maten in de kleertjes gezet. XL bleek te klein voor mij. ;-)
En, oja, vandaag, de 20ste oktober, was de eerste dag dat de temperaturen hier onder de 10 graden bleef. Maar als we de Enkhuizer Almanak mogen geloven belooft een natte koude oktober wel een zachte winter... afwachten maar. Ik heb de woonstichting gevraagd om een kist met strooizout, zodat ik niet de kattengrit weer op de paden hoef te gaan strooien.
Bij het opslaan van het bovenstaande realiseerde ik me dat het vandaag toch wel een bijzondere datum was: 20102010. Ach… ook alweer voorgoed en voor altijd voorbij voor we er erg in hadden.
Wat is er de afgelopen dagen verder gebeurd?! De euforie rond de mijnwerkers is weer gezakt. de ware verhalen moeten nog komen... maar druppelen langzaam binnen.
Arme Juri van Gelder zit ondergedoken. Wat moet die jongen zich beroerd voelen.... Nu krijgen alle andere jongens wel alle aandacht bij de kampioenschappen, maar de Lord of the Rings is hard op zijn gezicht terechtgekomen en ik gun hem dat niet. Hij heeft nu wel een advocaat die het voor hem gaat opnemen maar wat gebeurd is is gebeurd. En ik heb altijd al het gevoel gehad dat deze knaap veel gevoeliger was dan zijn spierbundels deden vermoeden.
En in de regering is het eerste barstje al zichtbaar geworden. Dat dubbele paspoort van Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, die als meisje Hyllner ooit in Goteburg geboren werd en dus Zweedse van geboorte is. Ach ja, Wilders moet consequent doen...
De overstromingen in Azië houden maar aan... De gifstromen in Hongarije... De aluminiumfabriek had een flinke vijver met gif naast de deur waarvan een van de muren het begaf. Met alle risico's die maar bedacht konden worden en die ook gebeurden. Ik lees er niets meer over, het nieuws was blijkbaar een hype...zoals alle andere nieuwsfeiten... maar deze ramp lijkt me te vergelijken met die chemische ramp van Dow Chemical in India, of is dat overdreven?
Zaterdag was ik met vrienden op sjouw. O.a. over de Dam de Kalverstraat in. Toch maar niet naar de Nieuwe Kerk of het Paleis in, maar wel De Papegaai. De bijna onzichtbare kerk in de Kalverstraat. En naar het Joods Historisch Museum, waar een indrukwekkende tentoonstelling is van de 90-jarige Amerikaan van Russisch-Joodse afkomst, Mayer July. De tentoonstelling duurt nog tot 7 november en is beslist de moeite van een bezoek waard, zoals het hele museum. Mayer July is een zondagsschilder, een man die zijn herinneringen aan zijn Poolse jeugd wilde weergeven maar niet met woorden. Hij heeft die herinneringen dus geschilderd, kleurrijk en vertellend over een tijd en land en een geschiedenis van ver voor tot na de oorlog, in prachtige kleuren en met veel humor.
Omdat ik niet vooraf eten kon klaarmaken hebben we maar bij de pizzeria bij mij in de buurt gegeten voor ze weer teruggingen naar het station.
En vandaag weer de stad in, nu met een andere goede vriend. Alleen was het dit keer simpel de Hortus, waar we de middag begonnen met (voor mij) muntthee en voor hem een bakje koffie. Na de rondgang en de winkel zijn we naar de soepwinkel gegaan voor een stevig vegetarisch bakje linzensoep. Vandaar over het Waterlooplein ( ik kocht bij Japie een cd van de Missa Luba, een Afrikaanse mis dus) een broodje gegeten in het café Waterlooplein. Voor de vriend een broodje met een onsje oude kaas, voor mij een broodje cholesterolbol... ofwel een broodje met een onsje pekelvlees en een onsje lever... met roomboter. Oergezond ja, voor je cholesterol, maar niet heus. Ach, dat doe ik misschien twee keer per jaar.... Mag ik zondigen?
En nadat ik Jelle dus weer op de trein had gezet moest ik nog even de stad in. Etos, Kruidvat, C&A. Toiletspulletjes en nog wat warms. Maar daar moet ik voor terug, want ze hadden verkeerde maten in de kleertjes gezet. XL bleek te klein voor mij. ;-)
En, oja, vandaag, de 20ste oktober, was de eerste dag dat de temperaturen hier onder de 10 graden bleef. Maar als we de Enkhuizer Almanak mogen geloven belooft een natte koude oktober wel een zachte winter... afwachten maar. Ik heb de woonstichting gevraagd om een kist met strooizout, zodat ik niet de kattengrit weer op de paden hoef te gaan strooien.
Bij het opslaan van het bovenstaande realiseerde ik me dat het vandaag toch wel een bijzondere datum was: 20102010. Ach… ook alweer voorgoed en voor altijd voorbij voor we er erg in hadden.
Impressies van Israel 1995, deel 13
Het laatste stukje...
De volgende dag bestelde ik een taxi. En werd de prijs van een rit naar Yad
Vashem vooraf vastgesteld. Deze keer ging ik alleen, met iemand van de
groep. We zochten ook nu weer rechtstreeks het administratief Centrum met de
Hal der Namen. Omdat ik echter geen plattegrond meegenomen had, moesten we
zoeken en kwamen uiteindelijk via het museum voor de slachtoffers van het
getto van Warschau binnen in het Centrum. En daar en toen
kreeg ik eindelijk waarvoor ik gekomen was...
Rabbi Schachter nam er alle tijd voor. Elke bladzij uit het dossier van mijn
hele joodse familie liet hij de revu passeren via de computer, zodat ik het
van de andere kant van de balie kon meelezen. Allemaal doodgegaan in
Theresiënstadt, op mijn moeder en haar zuster en hun nakomelingen na. Eén
nicht is ook de dans ontsprongen, zij wist blijkbaar ook op tijd te
vluchten. Het was de nicht die de eerste foutieve informatie over mijn
moeder aan Yad Vashem had doorgegeven (zie het boek "Twee vrouwen en een
jas"). En mijn grootmoeder, wier naam ik dus weer tegenkom, was dus niet,
zoals ik aanvankelijk geloofd had, gewoon thuis in haar eigen bed gestorven.
Zij komt ook voor op de lijst van Theresiënstadt. "Maar", zegt Rabbi
Schachter dan:"Kijk, ze heeft daar niet zó lang geleden, ze is er al vrij
snel gestorven". Een ware troost, nietwaar? Even later sta ik, met mijn
hoedje voor mijn gezicht om mijn emoties te verbergen, met een boek in mijn
hand, waar ALLE Joodse slachtoffers uit Wenen instaan. Het zijn er velen.
Zeer velen. En lang ook is de lijst van achternamen van mijn grootmoeders'
en mijn grootvaders' kant. Hoe lang ik daar gestaan heb met dat boek in mijn
handen weet ik niet. Op zeker ogenblik heb ik het bij rabbi Schachter
terug op de balie gelegd en ben (alweer) stilletjes weggegaan. Zelfs zonder
eraan te denken hem te bedanken of afscheid te nemen. Soms gaat dat zo, als
je emoties niet kunt uiten. Duizend maal excuses, rabbi, als ik thuis ben
zal ik U een lange brief schrijven om het goed te maken.
Weer terug in het hotel is het tijd om de koffers te pakken voor de
terugreis. Het afscheid van Jeruzalem is snel, de bus gaat rechtstreeks
door naar Tel Aviv. De weg voert langs de grote brand die daar enkele dagen
tevoren gewoed heeft. Alles is somber, zwart en grijs en doods, het hart
doet pijn als je dat ziet. Naar verluidt is ook het Nederlandse bos
slachtoffer van het vuur geworden. We hadden er in Jeruzalem iets van
gemerkt, nog vóór we het nieuws daar hoorden. Een fijne plakkerige
stofregen, gevolgd door een hete wind. Nu zien we de eindeloze trieste
resten zelf. Iedereen is er stil van.
Op vliegveld Ben Gurion is het wachtwoord hetzelfde als op de heenweg:
Wachten. Uitgebreide veiligheidsonderzoeken en vragen beantwoorden. Jongelui
met een rugzak moeten die rugzak leeggooien voor onderzoek, onze koffers
worden onderzocht. In de grote centrale hal zijn vele winkels waar je weer
taxfree kunt kopen. En waar ik goedkoop mijn shagvoorraad kan aanvullen. En
dan maar weer wachten. . . .
De reis terug verloopt weer vlekkeloos. Midden in de nacht komen we aan op
Schiphol, waar ik gelukkig kan meerijden met de vader van onze reisleidster,
die zijn dochter en haar man komt ophalen. Bij mijn huis in Nieuwegein
aangekomen branden tot mijn schrik alle lichten en Ati gaat voor alle
zekerheid maar even mee naar binnen. Daar blijkt dat mijn lieve vriendin An
al uren op mijn thuiskomst zit te wachten. Een beter thuiskomen kun je je
eigenlijk niet voorstellen. Blij dat ik weer hier ben. Het zal nog wel weken
duren voor ik in staat zal zijn de vermoeienissen van deze reis te boven te
komen en alle indrukken uit te werken.
De volgende dag bestelde ik een taxi. En werd de prijs van een rit naar Yad
Vashem vooraf vastgesteld. Deze keer ging ik alleen, met iemand van de
groep. We zochten ook nu weer rechtstreeks het administratief Centrum met de
Hal der Namen. Omdat ik echter geen plattegrond meegenomen had, moesten we
zoeken en kwamen uiteindelijk via het museum voor de slachtoffers van het
getto van Warschau binnen in het Centrum. En daar en toen
kreeg ik eindelijk waarvoor ik gekomen was...
Rabbi Schachter nam er alle tijd voor. Elke bladzij uit het dossier van mijn
hele joodse familie liet hij de revu passeren via de computer, zodat ik het
van de andere kant van de balie kon meelezen. Allemaal doodgegaan in
Theresiënstadt, op mijn moeder en haar zuster en hun nakomelingen na. Eén
nicht is ook de dans ontsprongen, zij wist blijkbaar ook op tijd te
vluchten. Het was de nicht die de eerste foutieve informatie over mijn
moeder aan Yad Vashem had doorgegeven (zie het boek "Twee vrouwen en een
jas"). En mijn grootmoeder, wier naam ik dus weer tegenkom, was dus niet,
zoals ik aanvankelijk geloofd had, gewoon thuis in haar eigen bed gestorven.
Zij komt ook voor op de lijst van Theresiënstadt. "Maar", zegt Rabbi
Schachter dan:"Kijk, ze heeft daar niet zó lang geleden, ze is er al vrij
snel gestorven". Een ware troost, nietwaar? Even later sta ik, met mijn
hoedje voor mijn gezicht om mijn emoties te verbergen, met een boek in mijn
hand, waar ALLE Joodse slachtoffers uit Wenen instaan. Het zijn er velen.
Zeer velen. En lang ook is de lijst van achternamen van mijn grootmoeders'
en mijn grootvaders' kant. Hoe lang ik daar gestaan heb met dat boek in mijn
handen weet ik niet. Op zeker ogenblik heb ik het bij rabbi Schachter
terug op de balie gelegd en ben (alweer) stilletjes weggegaan. Zelfs zonder
eraan te denken hem te bedanken of afscheid te nemen. Soms gaat dat zo, als
je emoties niet kunt uiten. Duizend maal excuses, rabbi, als ik thuis ben
zal ik U een lange brief schrijven om het goed te maken.
Weer terug in het hotel is het tijd om de koffers te pakken voor de
terugreis. Het afscheid van Jeruzalem is snel, de bus gaat rechtstreeks
door naar Tel Aviv. De weg voert langs de grote brand die daar enkele dagen
tevoren gewoed heeft. Alles is somber, zwart en grijs en doods, het hart
doet pijn als je dat ziet. Naar verluidt is ook het Nederlandse bos
slachtoffer van het vuur geworden. We hadden er in Jeruzalem iets van
gemerkt, nog vóór we het nieuws daar hoorden. Een fijne plakkerige
stofregen, gevolgd door een hete wind. Nu zien we de eindeloze trieste
resten zelf. Iedereen is er stil van.
Op vliegveld Ben Gurion is het wachtwoord hetzelfde als op de heenweg:
Wachten. Uitgebreide veiligheidsonderzoeken en vragen beantwoorden. Jongelui
met een rugzak moeten die rugzak leeggooien voor onderzoek, onze koffers
worden onderzocht. In de grote centrale hal zijn vele winkels waar je weer
taxfree kunt kopen. En waar ik goedkoop mijn shagvoorraad kan aanvullen. En
dan maar weer wachten. . . .
De reis terug verloopt weer vlekkeloos. Midden in de nacht komen we aan op
Schiphol, waar ik gelukkig kan meerijden met de vader van onze reisleidster,
die zijn dochter en haar man komt ophalen. Bij mijn huis in Nieuwegein
aangekomen branden tot mijn schrik alle lichten en Ati gaat voor alle
zekerheid maar even mee naar binnen. Daar blijkt dat mijn lieve vriendin An
al uren op mijn thuiskomst zit te wachten. Een beter thuiskomen kun je je
eigenlijk niet voorstellen. Blij dat ik weer hier ben. Het zal nog wel weken
duren voor ik in staat zal zijn de vermoeienissen van deze reis te boven te
komen en alle indrukken uit te werken.
dinsdag 19 oktober 2010
Impressies van Israel 1995, deel 12
Yad Vashem. Eindelijk!
"Erica", riep Rabbi Schachter uit: "Precies zoals op de foto".
Hij spreidde zijn armen uit, omhelsde me hartelijk en gaf me een kus op mijn
wang. Ik reageerde op zijn warme begroeting, ontroerd en blij hem eindelijk
te ontmoeten na de lange correspondentie die we hadden gevoerd in de
zoektocht naar mijn moeder.
Chaim, de gids, en Ati, onze reisleidster, keken lachend toe, toch ook wat
ontroerd door onze blijdschap.
Rabbi Schachter zag eruit zoals ik me hem in gedachten had voorgesteld:
ongeveer 60 jaar, gladgeschoren, vriendelijke ogen en een lach-grage mond.
Zijn keppeltje was een vanzelfsprekendheid op zijn grijze krullen.
De rabbi haalde zijn exemplaar van "Twee vrouwen en een jas" tevoorschijn
van onder de balie. Het verslag van mijn zoektocht naar mijn jeugd en mijn
moeder: ik had mijn naam er nl. nog niet ingezet - en geen opdracht, dat
moest ik meteen goedmaken.
Van een opdracht kwam niets terecht. Dat, spraken we af, zou ik later
goedmaken door nog een brief te schrijven, die hij dan in het boek zou
plakken.
De rabbi liep met ons naar de duizenden dossiers met namen, honderdduizenden
namen van in de Tweede Wereldoorlog omgekomen joden, die in de Hall of Names
zijn opgenomen. We konden er niet aankomen: als iedereen dat zou doen zou er
al gauw geen Hall of Names meer zijn. Maar iedere naam is opgenomen in de
computerbestanden van het administratief centrum, waarvan rabbi Schachter
deel uitmaakt. De hal is, niet ten overvloede, in het halfduister gelaten,
er staat een bankje waar men even kan gaan zitten om in gedachten de
geliefde namen of de ontstellende hoeveelheid in zich op te nemen. Er zijn
"maar" twee miljoen namen opgeslagen, omdat de opgave moet geschieden door
een nabestaande van de omgekomenen. Als van een hele familie niemand de
oorlog heeft overleefd kan ook niemand de namen opgeven van de omgekomenen
en de formulieren invullen die nodig zijn om opgenomen te worden in de Hall
of Names. Daarnaast is het jammerlijk dat nog zoveel overlevenden in zoveel
landen of niet weten dat dit kan, nee, moet gebeuren, of zelf niets meer met
het verleden van doen willen hebben. Mensen, voor wie het doorgeven van de
namen van de geliefden een opgave is die te zwaar is, omdat daarmee het
verleden toch weer bovengehaald wordt. Binnenkort zijn er zelfs geen
overlevenden meer. "Hoe bereik je die mensen die het verleden nog steeds
alléén in zich meedragen. Hoe maak je hen bewust dat ook hun overledenen
deel uitmaken van het joodse volk en dat hun namen daarom bij ons bekend
moeten worden gemaakt", vraagt rabbi Schachter zich hardop af als ik hem
verwonderd aankijk bij het noemen van het aantal van twee miljoen.
"Hiér hoor ik bij", dacht ik. "Ik ben een overlevende van jullie allemaal en
dat heb ik alle jaren van mijn volwassen leven moeten waarmaken. Enerzijds
naar jullie toe, dat ik niet zomaar in leven gebleven ben, maar een
duidelijke stem ben geweest die getracht heeft gehoord te worden als een van
jullie. Anderzijds naar deze maatschappij waarin ik nu leef. Ik heb maar
steeds willen bewijzen dat joden zoals ik en jullie gewone, goede en nuttige
leden van de maatschappij waren en zijn. Wij waren joden, wat dat voor ons
ook betekende. Voor zovelen betekende het niets, velen wisten niet eens dat
ze joods waren. Anderen hebben de duizenden jaren oude tradities altijd in
ere gehouden, vertrouwend op de g'd van Abraham, Izak en Jacob. Weer anderen
hebben getracht te vluchten voor het noodlot dat hen achtervolgde en
inhaalde. Alles was vergeefs. Noch het feit dat men onwetend was over eigen
afkomst, noch het vertrouwen op g'd, noch de vlucht mocht baten. De golem
heeft jullie allemaal gepakt en wij hebben moeten overleven om daarvan te
getuigen. En ons eigen bestaan rechtvaardiging te geven.
Ik heb daar, in het halfduister in die heilige hal, lang gezeten. En ben
stilletjes weggegaan met het vaste voornemen terug te komen. Bovendien wilde
ik nog met de rabbi praten over alles, over Wenen, over mijn familie daar,
over mijn grootmoeder, die na de beëindiging van mijn boek toch bleek te
zijn omgekomen in een concentratiekamp, in Theresiënstadt, met de rest van
de familie. Zij was dus geen natuurlijke dood gestorven zoals ik gedacht
had. Dat had Rabbi Schachter me al laten zien via de files op de computer.
De indruk, die het uitgestrekte park, dat Yad Vashem heet, op mij heeft
gemaakt, is bijna niet weer te geven. Laat ik trachten het als een toerist
te beschrijven. Het gaat me te ver, en is te uitputtend, om alle emoties te
beschrijven
Zoals heel Israël is het heuvelachtig. Dat betekent voortdurend klimmen of
dalen. Stenen trappen vergemakkelijken dat af en toe. Het park is een heel
groot herdenkingsmonument met vele, vele beelden, plaquettes, bomen ter
nagedachtenis aan slachtoffers en helden van de Tweede Wereldoorlog.
Speciale plaatsen zijn het museum ter nagedachtenis van de helden en
slachtoffers van het getto van Warschau en het "Childrens Memorial", ter
nagedachtenis aan de 1,2 miljoen onschuldige, joodse kinderen, die door de
Nazi's zijn omgebracht.
Daarheen richtten wij onze schreden toen we zo stilletjes de Hal der Namen
verlaten hadden.
Achter elkaar schuifelden we het duister in, elkander bij de hand houdend.
Binnen ontplooide zich een heelal vol sterren. In de volkomen duisternis
stonden we, op onszelf teruggeworpen, weerloos. Onafgebroken klonk een stem,
noemende àl die namen van àl die kinderen, hun leeftijd en hun land van
herkomst. Voor elk kind een ster in het heelal . Er waren opvallend veel
kinderen uit Nederland en Polen. Duizenden en duizenden lichtjes in die
volkomen zwartheid. Ik hield me vast aan mijn begeleidster, ik had kramp in
mijn borst en tranen van ontroering liepen over mijn wangen. Wie houdt hier
droge ogen? Elk kind vertegenwoordigd door een ster, elke ster een kind dat
nooit tot wasdom heeft mogen komen. Voor elk leven een wereld verloren.
De waarheid is dat die duizenden lichtjes veroorzaakt werden door twee,
drie, of misschien vier kaarsjes en een fantastisch spel met spiegels in een
relatief kleine ruimte, in verder een volkomen duisternis. Versteend
realiseerde ik me des temeer dat ik ook hen heb overleefd. En dat ik nu hier
stond, zoals even daarvoor in de Hal der Namen: "Ben ik het waard geweest,
heb ik jullie vertegenwoordigd als overlevende?"
Hoe de emoties met me op de loop kunnen gaan realiseer ik me pas een paar
dagen later, als ik weer naar Het Childrens' Memorial in Yad Vashem terugga.
Op dat moment ga ik ònder in die zee van namen van doden, waarvan ik er af
en toe een herken als familie, of van kennissen van hier en nu En in het
duister laat ik mijn tranen weer de vrije loop en huil tot de uitputting me
bevangt.
Weer buiten, in de brandende hitte van de dag, ontbreekt me de lust en de
kracht nog meer te bezoeken.
De ontstellende kracht van mijn eigen emoties van dat moment maakt dat ik
me, ook nadat we in het zelfbedieningsrestaurant van Yad Vashem wat gegeten
en gedronken hebben, niet meer in staat voel tot verdergaan, of nog iets in
me op te nemen.
Het gezelschap waarvan ik dan weer deel uitmaak stapt weer in de bus. Even
buiten het park ligt de "vallei der verdwenen gemeenschappen" en men stapt
daar uit om ook dat te gaan zien. Ik ga niet meer mee, blijf alléén achter.
Daarover kan ik dus niets vertellen, maar alle anderen kwamen heel stil
terug...
"Erica", riep Rabbi Schachter uit: "Precies zoals op de foto".
Hij spreidde zijn armen uit, omhelsde me hartelijk en gaf me een kus op mijn
wang. Ik reageerde op zijn warme begroeting, ontroerd en blij hem eindelijk
te ontmoeten na de lange correspondentie die we hadden gevoerd in de
zoektocht naar mijn moeder.
Chaim, de gids, en Ati, onze reisleidster, keken lachend toe, toch ook wat
ontroerd door onze blijdschap.
Rabbi Schachter zag eruit zoals ik me hem in gedachten had voorgesteld:
ongeveer 60 jaar, gladgeschoren, vriendelijke ogen en een lach-grage mond.
Zijn keppeltje was een vanzelfsprekendheid op zijn grijze krullen.
De rabbi haalde zijn exemplaar van "Twee vrouwen en een jas" tevoorschijn
van onder de balie. Het verslag van mijn zoektocht naar mijn jeugd en mijn
moeder: ik had mijn naam er nl. nog niet ingezet - en geen opdracht, dat
moest ik meteen goedmaken.
Van een opdracht kwam niets terecht. Dat, spraken we af, zou ik later
goedmaken door nog een brief te schrijven, die hij dan in het boek zou
plakken.
De rabbi liep met ons naar de duizenden dossiers met namen, honderdduizenden
namen van in de Tweede Wereldoorlog omgekomen joden, die in de Hall of Names
zijn opgenomen. We konden er niet aankomen: als iedereen dat zou doen zou er
al gauw geen Hall of Names meer zijn. Maar iedere naam is opgenomen in de
computerbestanden van het administratief centrum, waarvan rabbi Schachter
deel uitmaakt. De hal is, niet ten overvloede, in het halfduister gelaten,
er staat een bankje waar men even kan gaan zitten om in gedachten de
geliefde namen of de ontstellende hoeveelheid in zich op te nemen. Er zijn
"maar" twee miljoen namen opgeslagen, omdat de opgave moet geschieden door
een nabestaande van de omgekomenen. Als van een hele familie niemand de
oorlog heeft overleefd kan ook niemand de namen opgeven van de omgekomenen
en de formulieren invullen die nodig zijn om opgenomen te worden in de Hall
of Names. Daarnaast is het jammerlijk dat nog zoveel overlevenden in zoveel
landen of niet weten dat dit kan, nee, moet gebeuren, of zelf niets meer met
het verleden van doen willen hebben. Mensen, voor wie het doorgeven van de
namen van de geliefden een opgave is die te zwaar is, omdat daarmee het
verleden toch weer bovengehaald wordt. Binnenkort zijn er zelfs geen
overlevenden meer. "Hoe bereik je die mensen die het verleden nog steeds
alléén in zich meedragen. Hoe maak je hen bewust dat ook hun overledenen
deel uitmaken van het joodse volk en dat hun namen daarom bij ons bekend
moeten worden gemaakt", vraagt rabbi Schachter zich hardop af als ik hem
verwonderd aankijk bij het noemen van het aantal van twee miljoen.
"Hiér hoor ik bij", dacht ik. "Ik ben een overlevende van jullie allemaal en
dat heb ik alle jaren van mijn volwassen leven moeten waarmaken. Enerzijds
naar jullie toe, dat ik niet zomaar in leven gebleven ben, maar een
duidelijke stem ben geweest die getracht heeft gehoord te worden als een van
jullie. Anderzijds naar deze maatschappij waarin ik nu leef. Ik heb maar
steeds willen bewijzen dat joden zoals ik en jullie gewone, goede en nuttige
leden van de maatschappij waren en zijn. Wij waren joden, wat dat voor ons
ook betekende. Voor zovelen betekende het niets, velen wisten niet eens dat
ze joods waren. Anderen hebben de duizenden jaren oude tradities altijd in
ere gehouden, vertrouwend op de g'd van Abraham, Izak en Jacob. Weer anderen
hebben getracht te vluchten voor het noodlot dat hen achtervolgde en
inhaalde. Alles was vergeefs. Noch het feit dat men onwetend was over eigen
afkomst, noch het vertrouwen op g'd, noch de vlucht mocht baten. De golem
heeft jullie allemaal gepakt en wij hebben moeten overleven om daarvan te
getuigen. En ons eigen bestaan rechtvaardiging te geven.
Ik heb daar, in het halfduister in die heilige hal, lang gezeten. En ben
stilletjes weggegaan met het vaste voornemen terug te komen. Bovendien wilde
ik nog met de rabbi praten over alles, over Wenen, over mijn familie daar,
over mijn grootmoeder, die na de beëindiging van mijn boek toch bleek te
zijn omgekomen in een concentratiekamp, in Theresiënstadt, met de rest van
de familie. Zij was dus geen natuurlijke dood gestorven zoals ik gedacht
had. Dat had Rabbi Schachter me al laten zien via de files op de computer.
De indruk, die het uitgestrekte park, dat Yad Vashem heet, op mij heeft
gemaakt, is bijna niet weer te geven. Laat ik trachten het als een toerist
te beschrijven. Het gaat me te ver, en is te uitputtend, om alle emoties te
beschrijven
Zoals heel Israël is het heuvelachtig. Dat betekent voortdurend klimmen of
dalen. Stenen trappen vergemakkelijken dat af en toe. Het park is een heel
groot herdenkingsmonument met vele, vele beelden, plaquettes, bomen ter
nagedachtenis aan slachtoffers en helden van de Tweede Wereldoorlog.
Speciale plaatsen zijn het museum ter nagedachtenis van de helden en
slachtoffers van het getto van Warschau en het "Childrens Memorial", ter
nagedachtenis aan de 1,2 miljoen onschuldige, joodse kinderen, die door de
Nazi's zijn omgebracht.
Daarheen richtten wij onze schreden toen we zo stilletjes de Hal der Namen
verlaten hadden.
Achter elkaar schuifelden we het duister in, elkander bij de hand houdend.
Binnen ontplooide zich een heelal vol sterren. In de volkomen duisternis
stonden we, op onszelf teruggeworpen, weerloos. Onafgebroken klonk een stem,
noemende àl die namen van àl die kinderen, hun leeftijd en hun land van
herkomst. Voor elk kind een ster in het heelal . Er waren opvallend veel
kinderen uit Nederland en Polen. Duizenden en duizenden lichtjes in die
volkomen zwartheid. Ik hield me vast aan mijn begeleidster, ik had kramp in
mijn borst en tranen van ontroering liepen over mijn wangen. Wie houdt hier
droge ogen? Elk kind vertegenwoordigd door een ster, elke ster een kind dat
nooit tot wasdom heeft mogen komen. Voor elk leven een wereld verloren.
De waarheid is dat die duizenden lichtjes veroorzaakt werden door twee,
drie, of misschien vier kaarsjes en een fantastisch spel met spiegels in een
relatief kleine ruimte, in verder een volkomen duisternis. Versteend
realiseerde ik me des temeer dat ik ook hen heb overleefd. En dat ik nu hier
stond, zoals even daarvoor in de Hal der Namen: "Ben ik het waard geweest,
heb ik jullie vertegenwoordigd als overlevende?"
Hoe de emoties met me op de loop kunnen gaan realiseer ik me pas een paar
dagen later, als ik weer naar Het Childrens' Memorial in Yad Vashem terugga.
Op dat moment ga ik ònder in die zee van namen van doden, waarvan ik er af
en toe een herken als familie, of van kennissen van hier en nu En in het
duister laat ik mijn tranen weer de vrije loop en huil tot de uitputting me
bevangt.
Weer buiten, in de brandende hitte van de dag, ontbreekt me de lust en de
kracht nog meer te bezoeken.
De ontstellende kracht van mijn eigen emoties van dat moment maakt dat ik
me, ook nadat we in het zelfbedieningsrestaurant van Yad Vashem wat gegeten
en gedronken hebben, niet meer in staat voel tot verdergaan, of nog iets in
me op te nemen.
Het gezelschap waarvan ik dan weer deel uitmaak stapt weer in de bus. Even
buiten het park ligt de "vallei der verdwenen gemeenschappen" en men stapt
daar uit om ook dat te gaan zien. Ik ga niet meer mee, blijf alléén achter.
Daarover kan ik dus niets vertellen, maar alle anderen kwamen heel stil
terug...
Impressies van Israel 1995, deel 11
Ik heb getracht een lezing bij te wonen in het Shalom Hartman-Instituut in
Jeruzalem. Een Talmoet-uitleg van een orthodoxe rabbijn, waar de groep
van leek te smullen. Dit was gepland in het reisschema, dus met het hart in de
schoenen hobbelde ik mee. Zoals ik al vreesde was het voor mij alleen maar
táál over geloven - o.a. in de haarkloverijen op het gebied van Joodse
wetten. Ik was al gauw afgeknapt. . . Zo onopvallend mogelijk sloop ik
maar naar buiten, samen met nog een dissident.
"Als je doorgaat met praten ga ik huilen", zei ik tegen hem, die dissident
dus. "Huilen?", dacht ik:"waarom?" Ik realiseerde me, nergens sterker dan
daar en toen dat ik, met mijn socialistische ideeën, hier inderdaad niet
bijhoorde; bij deze groep mensen, die vanuit hun Christelijk geloven een
bijbelse studiereis aan het maken waren. IK was hier om thuis te kómen in
mijn moeders' land. Om op Yad Vashem sporen te zoeken van mijn verdwenen
familie, om mijn reis naar bìnnen áf te maken, de reis die ik begonnen was
toen ik mijn boek "Twee vrouwen en een jas" schreef.
Het wordt de hoogste tijd voor mij om naar Yad Vashem te gaan, het
werkelijke doel van deze tocht tenslotte.
Na een poosje kwam een ongeruste Atie, onze reisleidster, naar buiten. En
met haar armen om mij heen moest ik even uithuilen, terwijl ze me als een
kind wiegde. Een glas water zette me weer op mijn voeten en we liepen wat
rond en nestelden ons toen in een parkje aan de overkant van het
Instituut.
Daar kwam even later iemand uit het gebouw ons gezelschap houden. "Izak",
stelde hij zich voor aan ons. Het gesprek dat volgde met Izak hielp me er
weer helemaal bovenop. Dit was een discussie waar ik mee uit de voeten
kon.
(Wat speelden "voeten" in Israël toch een grote rol, alles staat of valt
er
met "voeten" die de constante stijgingen en dalingen letterlijk en
figuurlijk moeten aankunnen). Atie bleef me gezelschap houden.
"Nee", zei Izak, engeneer van het Shalom Hartman Institute in Jeruzalem:
"Nee, als we niet geloven in vrede, hoeven we ook geen onderhandelingen te
voeren met Syrië. Kijk nou wat er al bereikt is: Er is vrede met Egypte,
en
nu met Jordanië. Met de Palestijnen moeten we ook verder ....Het duurt bij
jullie al zoveel jaar voor je bijvoorbeeld de Duitsers durft te
vertrouwen,
maar vrede hebben jullie al in 1945 gesloten. We moeten èrgens
beginnen..."
Ja, maar", wierp ik tegen:"Toch niet tot èlke prijs? Als ik zie en hoor
hoe
bang, doodsbenauwd, de mensen hier zijn om de Golanhoogte aan Syrië terug
te
geven. Ze noemen Rabin zelfs een verrader omdat hij vóór de verkiezingen
beloofde nooit, nóóit de Golanhoogte op te geven. Vrede met Jordanië, ja.
Koning Hoessein heeft fouten gemaakt, maar hij is ook een Westers
georiënteerd man, zeker sinds hij met zijn Engelse vrouw koningin Noor is
getrouwd. Ik heb zijn politiek gevolgd vanaf dat hij een jonge man was.
Hij
is slim en houdt het welzijn van zijn land goed in het oog. Hij neemt
daarbij wel eens verkeerde beslissingen, maar hij ziet toch dat vrede met Israël Jordanië zal goeddoen. Hetzelfde geldt voor Egypte, maar president
Sadat heeft dat wel met zijn leven moeten bekopen. Ook Egypte, met zijn
belangen in het Westen, begrijpt wat goed is voor het land. Libanon is
amper
een zelfstandige Arabische staat te noemen. Maar Syrië? Met Assad?"
"Nou", antwoordde Izak: "Met de tegenwoordige wapens bestoken ze ons al
vanuit Irak. De vlakte is niet echt nodig als strategische uitkijkpost.
Vréde tussen onze volkeren is het hardste nodig. We moeten maar leren
elkaar
te vertrouwen..." "Toch slaat de schrik me om het hart als ik de gewone
joden hoor praten, met name de orthodoxe joden", wierp ik tegen: "over
wat,
naar ze vrezen, dan hier in Israël gaat gebeuren . De meningen liggen zó
ver
uit elkaar, zijn zó pro of contra over dit onderwerp. Het overleven zelf
is
erbij betrokken volgens de meeste mensen. Onverschilligheid over deze zaak
heb ik nergens gevonden. Het zal de Arbeiderspartij stemmen kosten, de
Likoedpartij stemmen opleveren. En zal dat niet de vrede voorkomen of in
gevaar brengen?"
We spraken nog geruime tijd verder over dit onderwerp, dat (niet alleen)
Izak zo na aan het hart ligt. Waar de gewone mensen, in en buiten de
kibbutziem en nederzettingen, al of niet orthodox, doodsbang zijn, is de
intelligentsia van Israël overtuigd van de mogelijkheid van vredig
samenleven. En legt de Westerse wereld die zelfs dwingend aan Israël op.
Bij mij blijft de twijfel knagen. Wat is wijsheid?!
Jeruzalem. Een Talmoet-uitleg van een orthodoxe rabbijn, waar de groep
van leek te smullen. Dit was gepland in het reisschema, dus met het hart in de
schoenen hobbelde ik mee. Zoals ik al vreesde was het voor mij alleen maar
táál over geloven - o.a. in de haarkloverijen op het gebied van Joodse
wetten. Ik was al gauw afgeknapt. . . Zo onopvallend mogelijk sloop ik
maar naar buiten, samen met nog een dissident.
"Als je doorgaat met praten ga ik huilen", zei ik tegen hem, die dissident
dus. "Huilen?", dacht ik:"waarom?" Ik realiseerde me, nergens sterker dan
daar en toen dat ik, met mijn socialistische ideeën, hier inderdaad niet
bijhoorde; bij deze groep mensen, die vanuit hun Christelijk geloven een
bijbelse studiereis aan het maken waren. IK was hier om thuis te kómen in
mijn moeders' land. Om op Yad Vashem sporen te zoeken van mijn verdwenen
familie, om mijn reis naar bìnnen áf te maken, de reis die ik begonnen was
toen ik mijn boek "Twee vrouwen en een jas" schreef.
Het wordt de hoogste tijd voor mij om naar Yad Vashem te gaan, het
werkelijke doel van deze tocht tenslotte.
Na een poosje kwam een ongeruste Atie, onze reisleidster, naar buiten. En
met haar armen om mij heen moest ik even uithuilen, terwijl ze me als een
kind wiegde. Een glas water zette me weer op mijn voeten en we liepen wat
rond en nestelden ons toen in een parkje aan de overkant van het
Instituut.
Daar kwam even later iemand uit het gebouw ons gezelschap houden. "Izak",
stelde hij zich voor aan ons. Het gesprek dat volgde met Izak hielp me er
weer helemaal bovenop. Dit was een discussie waar ik mee uit de voeten
kon.
(Wat speelden "voeten" in Israël toch een grote rol, alles staat of valt
er
met "voeten" die de constante stijgingen en dalingen letterlijk en
figuurlijk moeten aankunnen). Atie bleef me gezelschap houden.
"Nee", zei Izak, engeneer van het Shalom Hartman Institute in Jeruzalem:
"Nee, als we niet geloven in vrede, hoeven we ook geen onderhandelingen te
voeren met Syrië. Kijk nou wat er al bereikt is: Er is vrede met Egypte,
en
nu met Jordanië. Met de Palestijnen moeten we ook verder ....Het duurt bij
jullie al zoveel jaar voor je bijvoorbeeld de Duitsers durft te
vertrouwen,
maar vrede hebben jullie al in 1945 gesloten. We moeten èrgens
beginnen..."
Ja, maar", wierp ik tegen:"Toch niet tot èlke prijs? Als ik zie en hoor
hoe
bang, doodsbenauwd, de mensen hier zijn om de Golanhoogte aan Syrië terug
te
geven. Ze noemen Rabin zelfs een verrader omdat hij vóór de verkiezingen
beloofde nooit, nóóit de Golanhoogte op te geven. Vrede met Jordanië, ja.
Koning Hoessein heeft fouten gemaakt, maar hij is ook een Westers
georiënteerd man, zeker sinds hij met zijn Engelse vrouw koningin Noor is
getrouwd. Ik heb zijn politiek gevolgd vanaf dat hij een jonge man was.
Hij
is slim en houdt het welzijn van zijn land goed in het oog. Hij neemt
daarbij wel eens verkeerde beslissingen, maar hij ziet toch dat vrede met Israël Jordanië zal goeddoen. Hetzelfde geldt voor Egypte, maar president
Sadat heeft dat wel met zijn leven moeten bekopen. Ook Egypte, met zijn
belangen in het Westen, begrijpt wat goed is voor het land. Libanon is
amper
een zelfstandige Arabische staat te noemen. Maar Syrië? Met Assad?"
"Nou", antwoordde Izak: "Met de tegenwoordige wapens bestoken ze ons al
vanuit Irak. De vlakte is niet echt nodig als strategische uitkijkpost.
Vréde tussen onze volkeren is het hardste nodig. We moeten maar leren
elkaar
te vertrouwen..." "Toch slaat de schrik me om het hart als ik de gewone
joden hoor praten, met name de orthodoxe joden", wierp ik tegen: "over
wat,
naar ze vrezen, dan hier in Israël gaat gebeuren . De meningen liggen zó
ver
uit elkaar, zijn zó pro of contra over dit onderwerp. Het overleven zelf
is
erbij betrokken volgens de meeste mensen. Onverschilligheid over deze zaak
heb ik nergens gevonden. Het zal de Arbeiderspartij stemmen kosten, de
Likoedpartij stemmen opleveren. En zal dat niet de vrede voorkomen of in
gevaar brengen?"
We spraken nog geruime tijd verder over dit onderwerp, dat (niet alleen)
Izak zo na aan het hart ligt. Waar de gewone mensen, in en buiten de
kibbutziem en nederzettingen, al of niet orthodox, doodsbang zijn, is de
intelligentsia van Israël overtuigd van de mogelijkheid van vredig
samenleven. En legt de Westerse wereld die zelfs dwingend aan Israël op.
Bij mij blijft de twijfel knagen. Wat is wijsheid?!
maandag 18 oktober 2010
Impressies van Israel 1995 - deel 10
Daar komen de joodse vrouwen uit het zwembad. Ik had het me nog niet gerealiseerd
maar nu zie ik ook wat er vertrouwd en toch vervreemdend aan is. “Onze”
moslimvrouwen gaan bijna net zo gekleed, het lichaam en het hoofd bedekt,
maar lijken niet zo frank en vrij en geëmancipeerd als deze vrouwen zijn.
26-6
‘s Morgens weer heel vroeg op, veel zien, veel indrukken, veel te veel en te
indrukwekkend. Als ik later de plaatjes terugzie zal ik kunnen zeggen:”
O, ja, daar was ik ook en daar heb ik dàt meegemaakt”, maar nu moet ik als
een
echte toerist alles maar over me heen laten komen. Morgen gaan we òp naar
Jeruzalem!
27-6
We hebben onze intrek genomen in hotel Central, een oud hotel, midden in
de oude orthodoxe wijk van Jeruzalem. Hier blijven we de hele week, tot het
einde van de reis. Via een hek kom je op de “voorhof”, waar een aantal
plastic zitjes met parasols zijn neergezet. En waar we elke avond
meemaken
dat een paartje “onder de choepa gaat”, wordt getrouwd. Dat valt altijd
samen met onze avondmaaltijd. Die twee zaken zijn nauwkeurig op elkaar
afgestemd, hoewel er wel toestemming is om foto’s te maken, maar er geen
ongenode gasten bij zijn. Wij, nieuwsgierige vreemden, kijken wel van
buitenaf, eerst naar de plechtigheid op het pleintje, later naar het
zingen en handgeklap waarmee het veelal zeer jonge paar naar binnen wordt
geloodst.
Hoe jong zijn die getrouwde, aanstaande of alreeds moeder zijnde,
kinderen?
Veertien, vijftien, misschien zestien jaar? Trots, maar ook zorgelijk en
gesloten zie ik ze overal om me heen in hun vreemde, ouderwetse en hooggsloten kleding.
Binnen, in het hotel, is het een komen en gaan van lagere en hoge
rabbijnen,
van veel oudere, orthodoxe mannen. Op dit moment heel weinig vrouwen.
Contact maken, een gesprek voeren, een ontmoeting hebben is bijna een
onmogelijkheid. De mannen nòch de vrouwen zien ons staan, kijken dwars
door of over ons heen. Dat is, wat de mannen betreft geen uiting van
chauvinisme, zo hoor ik later van een rabbijn van Nederlandse afkomst, die
tot zijn verrassing hier zijn moedertaal hoort spreken. Het is een uiting
van respect, zoals het ook een uiting van respect is om een uitgestoken
hand van een vrouw te weigeren. Het is maar hoe je het bekijkt. Wij, Westerse
vrouwen, gaan in deze hitte (er heerst in Israël nog steeds een hittegolf)
met in achtgenomen respect voor andermans opvattingen, toch zo bloot
mogelijk gekleed. Korte, of geen mouwen, korte rok of korte broek. Zelf
ben ik zeer decent gekleed, lange broek en bloes met halflange mouwen, een
zonnehoed voor buiten. Maar toch zo totaal anders dan de Joodse vrouwen
hier, die zelfs binnen, met deze hittegolf het hoofd bedekt houden met
hoed, doek en/of pruik. Elders hadden we al meegemaakt dat onze vrouwen
aanmerkingen kregen bij het betreden van een al dan niet heilige ruimte.
Het spijt me, maar ik kan niet anders dan daarbij bedenken dat het niet aan onze
onschuld of onwetendheid ligt, maar aan de schuldige gedachtengang van
anderen. De psychologe Bloeme Evers liet ooit in het N.I.W. optekenen:”
Vrouwen worden op een voetstuk geplaatst. Je wordt de hemel ingeprezen, zo
lang je maar de vloer blijft dweilen en niet je rechten laat gelden
(N.I.W. 25-4-‘94). Mijn gevoel beaamt dat hier volledig. Zeker op dat moment dat die
Nederlandse rabbijn zelf in het Nederlands contact met me zoekt (ik draag
als enige en met trots mijn davidsster), maar op het moment dat ik mij
voorstel en mijn hand uitsteek ter begroeting zie ik hem tot mijn
verbazing
terugdeinzen en zegt hij met een kleine stem dat handen schudden voor hem
niet is toegestaan. Op mijn verbaasde vraag daaromtrent antwoordt hij “dat
dat uit respect voor vrouwen is”. Nou ja, we zullen maar denken ‘s lands
wijs, ‘s lands eer, of zo iets. Maar ergens voel ik toch een koude rilling
over mijn rug lopen. Ik geloof zo heilig in de gelijkwaardigheid van
mensen, ben al zo lang een geëmancipeerde vrouw, dat dit als archaïsch overkomt bij mij.
Overigens was het contact met deze rabbi verder leuk en merkwaardig.
Merkwaardig omdat hij niet moe werd mij te vertellen uit wat voor hoge
rabbijnenfamilie hij wel niet stamde en dat hij daarnaast ook koopman was
en hoe trots hij op zijn zonen was die allemaal studeerden en vast ook
belangrijke rabbijnen zouden worden. Ook leuk, want op het moment dat hij
zijn naam op een briefje schreef als aanbeveling voor een orthodoxe
familie uit de buurt van Amsterdam, gebeurde er iets. Ik herkènde die naam toen.
In de vroege jaren zestig had ik een oude, Amsterdamse dame met die naam
redelijk goed gekend. Een dame met een jiddisch accent. En dat bleek de
grootmoeder van deze rabbijn te zijn geweest. Het deed iets met hem,
ineens leek hij een gewoon mens te worden, meer respect voor mij te hebben. Om
een of andere reden had hij zelf geen herinneringen meer aan deze grootmoeder.
En ik had die wel. Daardoor werd onze conversatie verder buitengewoon
vriendelijk, tot hij afscheid moest nemen, “omdat hij het land uitging”.
maar nu zie ik ook wat er vertrouwd en toch vervreemdend aan is. “Onze”
moslimvrouwen gaan bijna net zo gekleed, het lichaam en het hoofd bedekt,
maar lijken niet zo frank en vrij en geëmancipeerd als deze vrouwen zijn.
26-6
‘s Morgens weer heel vroeg op, veel zien, veel indrukken, veel te veel en te
indrukwekkend. Als ik later de plaatjes terugzie zal ik kunnen zeggen:”
O, ja, daar was ik ook en daar heb ik dàt meegemaakt”, maar nu moet ik als
een
echte toerist alles maar over me heen laten komen. Morgen gaan we òp naar
Jeruzalem!
27-6
We hebben onze intrek genomen in hotel Central, een oud hotel, midden in
de oude orthodoxe wijk van Jeruzalem. Hier blijven we de hele week, tot het
einde van de reis. Via een hek kom je op de “voorhof”, waar een aantal
plastic zitjes met parasols zijn neergezet. En waar we elke avond
meemaken
dat een paartje “onder de choepa gaat”, wordt getrouwd. Dat valt altijd
samen met onze avondmaaltijd. Die twee zaken zijn nauwkeurig op elkaar
afgestemd, hoewel er wel toestemming is om foto’s te maken, maar er geen
ongenode gasten bij zijn. Wij, nieuwsgierige vreemden, kijken wel van
buitenaf, eerst naar de plechtigheid op het pleintje, later naar het
zingen en handgeklap waarmee het veelal zeer jonge paar naar binnen wordt
geloodst.
Hoe jong zijn die getrouwde, aanstaande of alreeds moeder zijnde,
kinderen?
Veertien, vijftien, misschien zestien jaar? Trots, maar ook zorgelijk en
gesloten zie ik ze overal om me heen in hun vreemde, ouderwetse en hooggsloten kleding.
Binnen, in het hotel, is het een komen en gaan van lagere en hoge
rabbijnen,
van veel oudere, orthodoxe mannen. Op dit moment heel weinig vrouwen.
Contact maken, een gesprek voeren, een ontmoeting hebben is bijna een
onmogelijkheid. De mannen nòch de vrouwen zien ons staan, kijken dwars
door of over ons heen. Dat is, wat de mannen betreft geen uiting van
chauvinisme, zo hoor ik later van een rabbijn van Nederlandse afkomst, die
tot zijn verrassing hier zijn moedertaal hoort spreken. Het is een uiting
van respect, zoals het ook een uiting van respect is om een uitgestoken
hand van een vrouw te weigeren. Het is maar hoe je het bekijkt. Wij, Westerse
vrouwen, gaan in deze hitte (er heerst in Israël nog steeds een hittegolf)
met in achtgenomen respect voor andermans opvattingen, toch zo bloot
mogelijk gekleed. Korte, of geen mouwen, korte rok of korte broek. Zelf
ben ik zeer decent gekleed, lange broek en bloes met halflange mouwen, een
zonnehoed voor buiten. Maar toch zo totaal anders dan de Joodse vrouwen
hier, die zelfs binnen, met deze hittegolf het hoofd bedekt houden met
hoed, doek en/of pruik. Elders hadden we al meegemaakt dat onze vrouwen
aanmerkingen kregen bij het betreden van een al dan niet heilige ruimte.
Het spijt me, maar ik kan niet anders dan daarbij bedenken dat het niet aan onze
onschuld of onwetendheid ligt, maar aan de schuldige gedachtengang van
anderen. De psychologe Bloeme Evers liet ooit in het N.I.W. optekenen:”
Vrouwen worden op een voetstuk geplaatst. Je wordt de hemel ingeprezen, zo
lang je maar de vloer blijft dweilen en niet je rechten laat gelden
(N.I.W. 25-4-‘94). Mijn gevoel beaamt dat hier volledig. Zeker op dat moment dat die
Nederlandse rabbijn zelf in het Nederlands contact met me zoekt (ik draag
als enige en met trots mijn davidsster), maar op het moment dat ik mij
voorstel en mijn hand uitsteek ter begroeting zie ik hem tot mijn
verbazing
terugdeinzen en zegt hij met een kleine stem dat handen schudden voor hem
niet is toegestaan. Op mijn verbaasde vraag daaromtrent antwoordt hij “dat
dat uit respect voor vrouwen is”. Nou ja, we zullen maar denken ‘s lands
wijs, ‘s lands eer, of zo iets. Maar ergens voel ik toch een koude rilling
over mijn rug lopen. Ik geloof zo heilig in de gelijkwaardigheid van
mensen, ben al zo lang een geëmancipeerde vrouw, dat dit als archaïsch overkomt bij mij.
Overigens was het contact met deze rabbi verder leuk en merkwaardig.
Merkwaardig omdat hij niet moe werd mij te vertellen uit wat voor hoge
rabbijnenfamilie hij wel niet stamde en dat hij daarnaast ook koopman was
en hoe trots hij op zijn zonen was die allemaal studeerden en vast ook
belangrijke rabbijnen zouden worden. Ook leuk, want op het moment dat hij
zijn naam op een briefje schreef als aanbeveling voor een orthodoxe
familie uit de buurt van Amsterdam, gebeurde er iets. Ik herkènde die naam toen.
In de vroege jaren zestig had ik een oude, Amsterdamse dame met die naam
redelijk goed gekend. Een dame met een jiddisch accent. En dat bleek de
grootmoeder van deze rabbijn te zijn geweest. Het deed iets met hem,
ineens leek hij een gewoon mens te worden, meer respect voor mij te hebben. Om
een of andere reden had hij zelf geen herinneringen meer aan deze grootmoeder.
En ik had die wel. Daardoor werd onze conversatie verder buitengewoon
vriendelijk, tot hij afscheid moest nemen, “omdat hij het land uitging”.
Impressies van Israel 1995 - deel 9
Het Joods Nationaal Fonds (het J.N.F.) is een fonds, dat o.a. geld
inzamelt om het land stenenvrij te maken. Vraag me niet waar ze die stenen laten,
er zullen wel wegen en huizen e.d. van gebouwd worden. Het J.N.F. huurt
daarvoor werkkrachten in (immigranten ) en geeft ze zo een betaalde baan.
Dat werkt driedubbel-op. Want het stenenvrij gemaakte land kan bebouwd
worden en ook daarvoor worden immigranten aangenomen. En de opbrengst van
het land is zo hoog dat er ook geëxporteerd kan worden. Het is dus een
goede zaak het J.N.F. te steunen. En het J.N.F. plant ook bossen op
stenenvrij gemaakt land. Het Nederlandse bos is daar een goed voorbeeld
van. Ook dat is werk voor de immigranten en geeft ze dus een eigen inkomen.
Ik zat weer even buiten om een sigaretje te roken en bedacht me hoe
"clean"
Israël was. Geen ongedierte te zien, geen muggen, vliegen of spinnen zag
ik.
Op die wat musachtige kolibriekleine vogeltjes na (leefden die alleen van
nectar?) was er helemaal geen dier te zien in dit park. Op het moment dat
dat door mijn hoofd ging keek ik omlaag, naar de grond en zag twee
minuscule miertjes en een vliegje. Dus toch, maar vrijwel onzichtbaar. Een poosje
later hoorde ik zelfs een kraai en een koekoek, of de Israëlische variant daarvan.
En weer omhoogkijkend zag en hoorde ik weer de legerhelicopters.
Verder is het hier op dit moment stil en vreedzaam. En onwillekeurig gaan
mijn gedachten terug naar de eerste kibbutz, Neve Shalom/Wahat al-salam,
waarlijk een Huis van Vrede. Joden en Palestijnen, die samen werken,
samen leven, samen naar school gaan, samen naar vrede streven, samen besturen
willen.. Een Huis waar vrede een gezicht krijgt in die vreedzame samenleving
van Joden en Palestijnen, een plek om je thuis te voelen, nog meer dan op
Mes Ammim of hier op Lavi. Caron Aron, de "Grand old lady" van de kibbutz
hield de laatste avond dat wij er waren een inleiding over de geschiedenis
en de doelstellingen en manieren van werken van Neve Shalom, die me nog
> lang zal bijblijven door de inspirerende kracht die van haar uitging.
Heel plezierig, maar voor mij persoonlijk minder inspirerend, was enkele
> dagen later ook het gesprek met een andere "Grand old lady", Stijn Pilar,
de voorlichtster van kibbutz Mes Ammim, waar men vanuit de eigen Christelijke
doelstellingen, in solidariteit met het Joodse volk, leeft.
Beiden zijn vrouwen "van een bepaalde leeftijd", gehard, gezuiverd in een
jarenlange strijd om psychisch en fysiek te overleven, strijdbaar en
geïnspireerd en inspirerend door de manier waarop ze hun verhaal vertellen
en hun doelstellingen nastreven. Bijzondere vrouwen! Ik denk dat het de
politieke insteek is van Carol Aron die mij meer aanspreekt: opvoeding en
educatie van Israëlische en Arabische kinderen sámen, de eigen èn elkaars
taal en cultuur leren en leren waarderen. Daar komt het - ongeveer - op
neer. Bovendien kreeg ik de indruk dat daardoor de gehele communiteit
"very outreaching" was.
Bij Stijn Pilar in Nes Ammim was de Christelijke herwaardering van het
Joodse, de bijbel, de historie daarachter, de insteek. Het - zonder
zendeling of missionaris te willen zijn - hier in Israël ook iets
opbouwen, in solidariteit met Israël. Zoals de eerste Christenen het beleefden,
binnen Israël levend. Maar ik ben geen Christen, zodat het niet zó gemakkelijk is
me daarin in te leven. In ieder geval sprak de solidariteit, de samenwerking, ook met Palestijnen, me weer wel aan. Hier op Lavi is de leefwijze totaal anders. Naar binnen gericht, op de Joodse godsdienst geënt en vanuit die inspiratie werkend is zij uitgelopen als die zoetgeurende, bloeiende tuin, als een boom met vele uitlopers enzijtakken. Maar de tuin is omringd door hekken, wordt bewaakt met geweren
in de aanslag en hoe gastvrij men ook is, vreemdelingen komen er niet ongenood binnen.
inzamelt om het land stenenvrij te maken. Vraag me niet waar ze die stenen laten,
er zullen wel wegen en huizen e.d. van gebouwd worden. Het J.N.F. huurt
daarvoor werkkrachten in (immigranten ) en geeft ze zo een betaalde baan.
Dat werkt driedubbel-op. Want het stenenvrij gemaakte land kan bebouwd
worden en ook daarvoor worden immigranten aangenomen. En de opbrengst van
het land is zo hoog dat er ook geëxporteerd kan worden. Het is dus een
goede zaak het J.N.F. te steunen. En het J.N.F. plant ook bossen op
stenenvrij gemaakt land. Het Nederlandse bos is daar een goed voorbeeld
van. Ook dat is werk voor de immigranten en geeft ze dus een eigen inkomen.
Ik zat weer even buiten om een sigaretje te roken en bedacht me hoe
"clean"
Israël was. Geen ongedierte te zien, geen muggen, vliegen of spinnen zag
ik.
Op die wat musachtige kolibriekleine vogeltjes na (leefden die alleen van
nectar?) was er helemaal geen dier te zien in dit park. Op het moment dat
dat door mijn hoofd ging keek ik omlaag, naar de grond en zag twee
minuscule miertjes en een vliegje. Dus toch, maar vrijwel onzichtbaar. Een poosje
later hoorde ik zelfs een kraai en een koekoek, of de Israëlische variant daarvan.
En weer omhoogkijkend zag en hoorde ik weer de legerhelicopters.
Verder is het hier op dit moment stil en vreedzaam. En onwillekeurig gaan
mijn gedachten terug naar de eerste kibbutz, Neve Shalom/Wahat al-salam,
waarlijk een Huis van Vrede. Joden en Palestijnen, die samen werken,
samen leven, samen naar school gaan, samen naar vrede streven, samen besturen
willen.. Een Huis waar vrede een gezicht krijgt in die vreedzame samenleving
van Joden en Palestijnen, een plek om je thuis te voelen, nog meer dan op
Mes Ammim of hier op Lavi. Caron Aron, de "Grand old lady" van de kibbutz
hield de laatste avond dat wij er waren een inleiding over de geschiedenis
en de doelstellingen en manieren van werken van Neve Shalom, die me nog
> lang zal bijblijven door de inspirerende kracht die van haar uitging.
Heel plezierig, maar voor mij persoonlijk minder inspirerend, was enkele
> dagen later ook het gesprek met een andere "Grand old lady", Stijn Pilar,
de voorlichtster van kibbutz Mes Ammim, waar men vanuit de eigen Christelijke
doelstellingen, in solidariteit met het Joodse volk, leeft.
Beiden zijn vrouwen "van een bepaalde leeftijd", gehard, gezuiverd in een
jarenlange strijd om psychisch en fysiek te overleven, strijdbaar en
geïnspireerd en inspirerend door de manier waarop ze hun verhaal vertellen
en hun doelstellingen nastreven. Bijzondere vrouwen! Ik denk dat het de
politieke insteek is van Carol Aron die mij meer aanspreekt: opvoeding en
educatie van Israëlische en Arabische kinderen sámen, de eigen èn elkaars
taal en cultuur leren en leren waarderen. Daar komt het - ongeveer - op
neer. Bovendien kreeg ik de indruk dat daardoor de gehele communiteit
"very outreaching" was.
Bij Stijn Pilar in Nes Ammim was de Christelijke herwaardering van het
Joodse, de bijbel, de historie daarachter, de insteek. Het - zonder
zendeling of missionaris te willen zijn - hier in Israël ook iets
opbouwen, in solidariteit met Israël. Zoals de eerste Christenen het beleefden,
binnen Israël levend. Maar ik ben geen Christen, zodat het niet zó gemakkelijk is
me daarin in te leven. In ieder geval sprak de solidariteit, de samenwerking, ook met Palestijnen, me weer wel aan. Hier op Lavi is de leefwijze totaal anders. Naar binnen gericht, op de Joodse godsdienst geënt en vanuit die inspiratie werkend is zij uitgelopen als die zoetgeurende, bloeiende tuin, als een boom met vele uitlopers enzijtakken. Maar de tuin is omringd door hekken, wordt bewaakt met geweren
in de aanslag en hoe gastvrij men ook is, vreemdelingen komen er niet ongenood binnen.
zondag 17 oktober 2010
Impressies van Israel 1995 deel 8
Morgen dus nog overnachten in Lavi en misschien dat ik tegen die tijd de sfeer hier echt te pakken krijg. Als we niet te moe worden, want er wordt zeer veel aan sightseeing en walking (in marstempo) gedaan. Toch wil ik proberen die sfeer hier zo goed mogelijk onder woorden te vangen.
Rust en devotie schijnen de kernbegrippen. De rust komt ook architectonisch tot uiting in de ruime en lichte bouw van het hotel en vooral van de lounge.
De stemmen verkwijnen door de vreemde akoestiek. De mensen die hier op het terrein wonen haasten zich niet, ze wandelen, zo te zien in zichzelf gekeerd, over de paden. Het vrome jodendom is hier "thuis", Christenen klaarblijkelijk geaccepteerd, het geloof (welk geloof dan ook) lijkt zich hier te verdiepen door de gesprekken met de begeleiding. Alleen de seculaire mens lijkt hier in de (schijnbare?) rust naar een hoezo en waarom te zoeken. Want achter de heuvels wacht een vijand en men is zich dat terdege bewust. Toch ademt
alles hier vreedzaamheid. Onrust lijkt te worden verdoezeld door de rustige en eenvoudige
luxe van dit hotel.
Hier is echter geen hoop op vreedzaam samenleven, geen vertrouwen in de "vijand".
Ik moet er aan denken hoe gisteravond een Nederlandse jongen, die hierheen is geëmigreerd, ons trachtte uit te leggen hoe het nu zit met dat koeien verzorgen op Sabbath. Voeden mag niet, dus zorg je dat er voldoende voer is om de Sabbath door te komen. Dat is niet moeilijk. Maar koeien moeten ook gemolken worden. Doe je dat niet dan lijden de dieren, en dat
mag niet, ook niet op Sabbath. Het heeft heel veel zoeken, denken en discussiëren in en over de Talmoet gekost, maar men is tot een oplossing gekomen. Men hoeft de melk ook niet weg te gooien, als men het overhalen van het ene hendeltje maar teniet doet door het drukken op een ander knopje, waardoor de melk gespaard kan blijven. Zoiets of iets dergelijks. Of het geheel autmomatisch maakt natuurlijk. Het heel fijne ervan begreep ik niet, maar de hilariteit van onze groep was gróót!
Omtrent de vindingrijkheid en de inventiviteit van het Joodse denken (wat
dat aangaat ben ik toch wel echt Joods) zijn we nog niet uitgedacht
of -geschreven. Geen wonder dat de dorre vlakte der woestijnen is veranderd in bloeiende vlakten. Zoals in de christelijke kerken gezongen wordt.
Alleen die sténen. Die rotsblokken overal. Israël is een stéénrijk land.
> Door heel Israël liggen óveral stenen en rotsblokken over land en
hellingen.
> Daarover hoorde ik van onze gids Chaim een leuk verhaal dat ik niemand
wil
> onthouden:
> Toen Jaweh aarde en hemel geschapen had hield hij nog een heleboel stenen
> over. En Hij zei toen tegen Zijn engelen:" Verzamel deze stenen en
> rotsblokken en verdeel ze over de aarde". De engelen verzamelden dus de
> stenen en rotsblokken in een grote zak, stegen op en ... de zak scheurde
> door het gewicht... precies boven Israël.
Rust en devotie schijnen de kernbegrippen. De rust komt ook architectonisch tot uiting in de ruime en lichte bouw van het hotel en vooral van de lounge.
De stemmen verkwijnen door de vreemde akoestiek. De mensen die hier op het terrein wonen haasten zich niet, ze wandelen, zo te zien in zichzelf gekeerd, over de paden. Het vrome jodendom is hier "thuis", Christenen klaarblijkelijk geaccepteerd, het geloof (welk geloof dan ook) lijkt zich hier te verdiepen door de gesprekken met de begeleiding. Alleen de seculaire mens lijkt hier in de (schijnbare?) rust naar een hoezo en waarom te zoeken. Want achter de heuvels wacht een vijand en men is zich dat terdege bewust. Toch ademt
alles hier vreedzaamheid. Onrust lijkt te worden verdoezeld door de rustige en eenvoudige
luxe van dit hotel.
Hier is echter geen hoop op vreedzaam samenleven, geen vertrouwen in de "vijand".
Ik moet er aan denken hoe gisteravond een Nederlandse jongen, die hierheen is geëmigreerd, ons trachtte uit te leggen hoe het nu zit met dat koeien verzorgen op Sabbath. Voeden mag niet, dus zorg je dat er voldoende voer is om de Sabbath door te komen. Dat is niet moeilijk. Maar koeien moeten ook gemolken worden. Doe je dat niet dan lijden de dieren, en dat
mag niet, ook niet op Sabbath. Het heeft heel veel zoeken, denken en discussiëren in en over de Talmoet gekost, maar men is tot een oplossing gekomen. Men hoeft de melk ook niet weg te gooien, als men het overhalen van het ene hendeltje maar teniet doet door het drukken op een ander knopje, waardoor de melk gespaard kan blijven. Zoiets of iets dergelijks. Of het geheel autmomatisch maakt natuurlijk. Het heel fijne ervan begreep ik niet, maar de hilariteit van onze groep was gróót!
Omtrent de vindingrijkheid en de inventiviteit van het Joodse denken (wat
dat aangaat ben ik toch wel echt Joods) zijn we nog niet uitgedacht
of -geschreven. Geen wonder dat de dorre vlakte der woestijnen is veranderd in bloeiende vlakten. Zoals in de christelijke kerken gezongen wordt.
Alleen die sténen. Die rotsblokken overal. Israël is een stéénrijk land.
> Door heel Israël liggen óveral stenen en rotsblokken over land en
hellingen.
> Daarover hoorde ik van onze gids Chaim een leuk verhaal dat ik niemand
wil
> onthouden:
> Toen Jaweh aarde en hemel geschapen had hield hij nog een heleboel stenen
> over. En Hij zei toen tegen Zijn engelen:" Verzamel deze stenen en
> rotsblokken en verdeel ze over de aarde". De engelen verzamelden dus de
> stenen en rotsblokken in een grote zak, stegen op en ... de zak scheurde
> door het gewicht... precies boven Israël.
Impressies van Israel 1995 deel 7
Overal waar ik kom lopen mensen met geweren. Veiligheidsmensen. Hier op Lavi in Tiberias, vlak tegen de Golanhoogte is men zowel uit overtuiging, maar toch ook uit angst, vóór een Likoed-regering. Men beschouwt Rabin hier als een
verrader, -(het is geschreven in 1995)- die vóór de verkiezingen beloofde de Golan te behouden voor Israël, maar nu in de vredesbesprekingen bereid is de Golanhoogte "weg te geven". Als je hier zelf bent en zo dicht tegen de Golan dat je de soldaten op oefening
op de hoogte kunt zien, kun je dat goed begrijpen. Wie garandeert de
veiligheid van deze kibbutz, die al vanaf 1949 bestaat? Vanaf de dichtstbijzijnde berg (héél dichtbij) kan de gehele kibbutz vernietigd en uitgemoord worden.
Anderzijds heb ik ook niets gemerkt van enige toenadering tot de Arabische
landgenoten hier in deze in zichzelf besloten gemeenschap. Dit in
tegenstelling tot de andere bezochte kibbutziem. Het lijkt een
uitzichtloos probleem....
Ik wandel langzaam door het snikhete park dat bij Lavi hoort. De kibbutz
is zeer uitgestrekt, de huizen merendeels laag. Er zijn ook duplexwoningen
met een verdieping erboven, die hebben een stenen buitentrap, rechtstreeks
naar de bovenverdieping leidend. Zij zijn uiterlijk gelijk gebouwd, maar,
sociaal en sociologisch, heel verschillend bewoond.
En op het heetst van de dag gaat de bewatering dóór; wat een
waterproblemen zal dat nog geven! In dit wondermooie park groeien vele, vele soorten
planten, struiken en bomen. Heel kleine vogeltjes, grauw-bruin als musjes,
maar klein als kolibries, vliegen van bloem naar bloem. Ik zag zojuist
twee totaal verschillende bomen, helemaal verstrengeld, allebei kerngezond. En
> even dacht ik: " kon het maar zo gaan met Israëli's en Palestijnen" Maar
ja, ik zit hier in Lavi en niet in Neve Shalom.
Siësta houden gaat niet., ik kan niet slapen. De radio staat zachtjes aan,
ononderbroken oude filmmuziek. Heerlijk ontspannend.. Een takje van een
mimosaboom, een stukje pijnboom, beide van hun boom afgewaaid, en een in
de zon gedroogd takje bougainville heb ik tot een kunststukje geformeerd en
naast dit boekje gelegd. Een genot om naar te kijken.
Over genot gesproken. Dit hotel kent een schat aan visuele schoonheid. De
móóiste schilderijen, grotendeels geschonken door dankbare gasten en
schilders uit binnen- en buitenland. Eén schilderij, hangend in een zg.
lecture-room, doet me denken aan de boeken van Marion Bradley, met name
haar "Nevelen van Avelon". Het is onbeschrijflijk mooi, lètterlijk niet te
beschrijven. Maar ik zou er IN willen verdwijnen. Het toont een nevelig,
moeraslandschap, gebaad in een haast bovenaards licht. Ik weet niet wie
de schilder(es) is. Wat zou ik het graag thuis in mijn kamer willen hangen!
Het schilderij is óók een geschenk aan de kibbutz en er worden geen ansichtkaarten of
>posters van gemaakt en verkocht. Jammer ja.
Even een sigaretje gerookt in de lounge, het is geen Sjabbat meer. En uitgekeken over en naar de bergen (Golanhoogte) en getracht me te verplaatsen in de gevoelens van de bewoners hier. Een dorpje of een nederzetting zie ik, het ligt daar in een dal en ik hoor plotseling bewust, de wind ruisen door de bomen. Die wind steekt elke middag op. Zodat het hier
ondanks de hoge temperaturen toch leefbaar blijft.
Er is zojuist, tijdens lunchtijd, een groep orthodoxe vrouwen binnengekomen. Een andere wereld voor mij. Andere kleding, andere blikken. "Ouderwetse" jurken op halve kuithoogte of nog langer, pruiken, hoeden, of de haren weggebonden in een net-achtige zak. Ik ben - weer- een goj in Israël, dit Israël, al ben ik in Holland een Jood.
Met één vrouw, die als enige van haar groep ook rookt en blij is hier even te kunnen
neervallen, raak ik in gesprek. Judith heet ze, de 5e generatie van
hier-geborenen, een Sabra dus. Ze spreekt moeizaam Engels, en ik spreek geen woord
Hebreeuws, maar tòch. . Zij draagt een eenvoudige pruik en "normale" kleren. Al die
vrouwen beziende voel ik me een beetje een gluurder, als was ik in Spakenburg, waar ook niet gefotografeerd mag worden.
>En al die GEUREN hier, onbeschrijflijk. Als ik kan ruiken, wat niet altijd het geval is, ruik ik duizend bloemengeuren, harsen, kruiden. Je wordt er een beetje dronken van, net als van het licht hier. Ook al is het in de verte wat heiig en niet helder, zoals je mag verwachten in zo’n droge lucht. Het heiige wordt hier veroorzaakt door stof, niet door vocht of
vervuilde lucht.
Eindelijk kom ik op de gedachte om aan de hand van het programma de data
en de datum van vandaag te zoeken, je zou de tel der dagen kwijtraken hier.
Die wàs ik ook kwijtgeraakt. Door alles wat er gebeurde, door alles wat we
meemaakten. Het is vandaag dus de 25e, want het eten van "Petrusvis" en
het bijwonen van een kerkdienst staat op het programma en daar is men nu
naartoe. Vandaar dat ik even tijd heb dit allemaal op te schrijven.
verrader, -(het is geschreven in 1995)- die vóór de verkiezingen beloofde de Golan te behouden voor Israël, maar nu in de vredesbesprekingen bereid is de Golanhoogte "weg te geven". Als je hier zelf bent en zo dicht tegen de Golan dat je de soldaten op oefening
op de hoogte kunt zien, kun je dat goed begrijpen. Wie garandeert de
veiligheid van deze kibbutz, die al vanaf 1949 bestaat? Vanaf de dichtstbijzijnde berg (héél dichtbij) kan de gehele kibbutz vernietigd en uitgemoord worden.
Anderzijds heb ik ook niets gemerkt van enige toenadering tot de Arabische
landgenoten hier in deze in zichzelf besloten gemeenschap. Dit in
tegenstelling tot de andere bezochte kibbutziem. Het lijkt een
uitzichtloos probleem....
Ik wandel langzaam door het snikhete park dat bij Lavi hoort. De kibbutz
is zeer uitgestrekt, de huizen merendeels laag. Er zijn ook duplexwoningen
met een verdieping erboven, die hebben een stenen buitentrap, rechtstreeks
naar de bovenverdieping leidend. Zij zijn uiterlijk gelijk gebouwd, maar,
sociaal en sociologisch, heel verschillend bewoond.
En op het heetst van de dag gaat de bewatering dóór; wat een
waterproblemen zal dat nog geven! In dit wondermooie park groeien vele, vele soorten
planten, struiken en bomen. Heel kleine vogeltjes, grauw-bruin als musjes,
maar klein als kolibries, vliegen van bloem naar bloem. Ik zag zojuist
twee totaal verschillende bomen, helemaal verstrengeld, allebei kerngezond. En
> even dacht ik: " kon het maar zo gaan met Israëli's en Palestijnen" Maar
ja, ik zit hier in Lavi en niet in Neve Shalom.
Siësta houden gaat niet., ik kan niet slapen. De radio staat zachtjes aan,
ononderbroken oude filmmuziek. Heerlijk ontspannend.. Een takje van een
mimosaboom, een stukje pijnboom, beide van hun boom afgewaaid, en een in
de zon gedroogd takje bougainville heb ik tot een kunststukje geformeerd en
naast dit boekje gelegd. Een genot om naar te kijken.
Over genot gesproken. Dit hotel kent een schat aan visuele schoonheid. De
móóiste schilderijen, grotendeels geschonken door dankbare gasten en
schilders uit binnen- en buitenland. Eén schilderij, hangend in een zg.
lecture-room, doet me denken aan de boeken van Marion Bradley, met name
haar "Nevelen van Avelon". Het is onbeschrijflijk mooi, lètterlijk niet te
beschrijven. Maar ik zou er IN willen verdwijnen. Het toont een nevelig,
moeraslandschap, gebaad in een haast bovenaards licht. Ik weet niet wie
de schilder(es) is. Wat zou ik het graag thuis in mijn kamer willen hangen!
Het schilderij is óók een geschenk aan de kibbutz en er worden geen ansichtkaarten of
>posters van gemaakt en verkocht. Jammer ja.
Even een sigaretje gerookt in de lounge, het is geen Sjabbat meer. En uitgekeken over en naar de bergen (Golanhoogte) en getracht me te verplaatsen in de gevoelens van de bewoners hier. Een dorpje of een nederzetting zie ik, het ligt daar in een dal en ik hoor plotseling bewust, de wind ruisen door de bomen. Die wind steekt elke middag op. Zodat het hier
ondanks de hoge temperaturen toch leefbaar blijft.
Er is zojuist, tijdens lunchtijd, een groep orthodoxe vrouwen binnengekomen. Een andere wereld voor mij. Andere kleding, andere blikken. "Ouderwetse" jurken op halve kuithoogte of nog langer, pruiken, hoeden, of de haren weggebonden in een net-achtige zak. Ik ben - weer- een goj in Israël, dit Israël, al ben ik in Holland een Jood.
Met één vrouw, die als enige van haar groep ook rookt en blij is hier even te kunnen
neervallen, raak ik in gesprek. Judith heet ze, de 5e generatie van
hier-geborenen, een Sabra dus. Ze spreekt moeizaam Engels, en ik spreek geen woord
Hebreeuws, maar tòch. . Zij draagt een eenvoudige pruik en "normale" kleren. Al die
vrouwen beziende voel ik me een beetje een gluurder, als was ik in Spakenburg, waar ook niet gefotografeerd mag worden.
>En al die GEUREN hier, onbeschrijflijk. Als ik kan ruiken, wat niet altijd het geval is, ruik ik duizend bloemengeuren, harsen, kruiden. Je wordt er een beetje dronken van, net als van het licht hier. Ook al is het in de verte wat heiig en niet helder, zoals je mag verwachten in zo’n droge lucht. Het heiige wordt hier veroorzaakt door stof, niet door vocht of
vervuilde lucht.
Eindelijk kom ik op de gedachte om aan de hand van het programma de data
en de datum van vandaag te zoeken, je zou de tel der dagen kwijtraken hier.
Die wàs ik ook kwijtgeraakt. Door alles wat er gebeurde, door alles wat we
meemaakten. Het is vandaag dus de 25e, want het eten van "Petrusvis" en
het bijwonen van een kerkdienst staat op het programma en daar is men nu
naartoe. Vandaar dat ik even tijd heb dit allemaal op te schrijven.
Impressies van Israel 1995 deel 6
>En al die GEUREN hier, onbeschrijflijk. Als ik kan ruiken, wat niet altijd het geval is, ruik ik duizend bloemengeuren, harsen, kruiden. Je wordt er een beetje dronken van, net als van het licht hier. Ook al is het in de verte wat heiig en niet helder, zoals je mag verwachten in zo’n droge lucht. Het heiige wordt hier veroorzaakt door stof, niet door vocht of
vervuilde lucht.
Eindelijk kom ik op de gedachte om aan de hand van het programma de data
en de datum van vandaag te zoeken, je zou de tel der dagen kwijtraken hier.
Die wàs ik ook kwijtgeraakt. Door alles wat er gebeurde, door alles wat we
meemaakten. Het is vandaag dus de 25e, want het eten van "Petrusvis" en
het bijwonen van een kerkdienst staat op het programma en daar is men nu
naartoe. Vandaar dat ik even tijd heb dit allemaal op te schrijven.
Morgen dus nog overnachten in Lavi en misschien dat ik tegen die tijd de sfeer hier echt te pakken krijg. Als we niet te moe worden, want er wordt zeer veel aan sightseeing en walking (in marstempo) gedaan. Toch wil ik proberen die sfeer hier zo goed mogelijk onder woorden te vangen.
Rust en devotie schijnen de kernbegrippen. De rust komt ook architectonisch tot uiting in de ruime en lichte bouw van het hotel en vooral van de lounge.
De stemmen verkwijnen door de vreemde akoestiek. De mensen die hier op het terrein wonen haasten zich niet, ze wandelen, zo te zien in zichzelf gekeerd, over de paden. Het vrome jodendom is hier "thuis", Christenen klaarblijkelijk geaccepteerd, het geloof (welk geloof dan ook) lijkt zich hier te verdiepen door de gesprekken met de begeleiding. Alleen de seculaire mens lijkt hier in de (schijnbare?) rust naar een hoezo en waarom te zoeken. Want achter de heuvels wacht een vijand en men is zich dat terdege bewust. Toch ademt
alles hier vreedzaamheid. Onrust lijkt te worden verdoezeld door de rustige en eenvoudige
luxe van dit hotel.
Hier is echter geen hoop op vreedzaam samenleven, geen vertrouwen in de "vijand".
Ik moet er aan denken hoe gisteravond een Nederlandse jongen, die hierheen is geëmigreerd, ons trachtte uit te leggen hoe het nu zit met dat koeien verzorgen op Sabbath. Voeden mag niet, dus zorg je dat er voldoende voer is om de Sabbath door te komen. Dat is niet moeilijk. Maar koeien moeten ook gemolken worden. Doe je dat niet dan lijden de dieren, en dat
mag niet, ook niet op Sabbath. Het heeft heel veel zoeken, denken en discussiëren in en over de Talmoet gekost, maar men is tot een oplossing gekomen. Men hoeft de melk ook niet weg te gooien, als men het overhalen van het ene hendeltje maar teniet doet door het drukken op een ander knopje, waardoor de melk gespaard kan blijven. Zoiets of iets dergelijks. Of het geheel autmomatisch maakt natuurlijk. Het heel fijne ervan begreep ik niet, maar de hilariteit van onze groep was gróót!
Omtrent de vindingrijkheid en de inventiviteit van het Joodse denken (wat
dat aangaat ben ik toch wel echt Joods) zijn we nog niet uitgedacht
of -geschreven. Geen wonder dat de dorre vlakte der woestijnen is veranderd in bloeiende vlakten. Zoals in de christelijke kerken gezongen wordt.
vervuilde lucht.
Eindelijk kom ik op de gedachte om aan de hand van het programma de data
en de datum van vandaag te zoeken, je zou de tel der dagen kwijtraken hier.
Die wàs ik ook kwijtgeraakt. Door alles wat er gebeurde, door alles wat we
meemaakten. Het is vandaag dus de 25e, want het eten van "Petrusvis" en
het bijwonen van een kerkdienst staat op het programma en daar is men nu
naartoe. Vandaar dat ik even tijd heb dit allemaal op te schrijven.
Morgen dus nog overnachten in Lavi en misschien dat ik tegen die tijd de sfeer hier echt te pakken krijg. Als we niet te moe worden, want er wordt zeer veel aan sightseeing en walking (in marstempo) gedaan. Toch wil ik proberen die sfeer hier zo goed mogelijk onder woorden te vangen.
Rust en devotie schijnen de kernbegrippen. De rust komt ook architectonisch tot uiting in de ruime en lichte bouw van het hotel en vooral van de lounge.
De stemmen verkwijnen door de vreemde akoestiek. De mensen die hier op het terrein wonen haasten zich niet, ze wandelen, zo te zien in zichzelf gekeerd, over de paden. Het vrome jodendom is hier "thuis", Christenen klaarblijkelijk geaccepteerd, het geloof (welk geloof dan ook) lijkt zich hier te verdiepen door de gesprekken met de begeleiding. Alleen de seculaire mens lijkt hier in de (schijnbare?) rust naar een hoezo en waarom te zoeken. Want achter de heuvels wacht een vijand en men is zich dat terdege bewust. Toch ademt
alles hier vreedzaamheid. Onrust lijkt te worden verdoezeld door de rustige en eenvoudige
luxe van dit hotel.
Hier is echter geen hoop op vreedzaam samenleven, geen vertrouwen in de "vijand".
Ik moet er aan denken hoe gisteravond een Nederlandse jongen, die hierheen is geëmigreerd, ons trachtte uit te leggen hoe het nu zit met dat koeien verzorgen op Sabbath. Voeden mag niet, dus zorg je dat er voldoende voer is om de Sabbath door te komen. Dat is niet moeilijk. Maar koeien moeten ook gemolken worden. Doe je dat niet dan lijden de dieren, en dat
mag niet, ook niet op Sabbath. Het heeft heel veel zoeken, denken en discussiëren in en over de Talmoet gekost, maar men is tot een oplossing gekomen. Men hoeft de melk ook niet weg te gooien, als men het overhalen van het ene hendeltje maar teniet doet door het drukken op een ander knopje, waardoor de melk gespaard kan blijven. Zoiets of iets dergelijks. Of het geheel autmomatisch maakt natuurlijk. Het heel fijne ervan begreep ik niet, maar de hilariteit van onze groep was gróót!
Omtrent de vindingrijkheid en de inventiviteit van het Joodse denken (wat
dat aangaat ben ik toch wel echt Joods) zijn we nog niet uitgedacht
of -geschreven. Geen wonder dat de dorre vlakte der woestijnen is veranderd in bloeiende vlakten. Zoals in de christelijke kerken gezongen wordt.
Impressies van Israel 1995 deel 5
25-6-95 Later
Kibbutz-hotel Lavi is een vrij luxe hotel, zoals alle hotels airconditioned.
Luiken en horren, ramen en gordijnen zijn de gehele dag gesloten. Maar de
hitte kruipt naar binnen. In Israël heerst een hittegolf.
Renate Rubinstein schreef in haar boek: 'Jood in Nederland - goj in Israël', zo voelt het ook. Ik ben en leef blijkbaar anders dan anderen, joods of christelijk.
Dat is niet erg, maar ik spreek noch de taal van Israël, noch die van
christenen. O, mijn Engels is zodanig dat ik me er prima mee red.
Maar ik had zo graag met het kamermeisje gepraat. Zij sprak echter nòch Engels, nòch Hebreeuws, alleen Arabisch. Zij moet zich met mij even onhandig en ongemakkelijk hebben gevoeld als ik tussen al die goedbedoelende en vriendelijke mensen.
Vandaag ben ik dus even alleen, zoals gezegd...even alles laten
zakken...Mijn hoofd houdt alle gebeurtenissen hopelijk vast, zoals mijn lijf nu water vasthoudt. Ik ben gezwollen, inplaats van uitgedroogd door de hitte
en de zon.
Kamer 504. Ik zit aan een bureautje; als ik opkijk zie ik mijzelf in de
grote spiegel. Links, direct naast me, de gesloten gordijnen, rechts twee
bedden met nachtkastjes. Daarnaast is de badkamer, mèt bad en luxe wastafel.
Daar tegenover een grote hang- en legkast, een grote spiegel en een
koffertafel. Achter mij een zitje. De hoofdkleuren zijn lichtbruin en
oud-roze.
Het is nu twaalf uur. De airconditioning springt aan, teken dat het binnen
warmer is dan 24 graden Celcius. Over een half uur is het lunchtijd.
Even terugdenken.
Vergelijkend de luxe hier met wat ik gezien heb…geef ik toch de voorkeur aan het guesthouse van Neve Shalom, de ietwat soberder sfeer daar ligt me beter. Waarom kan ik het gevoel niet van me afzetten dat men ‘dáár’ ook meer zichzelf kan zijn?!
In de geest de weg teruggaande is er weer de sprakeloze bewondering voor wat de joden hier verricht hebben. Van een woestijngebied, een bergachtig, stenenrijk land, weerbarstig en droog, is hier het belangrijkste land van het Midden Oosten gemaakt. Niet alleen op politiek gebied. Maar ook op het gebied van land- en tuinbouwproducten: groenten, fruit en zelfs bloemen: kibbutz Mes Ammim heeft grote kassen zoals bij ons in het Westland, ook speciaal voor voor de export gekweekte rozen..
Een prachtig gezicht al die graan-, maïs- en zonnebloemvelden daar, die plantages van olijfbomen, citrusplantages, pijnbomen en Jeruzalem-eiken. Alles met als achtergrond die lange berghellingen, de dorpjes en de nederzettingen. Daarachter weer de hoge bergen. Zoals ik vertelde (ik verval in herhalingen ;-)) het uitzicht vanaf alle wegen, maar ook vanaf alle bereden of beklommen bergen is ongelooflijk wijds en adembenemend mooi. Zeker voor mij, voor wie dit de eerste buitenlandse reis door een heuvelachtig gebied is. De vele opgravingen, alle beschermd gebied, geven een beetje inzicht in de, ook al adembenemende, geschiedenis van de duizenden jaren bestaande beschaving-op-beschaving-op-beschaving. Hier krijg je het gevoel dat Israël, van oudsher, de navel van de wereld is, de magneet èn de middelpuntvliedende kracht van moeder Aarde in zich draag…Vandaag funktioneert Israël als magneet voor joden en niet-joden, voor vluchtelingen uit Oost-Europa en Rusland, uit Ethiopië en het Verre Oosten.
Dit is zowel voor hen als voor mij, òns land, het land van onze voorouders….
Kibbutz-hotel Lavi is een vrij luxe hotel, zoals alle hotels airconditioned.
Luiken en horren, ramen en gordijnen zijn de gehele dag gesloten. Maar de
hitte kruipt naar binnen. In Israël heerst een hittegolf.
Renate Rubinstein schreef in haar boek: 'Jood in Nederland - goj in Israël', zo voelt het ook. Ik ben en leef blijkbaar anders dan anderen, joods of christelijk.
Dat is niet erg, maar ik spreek noch de taal van Israël, noch die van
christenen. O, mijn Engels is zodanig dat ik me er prima mee red.
Maar ik had zo graag met het kamermeisje gepraat. Zij sprak echter nòch Engels, nòch Hebreeuws, alleen Arabisch. Zij moet zich met mij even onhandig en ongemakkelijk hebben gevoeld als ik tussen al die goedbedoelende en vriendelijke mensen.
Vandaag ben ik dus even alleen, zoals gezegd...even alles laten
zakken...Mijn hoofd houdt alle gebeurtenissen hopelijk vast, zoals mijn lijf nu water vasthoudt. Ik ben gezwollen, inplaats van uitgedroogd door de hitte
en de zon.
Kamer 504. Ik zit aan een bureautje; als ik opkijk zie ik mijzelf in de
grote spiegel. Links, direct naast me, de gesloten gordijnen, rechts twee
bedden met nachtkastjes. Daarnaast is de badkamer, mèt bad en luxe wastafel.
Daar tegenover een grote hang- en legkast, een grote spiegel en een
koffertafel. Achter mij een zitje. De hoofdkleuren zijn lichtbruin en
oud-roze.
Het is nu twaalf uur. De airconditioning springt aan, teken dat het binnen
warmer is dan 24 graden Celcius. Over een half uur is het lunchtijd.
Even terugdenken.
Vergelijkend de luxe hier met wat ik gezien heb…geef ik toch de voorkeur aan het guesthouse van Neve Shalom, de ietwat soberder sfeer daar ligt me beter. Waarom kan ik het gevoel niet van me afzetten dat men ‘dáár’ ook meer zichzelf kan zijn?!
In de geest de weg teruggaande is er weer de sprakeloze bewondering voor wat de joden hier verricht hebben. Van een woestijngebied, een bergachtig, stenenrijk land, weerbarstig en droog, is hier het belangrijkste land van het Midden Oosten gemaakt. Niet alleen op politiek gebied. Maar ook op het gebied van land- en tuinbouwproducten: groenten, fruit en zelfs bloemen: kibbutz Mes Ammim heeft grote kassen zoals bij ons in het Westland, ook speciaal voor voor de export gekweekte rozen..
Een prachtig gezicht al die graan-, maïs- en zonnebloemvelden daar, die plantages van olijfbomen, citrusplantages, pijnbomen en Jeruzalem-eiken. Alles met als achtergrond die lange berghellingen, de dorpjes en de nederzettingen. Daarachter weer de hoge bergen. Zoals ik vertelde (ik verval in herhalingen ;-)) het uitzicht vanaf alle wegen, maar ook vanaf alle bereden of beklommen bergen is ongelooflijk wijds en adembenemend mooi. Zeker voor mij, voor wie dit de eerste buitenlandse reis door een heuvelachtig gebied is. De vele opgravingen, alle beschermd gebied, geven een beetje inzicht in de, ook al adembenemende, geschiedenis van de duizenden jaren bestaande beschaving-op-beschaving-op-beschaving. Hier krijg je het gevoel dat Israël, van oudsher, de navel van de wereld is, de magneet èn de middelpuntvliedende kracht van moeder Aarde in zich draag…Vandaag funktioneert Israël als magneet voor joden en niet-joden, voor vluchtelingen uit Oost-Europa en Rusland, uit Ethiopië en het Verre Oosten.
Dit is zowel voor hen als voor mij, òns land, het land van onze voorouders….
Impressies van Israel 1995 deel 4
27-6
In kibbutz en hotel Lavi.
In het hotel ben ik op dit moment even met mijzelf alleen. De groep is weggegaan en dit is een mooie dag om even alleen te zijn en alle indrukken even te laten zakken.
Hier op Lavi slaat de verwarring weer toe. Vervreemding van alles en iedereen. Ik heb het gevoel dat ik even heel zachtjes ‘hellup’ zou willen roepen.
De orthodoxie hier is een levenswijze die mij zó vreemd is dat het me bang maakt. De geestelijke vrijheid die ik mijzelf toesta, bestaat hier niet. Strikte regels voor letterlijk alles is iets dat misschien goed in een beschouwend leven kan passen maar voor een buitenstaander zoals ik werkt het alleen maar benauwend. Dat is althans mijn gevoel. Gelukkig is de joodse orthodoxie wars van een gevoel zending te moeten bedrijven..Integendeel.
Op het moment dat ik dit schrijf is iedereen naar ‘sjoel’, de synagoge. Ik zit hier op de (overigens prima) hotelkamer te schrijven. Ik bèn buitenstaander, ook hier. Maar ik ben me zeer bewust dat ik ben die ik ben en ook niet anders zou willen en kunnen zijn.
Het is nu Sabbat. Dat is merkbaar en voelbaar in de hele atmosfeer. Onder een pergola, in de schaduw, geeft Jitchak, die aan onze groep is toegewezen als begeleider, een uiteenzetting over het orthodoxe kibbutzleven. ’s Middags, het is nu de 24ste hebben we een rondleiding over het terrein met een naar Israël geëmigreerde jonge, joodse boer. Een hete wandeling…In Israël heerst een hittegolf! Honderden koeien die in een open, overdekte stal staan. Die mogen op Sabbat wel verzorgd, maar niet gemolken worden..Maar dat is een apart verhaal.
De vele kalveren zijn allemaal apart ondergebracht in een eigen open hokje, de helft van dat hokje is overkapt. Ze kunnen ruim en vrij rondlopen – en in de schaduw liggen. Of buiten de overkapping, als de zon niet schijnt.
Ze liggen, anders dan de Nederlandse kistkalveren, heel luxe en niet om gemest te worden, maar om besmettingen te voorkomen.
Alle dagen berg op, heuvel af! Israël is killing my feet!
Op Sabbat mag men hier ook niet roken, alleen op de gastenkamers is daar geen controle over. Maar mijn kamergenoten (andere dus) hier willen weer niet dat er op de kamer gerookt wordt. Mijn pakkie shag brandt in mijn zak.* Er is maar één groepsgenoot die hetzelfde doormaakt, de anderen roken niet…Ik voel me een halve crimineel, ben ook de enige vrouw in deze groep, die rookt. Ik ben hier met een christelijke groep, dat werkt op zichzelf al vervreemdend. Er zijn mensen bij die over bijna niets anders praten dan theologische onderwerpen. Die moeten wel vreemd aankijken tegen mijn anders-zijn.
• Eind dat jaar was ik wel gedwongen om te stoppen met roken….ik kreeg een hartinfarct..(dit voor de nog-steeds-rokers ;-)) )
Op 25 juni, zondag, de dag na Sabbat, gaat de groep naar het meer van Kinnereth, ofwel Galilea. En doen ze verder wat ze verder nog van plan zijn. Er werd geadviseerd stevige wandelschoenen aan te trekken en een badpak mee te nemen. Ook zou er een bezoek aan een Pater Willebrand gebracht worden..
Ik heb afgezegd, ik ga vandaag niet mee. Deze dag voor mezelf heb ik hard nodig. Al is het maar om eindelijk de kaarten te schrijven voor Holland en wat aantekeningen te maken en uit te werken.
In kibbutz en hotel Lavi.
In het hotel ben ik op dit moment even met mijzelf alleen. De groep is weggegaan en dit is een mooie dag om even alleen te zijn en alle indrukken even te laten zakken.
Hier op Lavi slaat de verwarring weer toe. Vervreemding van alles en iedereen. Ik heb het gevoel dat ik even heel zachtjes ‘hellup’ zou willen roepen.
De orthodoxie hier is een levenswijze die mij zó vreemd is dat het me bang maakt. De geestelijke vrijheid die ik mijzelf toesta, bestaat hier niet. Strikte regels voor letterlijk alles is iets dat misschien goed in een beschouwend leven kan passen maar voor een buitenstaander zoals ik werkt het alleen maar benauwend. Dat is althans mijn gevoel. Gelukkig is de joodse orthodoxie wars van een gevoel zending te moeten bedrijven..Integendeel.
Op het moment dat ik dit schrijf is iedereen naar ‘sjoel’, de synagoge. Ik zit hier op de (overigens prima) hotelkamer te schrijven. Ik bèn buitenstaander, ook hier. Maar ik ben me zeer bewust dat ik ben die ik ben en ook niet anders zou willen en kunnen zijn.
Het is nu Sabbat. Dat is merkbaar en voelbaar in de hele atmosfeer. Onder een pergola, in de schaduw, geeft Jitchak, die aan onze groep is toegewezen als begeleider, een uiteenzetting over het orthodoxe kibbutzleven. ’s Middags, het is nu de 24ste hebben we een rondleiding over het terrein met een naar Israël geëmigreerde jonge, joodse boer. Een hete wandeling…In Israël heerst een hittegolf! Honderden koeien die in een open, overdekte stal staan. Die mogen op Sabbat wel verzorgd, maar niet gemolken worden..Maar dat is een apart verhaal.
De vele kalveren zijn allemaal apart ondergebracht in een eigen open hokje, de helft van dat hokje is overkapt. Ze kunnen ruim en vrij rondlopen – en in de schaduw liggen. Of buiten de overkapping, als de zon niet schijnt.
Ze liggen, anders dan de Nederlandse kistkalveren, heel luxe en niet om gemest te worden, maar om besmettingen te voorkomen.
Alle dagen berg op, heuvel af! Israël is killing my feet!
Op Sabbat mag men hier ook niet roken, alleen op de gastenkamers is daar geen controle over. Maar mijn kamergenoten (andere dus) hier willen weer niet dat er op de kamer gerookt wordt. Mijn pakkie shag brandt in mijn zak.* Er is maar één groepsgenoot die hetzelfde doormaakt, de anderen roken niet…Ik voel me een halve crimineel, ben ook de enige vrouw in deze groep, die rookt. Ik ben hier met een christelijke groep, dat werkt op zichzelf al vervreemdend. Er zijn mensen bij die over bijna niets anders praten dan theologische onderwerpen. Die moeten wel vreemd aankijken tegen mijn anders-zijn.
• Eind dat jaar was ik wel gedwongen om te stoppen met roken….ik kreeg een hartinfarct..(dit voor de nog-steeds-rokers ;-)) )
Op 25 juni, zondag, de dag na Sabbat, gaat de groep naar het meer van Kinnereth, ofwel Galilea. En doen ze verder wat ze verder nog van plan zijn. Er werd geadviseerd stevige wandelschoenen aan te trekken en een badpak mee te nemen. Ook zou er een bezoek aan een Pater Willebrand gebracht worden..
Ik heb afgezegd, ik ga vandaag niet mee. Deze dag voor mezelf heb ik hard nodig. Al is het maar om eindelijk de kaarten te schrijven voor Holland en wat aantekeningen te maken en uit te werken.
Impressies van Israel deel 3
23-6
Nes Ammim.
Vannacht was onze eerste overnachting in kibbutz Nes Ammim, een christelijke kibbutz. Die heeft haar wortels in vreedzaam samenleven met joden en de joodse godsdienst. Geen zendingsdrang, dat was ook de voorwaarde van de Israëlische regering, toen men hier begon.
Vandaag, om acht uur vertrokken, zijn we eerst naar het Museum voor de (joodse) Strijders in het Getto van Warschau gegaan in de kibbutz Lochame Haghetaot in West Galilea. Het museum is er ook ter nagedachtenis van de grote pedagoog Janusz Korczak en het is dus ook didactisch en pedagogisch opgezet en bedoeld.
Ik ging hier even ‘door het lint’, beseffend hoe ook ik hierbij betrokken ben als joodse. En het verdriet om mijn onvrijwillige ‘uittreding’ als fulltime-vrijwilliger, uit het gemeentelijke Nieuwegeinse Platform Mondiale Bewustwording, dat ik mee had opgezet, kreeg even de overhand.
Die ‘uittreding’ in feite mijn ontslag neming, was bedoeld als protest en stellingname tegen het kiezen door Nieuwegein van uitgerekend een Póólse Zusterstad . Europa was groter dan dàt….Het antisemitisme in Polen is nog even virulent als vroeger…Werk van zoveel jaren….voorbij, omdat ik joodse ben.
De verbondenheid van verleden en heden, met dáár en hier en nu….die ik overal om mij heen weet en voel, werd me even teveel. Ik ben voortijdig naar buiten gegaan, de hitte in en heb een stevig buitje gestort…
Daarna reden we weer naar een af- of opgraving. Ik heb er zoveel gezien, dat dag en plek geen chronologische volgorde in mijn geheugen meer hebben.
We werden bij deze opgraving niet toegelaten, men was met delicate vondsten bezig. Dus we zwierven zomaar wat rond om van de adembenemende uitzichten te genieten. Waar je ook bent in noordelijk Israël, of dat nu op de hoogten is of in de dalen, vanuit elk gezichtspunt maakt Israël je ademloos van bewondering. De lange hellingen, de uitgestrekte dalen maken de vergezichten eindeloos en eindeloos mooi en afwisselend.
Gees (mijn tachtigjarige, bewonderde kamergenote) en ik bleven bij een wandeling achter. In een ‘citadel’ (een deel van een opgegraven militair kampement uit de tijd van Jezus) airconditioned en wel…stond een video-installatie als enig meubilair tot onze beschikking. Die ging over de geschiedenis van die plaats en de vondsten na de opgravingen. Historisch goed uitgediept, gecomputeriseerd tot levende beelden: Grieken, Romeinen, Joden, oude, inmiddels verdwenen stammen, Arabieren…allemaal hebben ze hier hun sporen achtergelaten in de uitgegraven ruïnes.
In het arabische deel van Nazareth (waar ook onze palestijnse chauffeur vandaan kwam ) aten we een redelijke shoarma en konden we een uurtje zwerven. Een heel dubbel gevoel. Niet ècht veilig…als je ziet dat een kind van tussen veertien en zestien jaar hier met een groot machinegeweer rondsjouwt. En niemand die ervan opkijkt. Een arabische verkoper van witte doeken, kameeltjes en andere toeristische lekkernijen riep ons aan bij de christelijke Ontvangeniskerk: ‘Ollander gggieriggg, Ollander kijkekijke, niet kope’. Hij krijste bijna, met zware ggg’s…Tja, onze internationale faam, hier ook bekend.
Nadder, onze chauffeur, trakteerde op backlava, een arabisch gebak, ter ere van het feit dat wij in zijn stad waren.
Vier nachten in Nes Ammim, daarna vertrokken we naar kibbutz Lavi, die ook een hotel exploiteert. Lavi is een orthodoxe gemeenschap en dat is op alle terreinen van het leven hier zeer goed waarneembaar.
Nes Ammim.
Vannacht was onze eerste overnachting in kibbutz Nes Ammim, een christelijke kibbutz. Die heeft haar wortels in vreedzaam samenleven met joden en de joodse godsdienst. Geen zendingsdrang, dat was ook de voorwaarde van de Israëlische regering, toen men hier begon.
Vandaag, om acht uur vertrokken, zijn we eerst naar het Museum voor de (joodse) Strijders in het Getto van Warschau gegaan in de kibbutz Lochame Haghetaot in West Galilea. Het museum is er ook ter nagedachtenis van de grote pedagoog Janusz Korczak en het is dus ook didactisch en pedagogisch opgezet en bedoeld.
Ik ging hier even ‘door het lint’, beseffend hoe ook ik hierbij betrokken ben als joodse. En het verdriet om mijn onvrijwillige ‘uittreding’ als fulltime-vrijwilliger, uit het gemeentelijke Nieuwegeinse Platform Mondiale Bewustwording, dat ik mee had opgezet, kreeg even de overhand.
Die ‘uittreding’ in feite mijn ontslag neming, was bedoeld als protest en stellingname tegen het kiezen door Nieuwegein van uitgerekend een Póólse Zusterstad . Europa was groter dan dàt….Het antisemitisme in Polen is nog even virulent als vroeger…Werk van zoveel jaren….voorbij, omdat ik joodse ben.
De verbondenheid van verleden en heden, met dáár en hier en nu….die ik overal om mij heen weet en voel, werd me even teveel. Ik ben voortijdig naar buiten gegaan, de hitte in en heb een stevig buitje gestort…
Daarna reden we weer naar een af- of opgraving. Ik heb er zoveel gezien, dat dag en plek geen chronologische volgorde in mijn geheugen meer hebben.
We werden bij deze opgraving niet toegelaten, men was met delicate vondsten bezig. Dus we zwierven zomaar wat rond om van de adembenemende uitzichten te genieten. Waar je ook bent in noordelijk Israël, of dat nu op de hoogten is of in de dalen, vanuit elk gezichtspunt maakt Israël je ademloos van bewondering. De lange hellingen, de uitgestrekte dalen maken de vergezichten eindeloos en eindeloos mooi en afwisselend.
Gees (mijn tachtigjarige, bewonderde kamergenote) en ik bleven bij een wandeling achter. In een ‘citadel’ (een deel van een opgegraven militair kampement uit de tijd van Jezus) airconditioned en wel…stond een video-installatie als enig meubilair tot onze beschikking. Die ging over de geschiedenis van die plaats en de vondsten na de opgravingen. Historisch goed uitgediept, gecomputeriseerd tot levende beelden: Grieken, Romeinen, Joden, oude, inmiddels verdwenen stammen, Arabieren…allemaal hebben ze hier hun sporen achtergelaten in de uitgegraven ruïnes.
In het arabische deel van Nazareth (waar ook onze palestijnse chauffeur vandaan kwam ) aten we een redelijke shoarma en konden we een uurtje zwerven. Een heel dubbel gevoel. Niet ècht veilig…als je ziet dat een kind van tussen veertien en zestien jaar hier met een groot machinegeweer rondsjouwt. En niemand die ervan opkijkt. Een arabische verkoper van witte doeken, kameeltjes en andere toeristische lekkernijen riep ons aan bij de christelijke Ontvangeniskerk: ‘Ollander gggieriggg, Ollander kijkekijke, niet kope’. Hij krijste bijna, met zware ggg’s…Tja, onze internationale faam, hier ook bekend.
Nadder, onze chauffeur, trakteerde op backlava, een arabisch gebak, ter ere van het feit dat wij in zijn stad waren.
Vier nachten in Nes Ammim, daarna vertrokken we naar kibbutz Lavi, die ook een hotel exploiteert. Lavi is een orthodoxe gemeenschap en dat is op alle terreinen van het leven hier zeer goed waarneembaar.
Impressies van Israel 1995 deel 2
20-6-95
Soms vergeet je dat je elf kilometer boven de grond voortvliegt met een snelheid van achthonderdveertig kilometer per uur. De stoelen zijn smal maar redelijk comfortabel, de bediening is excellent.
Ons vertrek uit Nederland was weinig spectaculair. De mensen van de studiegroep waarin ik meereisde, waren allemaal ruimschoots op tijd voor alle formaliteiten. Hoewel die voor Israël veel strenger en langduriger zijn dan voor ‘gewone’ Europese landen. Veel last heeft de passagier daar niet van.
Wachten…..
Alléén dat wachten! Na alle formaliteiten was er nog tijd voor een kop koffie en een broodje in de centrale hal van Schiphol, waar we weer moesten blijven wachten tot we de airbus in konden. En na wéér eindeloos wachten werd het vertrek wéér uitgesteld, nu wegens moeilijkheden bij het tanken. Veel te laat taxiede het vliegtuig eindelijk naar het einde van de baan en kwamen we zonder enige schokje los van de grond.
Richting Israël…. Naar het Zuiden. Een goede maaltijd, aardige, frisse meisjes en een leuke purser. En enkele uren later een drankje en een zakje pinda’s. Het weer blijft goed, echt zomer, hoge luchtdruk in deze contreien.
We hebben een dan nog kil Nederland achter ons gelaten…17graden is het daar.
Op het moment dat ik dit schrijf vliegen we boven Cyprus, op weg naar Eilat in het zuidelijkste puntje van Israël. ‘Thuis’ is al ver weg. Verantwoordelijkheden liggen nu in de handen van anderen dan mijzelf.
Op dat moment slaat de vervreemding toe! ‘Anderen dan mijzelf’?
En contact met anderen uit deze groep bestaat er nog nauwelijks op dit moment. De komende twee weken moeten ‘die anderen hier’ wat ‘eigener’ worden. En ik maak nu eenmaal niet zo gemakkelijk contact hier, waar de mensen toch ‘anders’ zijn…want een groep christenen op studiereis….En ik……….Ik zoek mijn familie………en ga mijn moeder een plek geven waar bewezen kan worden dat ze bestaan heeft.
20-6 01.00 uur.
Wéér eindeloos wachten…tijd bestaat niet, is een gedachtenkronkel van mensen.
In Eilat aangekomen moesten we het vliegtuig uit, terwijl lading werd uit- en ingeladen. In de donkere nacht ontving moeder Israël me met een warme omhelzing en drukte me tegen haar moederlijke borst. Ik was éven ademloos, letterlijk. Midden in de nacht en een temperatuur van, naar verluidde, 41 graden Celcius….In Holland zou het nu 10 graden zijn..
Na nòg een uur wachten in een hal vliegen we eindelijk door naar Tel-Aviv.
Naar Neve Shalom.
De ontscheping gaat vlot daar…bagage uitchecken en overbrengen naar de wachtende bus. Ik ben echter mijn blauwe portemonnee kwijt. Waarschijnlijk al gerold op het vliegveld Ben Goerion na het wisselen van mijn geld in sjekels. Het vreemde geld had ik in een andere portemonnee gedaan die ik om mijn nek had gehangen. De blauwe, met nog een kleine honderd gulden en al mijn pasjes, tijdelijk in de zak van mijn zomermantel, die ik, ondanks de warmte daar, nog steeds droeg, En als ik niet gerold ben moet hij uit mijn zak zijn gevallen. Op het vliegveld of in de bus…..Leuk begin!!!!!!! Gelukkig dat er niet al te veel geld in zat….de pasjes kon ik in Israël toch niet gebruiken. Al in Nederland had ik al het beschikbare geld in drie porties verdeeld over drie portemonnee’s op drie verschillende plaatsen opgeborgen…Maar tòch! Er zaten ook papieren in, bedenk ik me….met mijn volledige naam en adres….
In het pikkedonker kwamen we aan in Neve Shalom dat plotseling als een wit stadje opdoemde uit het duister. Heel mooi!!!! Het ‘stadje’ bleek te bestaan uit een prachtig gelegen kibbutz met een guesthouse en straatjes met kleine moderne, witte huisjes waar gasten kunnen overnachten.
Ik deel de kamer met een tachtigjarige (!) schoonheid die ‘jonger’ is dan ik ben, fitter en wijzer ook…Ze doet deze reis voor de zevende keer…ik ben hier voor het eerst.
De kamer is loeiheet als we binnenkomen, de airconditioning is gelukkig snel gevonden. Maar na al die uren reizen neem je nog niet zomaar een bad: alles moet uitgepakt worden om de nodige badspullen en schone kleren te vinden.
Het is nu twee uur in de nacht. Ik ben oververmoeid, maar kan niet slapen. Deze dag begon vanmorgen om zes uur. En eindigt nu pas, ruim twintig uur later.
Gelukkig konden we toen we hier aankwamen, nog wat eten, want met een lege maag is slapen helemaal onmogelijk.
In 'Neve Shalom - wahat al-salaam' Hebreeuws en Arabisch voor Oases van Vrede {Naar het bijbelboek Jesaja): - hebben we twee nachten gastvrijheid genoten. Overdag opgravingen met bijbelse toelichtingen. Maar de laatste avond maakten we kennis met die buitengewone vrouw Carol Aron, wier idealisme voor een vreedzaam samenleven van joden en arabieren tot de bloei van deze kibbutz heeft geleid.. Hier worden joodse en arabische kinderen geboren en grootgebracht, die elkaars taal en cultuur van kleinsaf leren kennen en waarderen. Van heinde en ver komen ook kinderen hierheen, zowel joodse als palestijnse kinderen. En ook van overal vandaan komen de mensen om te leren van Carol Aron. Niet voor niets is ze ooit genomineerd geweest voor de Nobel Vredesprijs. Die zou ze werkelijk verdiend hebben.
Soms vergeet je dat je elf kilometer boven de grond voortvliegt met een snelheid van achthonderdveertig kilometer per uur. De stoelen zijn smal maar redelijk comfortabel, de bediening is excellent.
Ons vertrek uit Nederland was weinig spectaculair. De mensen van de studiegroep waarin ik meereisde, waren allemaal ruimschoots op tijd voor alle formaliteiten. Hoewel die voor Israël veel strenger en langduriger zijn dan voor ‘gewone’ Europese landen. Veel last heeft de passagier daar niet van.
Wachten…..
Alléén dat wachten! Na alle formaliteiten was er nog tijd voor een kop koffie en een broodje in de centrale hal van Schiphol, waar we weer moesten blijven wachten tot we de airbus in konden. En na wéér eindeloos wachten werd het vertrek wéér uitgesteld, nu wegens moeilijkheden bij het tanken. Veel te laat taxiede het vliegtuig eindelijk naar het einde van de baan en kwamen we zonder enige schokje los van de grond.
Richting Israël…. Naar het Zuiden. Een goede maaltijd, aardige, frisse meisjes en een leuke purser. En enkele uren later een drankje en een zakje pinda’s. Het weer blijft goed, echt zomer, hoge luchtdruk in deze contreien.
We hebben een dan nog kil Nederland achter ons gelaten…17graden is het daar.
Op het moment dat ik dit schrijf vliegen we boven Cyprus, op weg naar Eilat in het zuidelijkste puntje van Israël. ‘Thuis’ is al ver weg. Verantwoordelijkheden liggen nu in de handen van anderen dan mijzelf.
Op dat moment slaat de vervreemding toe! ‘Anderen dan mijzelf’?
En contact met anderen uit deze groep bestaat er nog nauwelijks op dit moment. De komende twee weken moeten ‘die anderen hier’ wat ‘eigener’ worden. En ik maak nu eenmaal niet zo gemakkelijk contact hier, waar de mensen toch ‘anders’ zijn…want een groep christenen op studiereis….En ik……….Ik zoek mijn familie………en ga mijn moeder een plek geven waar bewezen kan worden dat ze bestaan heeft.
20-6 01.00 uur.
Wéér eindeloos wachten…tijd bestaat niet, is een gedachtenkronkel van mensen.
In Eilat aangekomen moesten we het vliegtuig uit, terwijl lading werd uit- en ingeladen. In de donkere nacht ontving moeder Israël me met een warme omhelzing en drukte me tegen haar moederlijke borst. Ik was éven ademloos, letterlijk. Midden in de nacht en een temperatuur van, naar verluidde, 41 graden Celcius….In Holland zou het nu 10 graden zijn..
Na nòg een uur wachten in een hal vliegen we eindelijk door naar Tel-Aviv.
Naar Neve Shalom.
De ontscheping gaat vlot daar…bagage uitchecken en overbrengen naar de wachtende bus. Ik ben echter mijn blauwe portemonnee kwijt. Waarschijnlijk al gerold op het vliegveld Ben Goerion na het wisselen van mijn geld in sjekels. Het vreemde geld had ik in een andere portemonnee gedaan die ik om mijn nek had gehangen. De blauwe, met nog een kleine honderd gulden en al mijn pasjes, tijdelijk in de zak van mijn zomermantel, die ik, ondanks de warmte daar, nog steeds droeg, En als ik niet gerold ben moet hij uit mijn zak zijn gevallen. Op het vliegveld of in de bus…..Leuk begin!!!!!!! Gelukkig dat er niet al te veel geld in zat….de pasjes kon ik in Israël toch niet gebruiken. Al in Nederland had ik al het beschikbare geld in drie porties verdeeld over drie portemonnee’s op drie verschillende plaatsen opgeborgen…Maar tòch! Er zaten ook papieren in, bedenk ik me….met mijn volledige naam en adres….
In het pikkedonker kwamen we aan in Neve Shalom dat plotseling als een wit stadje opdoemde uit het duister. Heel mooi!!!! Het ‘stadje’ bleek te bestaan uit een prachtig gelegen kibbutz met een guesthouse en straatjes met kleine moderne, witte huisjes waar gasten kunnen overnachten.
Ik deel de kamer met een tachtigjarige (!) schoonheid die ‘jonger’ is dan ik ben, fitter en wijzer ook…Ze doet deze reis voor de zevende keer…ik ben hier voor het eerst.
De kamer is loeiheet als we binnenkomen, de airconditioning is gelukkig snel gevonden. Maar na al die uren reizen neem je nog niet zomaar een bad: alles moet uitgepakt worden om de nodige badspullen en schone kleren te vinden.
Het is nu twee uur in de nacht. Ik ben oververmoeid, maar kan niet slapen. Deze dag begon vanmorgen om zes uur. En eindigt nu pas, ruim twintig uur later.
Gelukkig konden we toen we hier aankwamen, nog wat eten, want met een lege maag is slapen helemaal onmogelijk.
In 'Neve Shalom - wahat al-salaam' Hebreeuws en Arabisch voor Oases van Vrede {Naar het bijbelboek Jesaja): - hebben we twee nachten gastvrijheid genoten. Overdag opgravingen met bijbelse toelichtingen. Maar de laatste avond maakten we kennis met die buitengewone vrouw Carol Aron, wier idealisme voor een vreedzaam samenleven van joden en arabieren tot de bloei van deze kibbutz heeft geleid.. Hier worden joodse en arabische kinderen geboren en grootgebracht, die elkaars taal en cultuur van kleinsaf leren kennen en waarderen. Van heinde en ver komen ook kinderen hierheen, zowel joodse als palestijnse kinderen. En ook van overal vandaan komen de mensen om te leren van Carol Aron. Niet voor niets is ze ooit genomineerd geweest voor de Nobel Vredesprijs. Die zou ze werkelijk verdiend hebben.
Impressies van Israel, 1995,
In 1995 kreeg ik een reis aangeboden waarvoor een lieve vriendin een actie had ondernomen om geld voor die reis bijeen te brengen. Het werd me op 1 april overhandigd, nadat me een paar weken tevoren gevraagd was mijn huis voor een vergadering beschikbaar te stellen. En omdat er in mijn huis vaker vergaderd werd had ik argeloos toegezegd... Tot ik tot mijn verbazing vrienden en familie en zelfs de burgemeester zag binnenlopen... Ik had alleen koffie hoeven te zetten... wel, eigenlijk kon ik die avond wel wat sterkers gebruiken. ;-)
In ruil voor die enorme verrassing had ik beloofd dat ik een uitgebreid verslag zou schrijven van de reis, zoals ik die beleefd heb. En dat wil ik hierbij ook op mijn weblog zetten:
Hier het eerste deel,
20 juni 1995
EEN ZAK VOL STENEN.
‘Moge de dag voor jou betekenis hebben’, leerde de man van het winkeltje in het hotel mij in het Hebreeuws zeggen. Ik zei het hem na, maar zag aan zijn trieste glimlach dat de dagen allang geen speciale betekenis voor hem hadden.
Voor mij was iedere dag in Israel vol geheime betekenissen. Die veel verder gingen dan de uitgebreide bezoeken aan de vele opgravingen uit bijbelse en vóórbijbelse tijden. Niet dat die geen openbaringen waren, dat waren ze wel. Stuk voor stuk. Ik ken mijn bijbelse geschiedenis, alle plaatsen waren mij bekend.
Maar elke dag had een speciale betekenis omdat elke dag liet zien hoe de Israëliers, liever dan dure hotels te bouwen voor de honderdduizenden pelgrims, heel voorzichtig, heel zorgvuldig… hun eigen geschiedenis, dus ook de mijne, opgroeven en blootlegden. Voor iedereen die er naar wilde komen kijken. En dat zijn er zeer velen.
De hitte en de droogte trotserend komen de horden toeristen, de eeuwige en noodzakelijke waterfles in de hand of bij de hand in de rugzak, kijken naar de bewijzen dat hetland van oudsher een Israëlisch land is. Soms liggen die bewijzen zeven meter onder het oppervlak waarop wij lopen. Maar als ze eenmaal blootliggen, als al die meters zand zijn afgegraven, wandelen we in de straten en tussen de huizen van mensen die hier duizenden jaren geleden woonden. Ik zie ze onder de brandende zon hun landje tussen de stenen door bewerken, zie de vrouwen het graan malen tussen de platte steen en de steen in hun hand. Ik zie ze de platte broden bakken op de hete stenen, zoals nog steeds hier en daar gebeurt. En ik zie de ouden en de kinderen zitten in de schaduw onder een olijfboom. En door de eeuwen heen komen er vreemde stammen dat leven weer vernietigen en de dorpen plunderen. Maar het joodse volk heeft zich niet laten vernietigen. Het stond, door de eeuwen heen, telkens weer op. En bouwde en ontwikkelde hier opnieuw en opnieuw een eigen samenleving. Het bleef één volk, al werd het eeuwenlang verspreid over de hele wereld.
Het bleef dat éne volk dat de eigen wetten, geboden en gebruiken van eeuwen her in stand hield. En sedert de uittocht uit Egypte door alle eeuwen heen… elk jaar weer zei: ‘Tot volgend jaar in Jeruzalem’.
Nu is dat sedert 1948 weer waarheid en bewijst Israël met volledige overgave haar rechten op dit landje. En dit jaar mocht ik daarbij zijn. Daarin liggen mijn geheime betekenissen.
Dit verslag werd geschreven vóór de 1e intifada losbarstte. Er waren grote spanningen voelbaar…maar er waren geen gewelddadigheden tijdens mijn aanwezigheid in Israël.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb ook alle begrip voor de Palestijnse claim. Tenslotte wonen zij er ook al bijna 2000 jaar als afstammelingen van de vroegere Filistijnen en Bedoeïnen…
Dus eigenlijk is het ook heel logisch dat de Palestijnen eveneens voor dit land vechten. Maar nu heb ik het over Israel en haar claims en rechten..
In al die eeuwen is het land niet ontwikkeld. Bleef het woestijngebied met wilde hoogten en oases, waar de mensen en de dieren zo goed en zo kwaad als mogelijk was, overleefden. Pas toen de joden begonnen terug te keren werd het land tot ontwikkeling gebracht. Nu nòg zie je
in en buiten de steden de verschillen tussen joods en palestijns gebied. Die verschillen zijn zichtbaar in de bebouwing van het land en van de steden. De inventiviteit van het joodse deel van de bevolking uit zich op alle gebieden: het stenenvrij maken van landbouwgebied, de plantages en de velden met allerlei graansoorten, struiken en vruchtbomen en bloemen, de bevloeiing ervan, de modernere huizen met airconditioning en zonnepanelen op de daken….enz. enz..
Israël wil in vrede leven met haar buren. En met Jordanië en Egypte is inmiddels vrede gesloten. Vrede met Syrië zal grote opofferingen en onzekerheden vragen van Israël. De Golanhoogte is een ongelooflijk strategisch gebied van waaruit bijna geheel Israël in één keer overvallen kan worden. Syrië wil in ruil voor vrede dat gebied hebben en de Palestijnen eisen meerdere voor Israël strategisch belangrijke gebieden in ruil voor vrede. En heel Jeruzalem…..
Vrede in eigen huis vraagt nog meer wijsheid.
De beide volken staan daarvoor voorlopig, ondanks de diverse vredesakkoorden, nog teveel tegenover elkaar. Hoewel in de steden Joden en Palestijnen (bijv. in Nazareth) schijnbaar vreedzaam naast en met elkaar leven, is de waakzaamheid, de spanning, levensgroot. Het wantrouwen in de bedoelingen en de uitingen van de ander ook. Ik heb het zelf ook ervaren, in de weken dat ik in Israël was. Hoewel de (rijk geachte) toerist overal welkom is, net zoals elders in de wereld het geval is…..
------------------------------
In ruil voor die enorme verrassing had ik beloofd dat ik een uitgebreid verslag zou schrijven van de reis, zoals ik die beleefd heb. En dat wil ik hierbij ook op mijn weblog zetten:
Hier het eerste deel,
20 juni 1995
EEN ZAK VOL STENEN.
‘Moge de dag voor jou betekenis hebben’, leerde de man van het winkeltje in het hotel mij in het Hebreeuws zeggen. Ik zei het hem na, maar zag aan zijn trieste glimlach dat de dagen allang geen speciale betekenis voor hem hadden.
Voor mij was iedere dag in Israel vol geheime betekenissen. Die veel verder gingen dan de uitgebreide bezoeken aan de vele opgravingen uit bijbelse en vóórbijbelse tijden. Niet dat die geen openbaringen waren, dat waren ze wel. Stuk voor stuk. Ik ken mijn bijbelse geschiedenis, alle plaatsen waren mij bekend.
Maar elke dag had een speciale betekenis omdat elke dag liet zien hoe de Israëliers, liever dan dure hotels te bouwen voor de honderdduizenden pelgrims, heel voorzichtig, heel zorgvuldig… hun eigen geschiedenis, dus ook de mijne, opgroeven en blootlegden. Voor iedereen die er naar wilde komen kijken. En dat zijn er zeer velen.
De hitte en de droogte trotserend komen de horden toeristen, de eeuwige en noodzakelijke waterfles in de hand of bij de hand in de rugzak, kijken naar de bewijzen dat hetland van oudsher een Israëlisch land is. Soms liggen die bewijzen zeven meter onder het oppervlak waarop wij lopen. Maar als ze eenmaal blootliggen, als al die meters zand zijn afgegraven, wandelen we in de straten en tussen de huizen van mensen die hier duizenden jaren geleden woonden. Ik zie ze onder de brandende zon hun landje tussen de stenen door bewerken, zie de vrouwen het graan malen tussen de platte steen en de steen in hun hand. Ik zie ze de platte broden bakken op de hete stenen, zoals nog steeds hier en daar gebeurt. En ik zie de ouden en de kinderen zitten in de schaduw onder een olijfboom. En door de eeuwen heen komen er vreemde stammen dat leven weer vernietigen en de dorpen plunderen. Maar het joodse volk heeft zich niet laten vernietigen. Het stond, door de eeuwen heen, telkens weer op. En bouwde en ontwikkelde hier opnieuw en opnieuw een eigen samenleving. Het bleef één volk, al werd het eeuwenlang verspreid over de hele wereld.
Het bleef dat éne volk dat de eigen wetten, geboden en gebruiken van eeuwen her in stand hield. En sedert de uittocht uit Egypte door alle eeuwen heen… elk jaar weer zei: ‘Tot volgend jaar in Jeruzalem’.
Nu is dat sedert 1948 weer waarheid en bewijst Israël met volledige overgave haar rechten op dit landje. En dit jaar mocht ik daarbij zijn. Daarin liggen mijn geheime betekenissen.
Dit verslag werd geschreven vóór de 1e intifada losbarstte. Er waren grote spanningen voelbaar…maar er waren geen gewelddadigheden tijdens mijn aanwezigheid in Israël.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb ook alle begrip voor de Palestijnse claim. Tenslotte wonen zij er ook al bijna 2000 jaar als afstammelingen van de vroegere Filistijnen en Bedoeïnen…
Dus eigenlijk is het ook heel logisch dat de Palestijnen eveneens voor dit land vechten. Maar nu heb ik het over Israel en haar claims en rechten..
In al die eeuwen is het land niet ontwikkeld. Bleef het woestijngebied met wilde hoogten en oases, waar de mensen en de dieren zo goed en zo kwaad als mogelijk was, overleefden. Pas toen de joden begonnen terug te keren werd het land tot ontwikkeling gebracht. Nu nòg zie je
in en buiten de steden de verschillen tussen joods en palestijns gebied. Die verschillen zijn zichtbaar in de bebouwing van het land en van de steden. De inventiviteit van het joodse deel van de bevolking uit zich op alle gebieden: het stenenvrij maken van landbouwgebied, de plantages en de velden met allerlei graansoorten, struiken en vruchtbomen en bloemen, de bevloeiing ervan, de modernere huizen met airconditioning en zonnepanelen op de daken….enz. enz..
Israël wil in vrede leven met haar buren. En met Jordanië en Egypte is inmiddels vrede gesloten. Vrede met Syrië zal grote opofferingen en onzekerheden vragen van Israël. De Golanhoogte is een ongelooflijk strategisch gebied van waaruit bijna geheel Israël in één keer overvallen kan worden. Syrië wil in ruil voor vrede dat gebied hebben en de Palestijnen eisen meerdere voor Israël strategisch belangrijke gebieden in ruil voor vrede. En heel Jeruzalem…..
Vrede in eigen huis vraagt nog meer wijsheid.
De beide volken staan daarvoor voorlopig, ondanks de diverse vredesakkoorden, nog teveel tegenover elkaar. Hoewel in de steden Joden en Palestijnen (bijv. in Nazareth) schijnbaar vreedzaam naast en met elkaar leven, is de waakzaamheid, de spanning, levensgroot. Het wantrouwen in de bedoelingen en de uitingen van de ander ook. Ik heb het zelf ook ervaren, in de weken dat ik in Israël was. Hoewel de (rijk geachte) toerist overal welkom is, net zoals elders in de wereld het geval is…..
------------------------------
Abonneren op:
Posts (Atom)