vrijdag 23 juli 2010

Van lang geleden teruggehaald

betreft ziekenhuisopname 22/10-5/11/96.


Er kunnen gekke dingen met je gebeuren op intensiv care. Je ligt, half bewusteloos, met gesloten ogen en maar half in leven. Je kunt dan houden van een infusomat FM, een soort regelding voor infusen. Die van mij maakt het vertrouwde snor- snurkgeluidje van mijn kat, met een zuchtje er achteraan. Het is me dierbaar geworden, dat machientje. Een miniem stukje thuis in de grote machinerie van een afdeling hartbewaking.

Het personeel hier? Dat verdient de Grote Ericaprijs voor menslievend gedrag en Wonderbare resultaten. Of een soortgelijke prijs of diploma.

Zo de kop is eraf. Morgen vertel ik wat ik hier doe.

“Iiiiiiiiii” gilt mijn ziel die stukje bij beetje door mijn neusgaten naar buiten geperst wordt. Een enorm gedreun, het heelal dat implodeert en explodeert en alle cellen van mijn lijf tot atomen uiteen doet vallen. Vanwaar die pijn, waar ben IK. Laat me toch gaan láát me toch, smeek ik. Het wordt genegeerd. Steeds weer voel ik stukjes mij verdwijnen. “Daar ga ik weer”, kan ik uitbrengen; één keer? Twee keer? Dan, met een allerlaatste dreun verdwijnt in een letterlijk ondraaglijke pijn mijn lijf en mijn ziel en ik brul het uit voor ik voor de allerlaatste keer deformeer, volledig desintegreer. Wat overblijft is een zwakkloppend hart, dat met tedere zorg omgeven wordt en ondanks zijn A-ritmiek in een paar dagen gebracht kan worden tot een meestal regelmatig en ritmisch kloppend hart.

Ik weet dat mijn lijf het bed benat, ik heb er geen macht over Het wordt gekoppeld aan machines die de ademhaling en de hartkloppingen volgen en aan infusen die het leven terug moeten brengen. Ik weet dat het allemaal gebeurt. Maar mijn ziel (?) zwerft nog in stukjes rond en kan zichzelf niet vinden. Een dienstdoende vrouwelijke dokter zegt véél later, dat ze me niet heeft kùnnen laten gaan, omdat ik op dat moment in de hel zat.

Achteraf kan ik zeggen dat ik me al een tijd niet helemaal mezelf voelde. De actieve vrolijke ik werd een beetje een amechtige, veel te gauw moeie vrouw, die weinig zin meer in liefde en leven had.

Die ochtend “valt” het kopje koffie met shaggie niet goed. Pijn op mijn borst, een soort kaasschaaf die er aan de binnenkant over gehaald werd. Pijn in mijn armen, niet te beschrijven. Kan nog nèt de dokter bellen, de deur openzetten en op bed gaan liggen. Heel erg ziek laat ik me onderzoeken, een spray onder de tong geven (ik heb verdorie homeopathie voor dit soort gevallen in huis) en de ambulance bellen. Terwijl de broeders me op de brancard tillen en inriemen voel ik mijn geest vrijkomen. Van de rit naar beneden of met de sirene naar het ziekenhuis weet ik niks. Vloog ik mee naast de wagen? Ik wordt pas weer lichaam + ziel als er mensen over me gebogen staan en direct daarop de eerste inslag van een kernraket in mijn hele wezen. BOEM en iiiii.

Erica van Beek 25-10-96

Morfinedroompjes in ziekenhuis:

Er wordt een vraag gesteld: Vanaf nu mag niet meer met geld worden gehandeld en aan U wordt gevraagd voorzitter te worden van een grote oliemaatschappij. Wat zou U als voorzitter dan doen?
2e, daarop volgende vraag was: Wat kùn je in die hoedanigheid anders doen?!

Uiteraard heb ik die vraag nooit beantwoord.

2e droompje:

Een zonovergoten Israel-landschap, één heel grote brede olijfboom. In de schaduw daarvan zitten 12 rabbijnen, met van die bonthoeden op. Twee rijen van zes. Een schilderijtje waar ik lang naar lig te kijken.



Het ziekenhuisbed des morgens.

Als de zon schijnt wil ik leven;
wintergrauwe wolkendekens doen me verlangen naar de dood.
Hoe langer die grauwheid duurt van het dagelijks buiten
hoe grauwer het bestaan in deez’ halfdode vorm me schijnt.

Gezondheid gebroken, wachtend op nieuw infarkt,
doe ik pas hoop en wil ten leven op
als ik des morgens de zon zie opkomen
en zij twee uur later nog steeds staat te stralen.

Licht doet leven, denk ik en dat is voor mij De Waarheid.
En in vervolg hierop roep ik plots hardop uit:
‘Hoera, ik leef en schrijf!’ Want ik ben op tijd wakker
geworden om de hemel te zien ontbranden in
rode en oranje gloed. Maar dan,, verstijfd van
schrik zie ik het licht weer doven, en opnieuw
ontbranden. De brand van de opkomende zon.
De triomfantelijke intocht van de nieuwe dag.
Echte stilte, wat vleermuizen op terugtocht en
zwijgende vogels wiegend en wachtend in deze
winterlucht die onbeschrijflijk is.

Ademloos ogenblik.

Maar dan het verschrikkelijke moment als
de opkomende zon wordt verduisterd door een
uit het kille noorden opkomende wolkenbank,
eindeloos lang, die in enkele minuten de hele
oostelijke hemel vult.

De zon komt niet terug, is verdwenen voor zij
zich ècht heeft laten zien. En ook in mijn ogen
en mijn hoofd dooft de beloofde gloed,
nog vóór zij zichtbaar is geworden. Opnieuw
een wintergrauwe dag, koud, kleurloos.
Zonder uitzicht op terugkerend licht.

Mist en duisternis. Het is zó stil dat ik de
mistdruppeltjes hoor vallen als zilveren kraaltjes
op een ijskristallen watervlak.
Kies ik voor leven in deez’ dodelijke kilheid die
al bijna zelf de dood is?

Ook in mijn hoofd slaan mist en moedeloosheid,
doodsverlangen en duisternis toe.
En als een derwish draait mijn geest om haar eigen as.
Geen leven, geen leven. Niet zó, niet zó.
Laat me in godsnaam gaan. Laat me gááán.
Erica. nov. 96.
ZH962210.doc.

ik vond een oude email..

Hoe is het mogelijk dat we nog leven?

AMSTERDAM - Hoe is het in godsnaam mogelijk dat wij die geboren zijn in de 50'er/60'er/70'er jaren nog leven? Volgens de theorieën anno 2005 zouden we toch al lang dood moeten zijn? Wij zaten in auto's zonder veiligheidsstoeltjes, gordel of airbag.
Onze bedden en speelgoed waren geschilderd met verf vol lood en cadmium. Boven aan een trap was geen hekje, wie te ver ging kukelde naar beneden. Als je wakker werd in bed hoorde niemand dat, en als er echt iets was moest je hard schreeuwen voordat je ouders het merkten. Flessen met gevaarlijke stoffen en alle apotheekflessen konden we gewoon met onze handjes en beperkte motoriek openen. Poorten en deuren gingen gewoon dicht en als je er met je vingers tussen zat waren ze weg. Op de fiets zat je achterop met je gat op de bagagedrager en je probeerde je vast te houden aan de schroefveren van het zadel voor je. Een helm hadden ze nog niet eens op een bromfiets, laat staan op een fiets. Water dronken we uit de kraan, niet uit een fles. Brood stond stijf van de conserveringsmiddelen, na twee weken was een Bums nog net zo vers als in de winkel. Kleur- en smaakstoffen moeten ook toen al bestaan hebben, want zo rood, groen of geel als die limonade toen was, zie ik ze nu echt niet meer. Een kauwgom legde je 's avonds op het nachtkastje en stak je 's morgens weer in je mond. Op school hadden ze maar één maat bank met zo'n heerlijk gevaarlijke klep eraan. Schoenen waren meestal al ingedragen door broer, zus, neef of zo, en ook je fiets was of te groot of te klein. Een fiets had geen versnellingen en als er een band kapot was leerde je vader je zo snel mogelijk om hem zelf te plakken. We gingen 's morgens weg van huis en we kwamen terug als de straatverlichting aan ging. Niemand wist in de tussentijd waar we waren en we hadden geen GSM mee! Het bos of park was een plek om te spelen en geen vieze mannetjesverzamelplek. Als we naar een vriendje gingen, liep je er gewoon naar toe, je hoefde niet aan te bellen en ook geen afspraak te maken. Er ging ook geen volwassene met je mee. Wij aten ook al koekjes en kregen brood met veel boter en werden toch niet dik. We dronken uit dezelfde fles als onze vrienden en niemand werd er ziek van. Wij hadden geen Playstation, Nintendo, X-box, 64 televisiezenders, videofilms, dvd, surround sound, eigen televisies, computer of internet. Wij hadden vrienden! De televisiezender begon pas om 18.00 uur. Dan kwam er een uurtje wat leuks voor kinderen en oh wee als je daarna durfde op te staan om op een knopje van een andere zender te duwen (die zaten aan het toestel vast). Pa bepaalde wat en hoe lang je daarna nog keek. We hebben ons gesneden, botten gebroken, tanden uitgevallen en hier werd niemand voor naar de rechter gesleept. Dat waren gewoon 'ongelukken' en soms kreeg je er ook nog zelf een extra pak slaag voor. Wij vochten en sloegen elkaar soms groen en blauw, er was geen volwassene die zich er druk over maakte, laat staan een lieveheersbeestje op je jas knoopte. Pedagogisch verantwoord speelgoed maakten we zelf: met stokken sloegen we naar ballen, we bouwden zeepkisten en merkten onder aan de berg dat we de rem vergeten waren. We voetbalden op straat, en alleen wie goed was mocht mee doen: wie niet goed genoeg was moest maar blijven kijken en leren omgaan met teleurstellingen. Op school zaten ook domme kinderen. Zij gingen en kwamen op dezelfde tijd als wij en kregen dezelfde lessen. Zij deden soms een klas nog een jaartje over en daar waren ook geen discussies over op ouderavonden. De meester had altijd gelijk. We smeerden onze boterhammen zelf, met een grotemensenmes, en als je ze vergeten was kon je op school niets kopen! Als je de korst niet at had je een beetje meer honger de rest van de dag. Wij gingen met de fiets naar school, helemaal zelf, ook in de winter! Als je moeder aan de huisdeur naar je zwaaide was je een watje! Als je problemen veroorzaakt had waren je ouders het eens met de politie. Ze kwamen wel om je te halen, maar niet om je er uit te lullen. Onze daden hadden consequenties. Dat was duidelijk en je kon je niet verstoppen. Wij hadden vrijheid, mislukkingen, succes en verantwoordelijkheid. We hebben moeten leren er mee om te gaan. Onze generatie heeft veel mensen voortgebracht die problemen kunnen oplossen, innovatief bezig zijn en daarbij risico durven nemen en instaan voor de gevolgen. Hoor jij ook daar bij? GEFELICITEERD! WIJ WAREN HELDEN!

zondag 18 juli 2010

Weer eens een rommeltje van onderwerpen.

Na de hectiek van de voetbalweken nu dagelijks het gezicht van Smeets voor de Tour...
Alles went......;-(
Verder is het gelukkig rustig, in huis zowel als buiten. Er wordt veel geslapen met dit weer en als ik slaap kan ik niet schrijven. Gelukkig is Pika blij met die slaapbuien op de bank, het geeft Poes een mooi excuus om zich rondom mijn hoofd te vlijen of op mijn arm te komen liggen. Dat is als ik gewoon 's nachts slaap veel moeilijker.
Mijn tuintje is een wildernis en ik moet nodig mijn tuinvrouw weer bellen om daar weer wat orde in te scheppen. Maar Betty is gelukkig weer helemaal terug en mijn huisje blijft keurig op orde. Sterker, elke week wordt er een beetje orde op boekenplanken gesteld en één van de vele planken onder handen genomen.
Zoonlief is opgenomen in het ziekenhuis met een suiker en cholesterol van boven de 16. Ik dank de hemel dat het nog redelijk op tijd ontdekt is. En natuurlijk was neef weer zo goed om me vrijdag naar hem toe te rijden en natuurlijk terug. Zodat ik even bij hem kon zijn. Dochterlief was er ook, zodat hij een drietal mensen om het ziekbed had zitten... Gelukkig gebeuren er geen nare dingen met hem en hij heeft het zelfs redelijk naar zijn zin, gaat zich ook beter voelen.
Volgende week wil neef nòg een keer met me naar mijn zoon, daarna hoop ik dat hij naar huis mag en bij de familiereünie in augustus aanwezig kan zijn. Elk jaar kan de laatste verjaardag zijn nu we allemaal ouder worden en ik ben dankbaar voor elk jaar dat het lukt om eens allemaal bij elkaar te zijn. Voor mij is reizen erg vermoeiend geworden, maar hier kan ik, samen met dochterlief, een leuke middag aanbieden. Het atrium is zelfs op de heetste dagen nog redelijk koel en daar maken we dan maar gebruik van. Er zijn weer wat dagen in de agenda om me op te verheugen, want ook mijn oudste vriendin komt de komende week.
Dit is zo het kleine wereldje waarin mijn kleine leven zich momenteel afspeelt. Ik heb er vrede mee, want meer energie heb ik momenteel ook niet.

Ik heb me vaak verwonderd over schrijvers. Die zo oerconservatief alleen maar blijven hameren op een (liefst oude en vooral geen electrische) schrijfmachine. Hebben ze zulke oogkleppen op dat ze ervoor kiezen zes keer of vaker een papier uit de machine te trekken? Liever dan van het scherm desnoods opnieuw te beginnen of de fouten te herstellen? Moet je zien wat schrijvers allemaal kunnen als ze aan de computer of de laptop durven te werken. Een Arnon Grunberg zou nog geen tiende kunnen schrijven van wat hij nu produceert als hij geen laptop meedroeg. En van andere schrijvers weet ik ook zeker dat ze de computer of de laptop hanteren. Ik denk dat het angst is om wat nieuws te moeten leren en anders verdenk ik ze van toneelspelerij... 'kijk mij eens ouderwets zijn', zoiets.
Stel je voor... het kamertje, de schrijfmachine, de eenzame schrijver die erop zit te hameren, driftig een vel papier uit de machine trekt en verfrommelt, ongeduldig een nieuw vel in de machine draait.... misschien op vaste kantoortijden zijn verhalen of boeken tikt.... geen inspiratie nodig heeft want het boek zit dan al in zijn hoofd en veel nieuws hoeft er dan niet gedacht te worden.... Terwijl het buiten zomert en de vogeltjes zingen en de parken bevolkt zijn met zomerse mensen en in de koffiebars en cafés altijd ruimte is en mogelijkheden zijn, is de schrijver gebonden aan zijn tafel en schrijfmachine en zijn zelfdiscipline. Wat een triest leven toch. Blij dat ik alleen maar een weblogje heb. ;-)) en kan schrijven wanneer het mij uitkomt.
Natuurlijk zijn er genoeg uitzonderingen. Een Simon Vinkenoog, wiens weduwe ik vandaag op tv zag, was zo'n uitzondering. En ik noemde Arnon Grunberg. Gelukkig zijn er veel schrijvers die wel met de tijd meegaan. Maar verleden week zag ik een interview met een redelijk bekende schrijver - en vraag me even niet wie het was want ik weet het niet meer - die het cliché dat ik schetste ook helemaal waar maakte. Het greep me behoorlijk aan.
Ergens wonen mensen, die het voortouw zouden kunnen houden of nemen op literair gebied, maar die niet meer met deze tijd kunnen meegaan. De tijd van digitalisering ook niet willen kennen. En achter blijven... Jammer? Ik weet het niet. Maar ik denk van wel. De tijden veranderen en mensen moeten, of ze willen of niet, meeveranderen.
Ik beweer niet dat ikzelf wat van de techniek begrijp. Gelukkig heb ik lieve mensen om me heen die dat wel kunnen en dat maakt dat ik zelf ook bij de tijd kan blijven. En af en toe een stukje kan schrijven voor mijn weblog, of liever gezegd: een blogje kan schrijven. Voor niemand dan voor mijzelf en degenen die het willen lezen.
Maar waar wilde ik nou heen met dit stukje... Grijns... Ik weet het echt niet meer. Nouja, laat het dan maar als een nachtkaars uitgaan hè..

Deze televisieavond is ook weer voorbij. Ik heb mijn tijd redelijk goed gebruikt, dacht ik. ;-) Aan de computer dus.