donderdag 3 augustus 2017


Dit verhaal schreef ik al vele jaren geleden, maar ik geloof niet dat het in de blog terecht is gekomen. Het is allemaal letterlijk zo gebeurd, ik heb dus alleen alles opgeschreven wat er die dag gebeurd is. Niet meer en niet minder. 


De Wet van Murphy in de praktijk.

Op 29 maart 1998 werd bij de JOA(Joodse Ouderen Amsterdam) 50 jaar Israel gevierd. En ik was uitgenodigd.  En zou er ook heengaan:

Alles liep, vanaf het begin, al mis. Ik was wel op tijd(!) wakker, maar bleek vergeten te hebben de wekker voor de zomertijd vooruit te zetten. . . . De avond  tevoren had ik al uitgebreid moeten zoeken naar de officiële uitnodiging. Ik moest hem wel met het oud papier hebben weggegooid. Gelukkig (!) vond ik in de NIW een klein persbericht, anders had ik niet eens geweten hoe laat ik wáár moest zijn.

Ik miste de bus die ééns per half uur komt. Dat was het volgende. Lopend door het winkelcentrum op weg naar de sneltram realiseerde ik me dat ik de boekenmarkt die dezelfde dag gehouden zou worden, moest missen. En bij de brvriende bloemenboer, waar ik langs moest lopen,  bleek ingebroken te zijn. Nou hoef je een bloemenman geen troostbloemetje te geven, dus werd ik nog meer opgehouden door het kopen van een zakje mooi verpakte en van gekrulde lintjes voorziene paaseitjes. Voor hem en zijn vrouw. Een ‘troostje’, waar ontroerd op gereageerd werd. Dat wel.

Op het tramstation zag ik de volgende bus, die ik had moeten hebben,  komen aanrijden. Al gebarend kwam ik tot vier meter voor de bus. De chauffeur zag me wel, maar gaf vol gas en reed weg. In de commotie bleek ook de tram voorbijgereden te zijn. Wachten dus.
De trein naar Amsterdam stond halverwege een kwartier stil. Een storing. De metro in Amsterdam (vond ik toen nog doodeng, vanwege sommige figuren) kreeg halverwege ook een storing en we moesten overstappen.

De middag bij JOA sla ik over. Maar ik gaf te veel geld aan leuke dingen uit. Achteraf toch maar goed anders had ik het aan andere dingen (zie verderop) toch moeten uitgeven.

Teruggaande liep ik (natuurlijk ik weer) de verkeerde kant op en kwam daar na zo’n 1,5 km pas achter. Want het was mooi weer en warm. En Buitenveldert is dan een mooie wijk. Helemaal teruglopen dus. Het was een lange wandeling voor ik weer bij de tram was.
De trein naar Heerlen, die ik had moeten hebben, hoorde ik onder aan de roltrap staande, wegrijden. De volgende trein, de trein naar Arnhem, dus maar genomen.

En daar kwam controle.
Nou had ik in Buitenveldert mijn jaszakken leeggemaakt, voor ik mijn jas aan de kapstok hing. En alles in mijn tas gedaan.

In steeds grotere paniek zocht ik voor die controleur alles af naar mijn treinkaartje. Maar nebbish, niks gevonden. Dus tot overmaat van ramp kreeg ik in een volle trein een reprimande (ik had mijn kaartje bij de hand moeten hebben) en een bon uitgeschreven (zie boven over geld uitgeven), die ik over twee dagen moest betalen, anders kwam er f. 60,- boete bij. Dat treinreisje Utrecht-Amsterdam v.v. heeft me alleen al f. 19,90 + f. 37,- (boete) = f. 56,90 gekost dus. Waar is mijn kaartje gebleven??? Ergens uit mijn zak gevallen, maar wáár dan?? Hartbonkend van woede met een brok in de keel, naar de bus, die me thuis moest brengen. - Was drie minuten geleden, ja dus, vertrokken. Dan de sneltram maar, die juist kwam aangereden. De hele reis zat ik schuin tegenover een agressief soort ‘sport’-jongen, die zijn walkman kei- en keihard had aanstaan. Die is doof voor zijn dertigste, maar valt er nu al anderen mee lastig dus.

Enfin, eindelijk thuisgekomen. . . .

Mijn overburen in de laan die parallel loopt met mijn flat (zo’n tweehonderd meter ver) vinden het ook mooi weer. Die zijn daar net komen wonen  en zitten nu in hun blootje met zijn allen bier te drinken op hun balkon. Keiharde housemuziek aan. Je reinste Aso-show. Daar kijkt de politie straks wel naar om, denk ik nog. Maar ondertussen is mijn stemming niet bepaald opgeklaard, als ik eindelijk de sleutel in het stopcontact kan steken.
 En meteen hoor ik een raar geluid uit de ‘natte cel’ komen en ontdek dat ik een grote overstroming vanuit mijn badkamer heb, komend van de bovenburen.
De chinese buren naast me die ik voor eerste hulp  per telefoon tracht te bereiken, zijn niet thuis en hun oppas begint bij het horen van mijn naam als een idioot te giechelen en legt, tot twee keer toe, de telefoon weer op de haak. Zij heeft nog geen woord Nederlands geleerd en ik weet eerlijk gezegd  niet wat mijn naam in het Chinees kan betekenen, dat ze zo reageert.

Uiteindelijk gaat de Irakese buurman van de andere kant, mee om haar van boven duidelijk te maken dat ze de badkamer niet meer mag gebruiken vóór morgen de loodgieter is geweest. Zij van boven had wanhopig en met allerlei middelen geprobeerd een verstopping ongedaan te maken. Waarmee ze dus wel een gat in de afvoer in mijn badkamer veroorzaakt heeft. . .

Een beetje van alles bekomen wil ik een paar uur later iets voor mezelf en mijn kat te eten maken Visje koken voor poes en aardappeltjes bakken voor mezelf.

En ontdek dat mijn dure koelvrieskast  het vandaag, op de eerste mooie warme dag van dit jaar, heeft begeven. Ik kan alle verse waar weggooien. . . .

Hoezo, onzin, die Wet van Murphy?

©Erica van Beek





woensdag 2 augustus 2017

Teruggevonden dromen

Vandaag zaterdag 1 november 2014. Allerheiligen.
Na de brunch ben ik weer omgevallen, geslapen van half drie tot 6 uur. Het is alweer donker. En ik wil mijn droom opschrijven voor hij weg is. Twee kleine blonde jongetjes met warrig onverzorgd te lang haar. De grootste hield de kleinste bij de hand. Beiden huilden om hun moeder en niemand keek naar ze om. Een huis vol hulpverleners die het te druk hadden om aan twee kleine huilende eenzame broertjes aandacht te schenken. Ik sloeg mijn armen om die twee heen en vroeg waarom ze daar stonden. Onze moeder is dood, zeiden ze. Ze is weg en nou hebben we geen moeder meer.. Ik vroeg om hulp en aandacht voor de kinderen maar niemand luisterde. De directeur van het huis kwam aanlopen met een bord vol heerlijke dingetjes. Maar hij ging zitten en ging het allemaal zelf en alleen opeten. Een vrouw volgde en ging met een bord vol heerlijke hapjes naast hem zitten. Ik was kwaad en vroeg of ze die kinderen helemaal niets gaven en honger lieten lijden.  Toen gooiden ze af en toe zo’n lekker hapje naar mij en ik voerde de kinderen één voor één. Waar komen jullie vandaan? Uit (ze noemden een zuid Amerikaans land) Cayenne hoewel het zo te zien kaaskoppetjes waren met een lekker plat accent. Ze kregen die paar hapjes uit irritatie vanwege mijn vragen. Lang niet genoeg. Ik vroeg wie ze meenam en waar ze heen moesten, één kleintje op mijn knie, de andere met mijn arm om hem heen. Niemand reageerde en zelf wisten we ook niet waar ze heen moesten. Zo zaten we daar stilletjes, midden in die grote zaal met hulpverleners die deden of ze doof en blind waren. Toen werd ik langzaam wakker maar de droom bleef nog een hele tijd.


22-11-14
Droomde in mijn middagslaapje dat ik op stap was en herinneringen opnieuw beleefde. Door de foto’s die ik in mijn lange leven had opgespaard. 77 jaar foto’s…. en er waren goede herinneringen die ik in ontmoetingen opnieuw beleefde. Maar toen moest ik met de (volle) bus naar een andere opnieuw te beleven herinnering. Ik had nog een grote tas met foto’s met herinneringen bij me.  En de bus stopte omdat de chauffeur tot die herinneringen behoorde. Hij parkeerde de bus tussen een auto en de waterkant van een groot water (Het IJ). Ik waarschuwde dat het een gevaarlijke plek was en dat de bus zou kunnen omrollen. De chauffeur vond dat het wel kon. Maar zodra hij uit de bus stapte rolde de bus op zijn kant het water in. Iedereen kwam in het water terecht. Ik greep iemand in zijn kraag en trok hem zwemmend naar de kant, waar hij verdween. Mijn tas met herinneringen/ foto’s van 77 jaren was inmiddels gezonken en niet meer te redden. Ik was zielsverdrietig, kon niets meer doen. Maar, zoals iemand opmerkte, ik moest dan maar zonder die herinneringen verder……… en toen werd ik wakker.

Een andere droom was juist het tegengestelde: Een middagslaapje.
Het was een slaapje om nooit meer te vergeten. Ik werd letterlijk omgeven door zóveel liefde, niet-menselijke liefde, die me omarmde en troostte en vasthield en toch weer niet, die me omgaf als een warme deken waarin ik kon wegkruipen… en ik was zo intens gelukkig dat er geen woorden voor te vinden zijn. Dat gevoel is, ook toen ik wakker werd, heel lang blijven hangen. En nu, na drie dagen, kan ik het nog oproepen en zó intens voelen….alsof het in een andere wereld gebeurde.

Of deze: ik droomde dat Maumau bij me kwam jengelen. Ik mocht dit keer niet aan zijn pootjes komen Zijn nageltjes bleken grotendeels verdwenen,zijn voetkussens  open wonden. Ik kon eigenlijk niet weg, Jessica lag te slapen, was een peutertje. Toch besloot ik weg te gaan met de kat, om iemand te vinden die de pootjes kon verzorgen. En Jessica, dacht ik, zou nog wel even doorslapen.
Ik kwam plots in Rotterdam terecht en kon de dierenarts niet vinden. Omdat ik haar al een tijdje heb ken ik ook geen anderen. Mijn eigen dierenarts kon niet gevonden worden. Het werd avond, het werd nacht en het wachten bij de bus- of tramhalte leverde zoveel angst op voor wat er thuis gebeurd kon zijn intussen.Maar ik kòn niet naar huis. De anderen die daar wachtten  bleken allemaal homofiel, relnichten te zijn ;-) .Ik werd achternagezeten door een bende die broodjes wilde…..En ik had er maar ééntje. Die ik toch maar verdeelde.
Er kwam geen trein of bus. De kat was weg en ik zat met die medicijnen voor hem. En ik beefde in sidderende angst voor wat er met Jessica gebeurd kon zijn terwijl ik met die kat zo ver weg was. Ik overweeg nog even naar huis te gaan lopen……. Maar dat was dus ook geen optie. Ik moest, om erger te voorkomen, zelf de zieke en dode stompjes nagels van de kat uittrekken. En dat kon ik niet en liet Kat ook niet toe. Hij kwam op zijn dooie gemak aanlopen alsof er niets aan de hand was... en zei alleen: hallo:.....
Eindelijk kwam ik in een vreemd gebouw met gecapitonneerde vloer en wanden en meer niet. Dat waren de slaapkamers voor het getrouwde stel.
Er hoorde een kippenhok bij en nu klonken die kippen gezond en legden achter elkaar eieren. Kat was nog steeds niet geholpen. Het huis waarin ik  - alleen – terechtkwam was helemaal gecapituleerd,  Ik werd niet opgesloten en kon in en uitlopen. In een lange gecapitonneerde gang, heel lang en er kwam een man die liet een mooie kistje zien.zei hij.  Eerst alle deuren voorbij.  Toen  liep ik alleen, er was nergens iemand in de aangrenzende kamers  en . En kwam Jessica tegen die er erg blij mee was.Maar ze had haar tijd zelf nodig zei ze....zucht...
In een droom kan alles, kan je zelfs een peutertje in Amsterdam achterlaten en diezelfde nacht in Rotterdam als bloeiende jonge vrouw weer tegenkomen.
Maar teruglopend ontdekte ik dat er toch veel meer mannen waren Ik zag weer niets, alleen de gevolgen van hun aanwezigheid. .Poes liep te jammeren, kon  niet meer lopen. Die pootjes rotten steeds verder weg...
Nee, was niet leuk wakker worden hè...

Ik droomde dat er ongenood via voor- en achterdeur bezoekers binnenkwamen, terwijl ikzelf bij anderen op bezoek was. Mijn bezoekers zochten zich een plekje en wachtten de dingen die komen gingen af. Ik ging maar thee en koffie voor ze zetten, zocht in mijn boekenkast naar dingen om ze bezig te houden, maakte een praatje, besloot wat afstandelijk te doen tegen een mij onbekende buurman die zich wel erg thuisvoelde... kortom, voelde me geen baas in eigen huis.
Tot slot kwamen er nog vier zigeuner- of anderszins oost-europese jongeren binnen, in grijze dure maar niet erg smaakvolle pakken. Die keken brutaalweg om zich heen of er iets te halen viel en met heel veel moeite kreeg ik ze door de tuindeuren naar buiten  waar ze met elkaar bleven overleggen...... eng hoor.
Mijn bezoekers waren me onbekend, zouden nieuwe bewoners worden in dit huis.. Maar zover ik wist was hier niemand weggegaan... Mannen, vrouwen, een echtpaar, allemaal vonden ze hier een plek en wachtten af wat ik voor ze zou doen....

3-4 mei. Ik droomde dat ik te maken had met vluchtelingen in dit land. Die zo bang waren dat ze onbereikbaar waren. Ik zat samen met een een arts, een mwer en een psychiater om de tafel en probeerde wanhopig duidelijk te maken dt er hulp nodig was. Dat zij wisten hoe ik kon helpen maar niets deden. Dat die mensen vaak te bang waren om hun oude korsten brood buiten aan de vogels te voeren, laat staan dat ze zonder hulp konden inburgeren. Mijn pleidooi om gecoördineerde hulp werd tamelijk koel ontvangen. maar bij het afscheid gaf die psychiater me een hand en schoof me daarbij wat kleingeld toe. Mijn verontwaardige :'wat doet u nu?!' werd beantwoord met :neem nou maar aan je kunt het nog gebruiken'. Ik keerde terug naar mijn armoedige straat maar durfde het fooitje zelfs niet aan een asielzoeker te geven. Want dat zou hem ook niet helpen.



5 mei. Vannacht ongelooflijk verdrietig en boos gedroomd. Iedereen liep maar in en uit bij me. Sleutels hielpen niet. Vreemde kinderen, verpleegkundigen, dokters, ik moest ze af en toe met geweld buiten de deur zetten, maar het hielp niet. Mijn kind liep in en uit, at en dronk, maar zag me niet. De asperges die ik voor mijzelf kookte werden door andere opgegeten. De zee kwam op. En al mijn boeken en mijn geliefde papieren en spullen kwamen steeds dieper in het water te staan. Twee jongemannen sleepten ze van de ene kant naar de andere kant. Ik kwam meubels tegen die ooit van me geweest waren, een heel oud dressoir o.a. Ik heb wanhopig gehuild, maar er was niets meer te redden van alle mooie boeken en verzamelde papieren en andere dingen en het water steeg maar.....

Ik droomde dat ik een lieve rijke gul gevende Joodse vriend had. De prins op het witte paard dus en we waren heel gelukkig. Ik had veel liefde te geven, hij ook maar  hij gaf me ongevraagd veel mooie geschenken. Niet alles had ik nodig, maar ik was al gelukkig met zijn gulheid zelf. Bijna gulzig bleef hij geven.
Op zeker ogenblik moesten we weg en hij had alles 'even' afgegeven. Dat moest opgehaald worden en bleek in twee vuilniszakken te passen en verpakt te zijn. Mijn mantel konden we niet terugvinden. Hij zou die zakken even naar zijn auto brengen en me dan oppikken. De stad was al donker.... Ik dacht hem tegemoet te gaan, maar verdwaalde..... Ik kon hem nergens terugvinden, kwam in vreemde dorpse wijken terecht en in een soort tehuis, waar een oudere Joodse vrouw zich over me ontfermde. En me vertelde dat het een belangrijke Joodse feestdag was. We moesten dan ook Joodse liederen zingen. Ik miste mijn vriend zo verschrikkelijk maar wist dat ik hem nooit meer terug zou zien als ik niet weer de straat opging. En dwaalde eenzaam verder, mijn hart boordevol verdriet en schuldgevoel omdat ik niet gewacht had tot hij me kwam ophalen. Nu was ik letterlijk alles kwijt.
Waar het op slaat weet ik nog niet.


Ik droomde  dat ik naar Amsterdam Noord, Vogeldorp, ging.  Onderweg was een rotjongetje  midden op de straat bezig zijn spullen uit te stallen en ik droeg hem uit veiligheid op dat weg te halen. Hij haalde naar mij uit met een stok...... nou, dat kon ik ook. ;-) en toen deed hij wat ik hem gevraagd had. De boel op de stoep zetten. Dit stukje vergroot of toont mijn zelfvertrouwen... ik kan het aan.

Maar toen kwam ik in ons oude huisje. En daar zat neef Coenie  aan een tafeltje in een hoekje van de kamer voor het gangetje naar de keuken. Op het tafeltje lagen wat oude tijdschriften. Hij bleef zitten. Ik vroeg of ik na mijn lange reis een kop koffie kon krijgen. Hij ging weg en kwam  wat later terug met een beker koffie die hij zelf leegdronk. Toen ik er naar vroeg zei hij wat geïrriteerd dat hij water bijgeschonken had voor een tweede kop koffie. Ik besefte dat hij niet meer tot de  'gezonde' mensen behoorde. Op tafel vond ik een prentenboekje dat op school gebruikt was. En waarin ik geschreven had over mijzelf in Wenen: 'En plotseling was het feest afgelopen en moesten we vluchten' . En verder plaatjes van Wenen en van een rivier en vluchten. Ik had er een hoog cijfer voor gekregen van de juf of de meester.
Ik was heel blij dat boekje/schriftje terug te hebben en danste een beetje de kamer rond. Waarop een tot dan onzichtbare buurvrouw zei dat ik er blijkbaar ook niet zonder kleerscheuren doorgekomen was, wijzend op neef  Coenie, die weer helemaal in zichzelf teruggetrokken op zijn stoel zat met de beker voor zijn mond.
Eigenlijk was ik daar in huis vanwege een afspraakje met mijn vader. Maar die was er niet. Toen ik er Coenie naar vroeg zei die dat mijn vader later kwam.
Maar mijn vader kwam niet…..
Ik zag ons oude huisje daar en rook het zelfs. Heimwee…..

Het eerste deel van de nacht is onrustig. Ik droom dat er iets is met de diepvries. Ik had iets in e diepvries moeten doen of moet er rekening mee houden dat er iets ' is'  met de diepvries.
Het tweede deel speelt in en om het huis. Door een sociale instantie wordt het huis helemaal opgeknapt. De muren krijgen een verfje, er worden mooie bloemen op geschilderd ook. Een beetje art decoachtig.  Heel mooi en licht. De kinderen zijn nog klein en ontroeren de ambtenaren die bij ons over de vloer komen. Ik heb iets lekkers gemaakt voor de kinderen. En die mensen willen mee-eten. Op zeker ogenblik word ik het huis uitgejaagd, ik moet maar wachten tot alles klaar is. En naast een brug eet ik mijn bord spinaziestamp met draadjesvlees. Dan komen er die ambtenaren en andere mensen bij staan, en ik deel mijn vlees uit. Raar genoeg door ze van mijn vork te laten happen. Dan wil ik terug naar huis, maar ik ben verdwaald en heb geen idee waar ik heen moet. Ik weet maar ongeveer waar het huis ligt. Bij een man in een hokje dat hij fanatiek schoon houdt staat een stoel. Daar leg ik mijn spullen op en ik zoek daartussen, behalve mijn kleren (ik loop in nachtgoed), ook  mijn dagboek. Niet te vinden.
Buiten is sneeuw, maar ook overstroming. Toch moet ik naar huis. Die drang is te groot.
Maar de kat maakt me wakker met haar gedram om naar buiten te kunnen. En het verlangen blijft hangen....
 © Erica van Beek