zaterdag 30 oktober 2010

Wenen, zoeken naar roots dag 4.2

Dag 4-2 middag
Met Straszenbahn en U-Bahn gingen we terug naar de Schwedenplatz…daar tramlijn 21 genomen en de hele route gereden die we twee dagen daarvoor vergeefs gelopen hadden. Bij de Augustinenkirche weer rechtsaf….en toen een eindeloos eind gelopen, via de Novarogasse, waar familie van me gewoond heeft, maar waar ik totaal geen wijs kon worden uit de ongenummerde gebouwen en een beetje in paniek raakte.… Steeds verder doordringend in de wijk Bezirk Eins… tot we èindelijk dan toch in de Springergasse stonden. Een gewone stille Weense straat. Grote appartementsgebouwen. Een koffiehuis en toen… toen zag Lies het nog het eerst. Een witte, keurig gerenoveerde gevel, boven de poort het nr. 13. Zo’n poort waar rijtuigen vroeger naar binnen gereden moeten hebben.
Dáár heb ik dus gewoond als peuter, samen met mijn moeder, mijn oma, mijn tantes, mijn toen nog kleine nichtje en neefje. Hier dus hebben behalve mijn grootouders, ook mijn overgrootouders en waarschijnlijk ook mijn betovergrootouders gewoond..
Dáár is het dus allemaal gebeurd… dáár had ik een (Joodse) familie, waar ik bij hoorde. In gedachten vroeg ik mijn vader en zijn vader vergeving voor het feit dat ik helemaal opging in waar ik hier mee bezig was….Maar ik kon niet anders.

Naar binnen gaan? Mijn hart bonsde in mijn keel…. Dat stelde ik zo lang mogelijk uit. Lies begreep het wel, liet me even mijn gang gaan. De voordeur ging open, er kwam een jongen uit… en nog een keer, er kwam een nog vrij jonge, witharige dame met een klein hondje naar buiten. ‘Vragen’’! moedigde Lies me aan….Maar ik durfde nog niet. Toen ze terug kwam lopen hebben we haar toch aangeschoten. Ze woonde er, zei ze, nog maar twee maanden en wist niets van de geschiedenis van het huis. Maar ze zou ons naar iemand brengen op de eerste verdieping, die er al 20 jaar woonde. En wèl iets wist van vroeger dus. In de buitenhal achter de voordeur had een koetsje kunnen staan.. De binnendeur daarachter leidde naar een binnenplaatsje en een trappenhuis………waar mijn adem stokte.
Dit was exact het beeld dat ik al die jaren meegedragen had. Mijn onderbewuste kwam met een schok tot het bewust-zijn, dat ik hiér dus als 2- tot 3 jarige gewoond had. Alles was bekend, Het grote trappenhuis met de draai die zo moeilijk te nemen was voor een peuter….het binnenplaatsje, met de ramen tot de hoogste verdieping erop uitkijkend…….Ik hoorde de vrouwen ‘plaudern’, kletsend in het raamkozijn hangend, hoofddoeken omgeknoopt, de donkere kleding afstekend in het licht dat op de kozijnen en de opgeschoven ramen hing. Het geluid van hun luide stemmen……..

Maar ze waren er al 65 jaar niet meer. Wat ik zag gebeuren op dat moment was al ruim 65 jaar geleden gebeurd en geen werkelijkheid meer…… De ramen waren gesloten, de binnenplaats keurig opgeruimd…..het marmeren trappenhuis was breed, met ondiepe treden en een door de tijd volkomen gladgeschuurde houten leuning.
We volgden de witharige dame naar boven……namen de ruime bocht…Wat moet dat voor een kleintje hoog zijn geweest, misschien had mijn moeder me op de arm gedragen? (Later vernamen we dat we twee hoog gewoond hadden).
Een oude vrouw deed open op het bellen van de witharige, die na een korte uitleg over onze aanwezigheid snel vertrok. Met veel tegenzin werden we tot het wel heel nauwe halletje, dat door grote spiegelkasten een groter aanzien had moeten krijgen, toegelaten. Spiegelkasten…?
.Ik had in mijn vorige huis ook een voorkeur voor spiegelkasten. (Eentje in de hal, eentje in de huiskamer….)

De vrouw pakte een papiertje, schreef daar een naam, adres en telefoonnummer op. We moesten maar contact opnemen met Herr Fleger, die wist veel meer en verzamelde alle gegevens van dit huis.
Terwijl ze praatte en schreef keek ik langs haar heen. Rechts een piepkleine, donkere keuken. Vóór me kon ik een blik werpen in haar kamer…..Een nieuwe schok…. Zo moest de kamer er dus vroeger ook ongeveer hebben uitgezien. Vol en schemerig en met donkere gordijnen, tafeltje waarop veel foto’s en schilderijen aan de wanden. Heel veel heel oude dingen zag ik staan…. Prullaria….zoals die vroeger zo vaak de oude kamers moesten opfleuren.
Toen ze ons (bijna letterlijk) de deur uitwerkte na mijn uitvoerige dankbetuigingen en de deur achter ons dichtgooide (waarom was ze niet vriendelijk en gastvrij?Dat zou ik zeker in zo’n geval geweest zijn.) gingen we langzaam de lange brede trappen weer af. Lies was iets opgevallen (ze had me een seintje gegeven) en ik zag dat het huis dan wel mooi gerenoveerd was, maar niet de woning zelf. De binnenkant van de huisdeur zag eruit alsof hij ooit ingetrapt was. De buitenkant van die deur was wèl netjes. Achteraf gaf dat voedsel aan nieuwe gedachten over het verleden. Ik had moeite met weggaan daar. Bleef aarzelen bij die binnenplaats, bleef overal treuzelen….. Lies had ondertussen contact gelegd met een oude man, die voor een houtwerkplaats stond. Bleek de echtgenoot van de vrouw te zijn en zelfs al op de hoogte. In een onverstaanbaar taaltje stond hij ons te woord.. Oók al niet erg vriendelijk, net als zijn vrouw. Maar Lies complimenteerde hem terecht met de mooie houten dingen die er stonden en die hij zelf maakte. Wat was de politieke achtergrond van die twee oude mensen in het huis van mijn familie???

Nee, vriendelijke, gastvrije en toeschietelijke Weners hebben we amper of niet ontmoet. Zelfs niet in restaurants of cafeetjes waar we onderweg koffie dronken of aten. Ook daar bij Springergasse 13 niet, terwijl ons verhaal toch niet echt alledaags te noemen was. Buiten weer lang getreuzeld...Dit was het dus. Dit was het huis waarvandaan de zwerftocht begonnen was, het huis waarheen niemand van de familie ooit teruggekeerd is. Mijn hoofd en mijn hart voelden aan alsof ze niet bij mij hoorden op dat ogenblik. Het was moeilijk terug te komen in onze tijd en weg te gaan… ik was niet binnengeweest, niet echt...En het heel kleine kind binnen in mij stampvoette van boosheid en teleurstelling.
De volwassen vrouw die ik ben liet niks merken en beheerste zich.
Lies gaf me alle tijd die ik nodig had om weer tot mezelf te komen.
Even later herinnerde ik me, dat ik tram 21, die ons terug moest brengen, in de buurt voorbij had zien komen. Dat hadden we moeten weten, want het been van Lies begon steeds meer op te spelen, de wandeling was heel lang geweest.
Inderdaad vonden we na een paar minuten die tram, die ons wèg van de Springergasse, weer terug naar de Schwederplatz bracht.
En terug naar het hotel, waar we in het restaurant een maaltijd gebruikten (en meteen afrekenden, want het hoorde niet bij de hotelrekening ;-) )

Herr Fleger konden we maandag pas bellen. Het is vrijdagavond, morgen is het Sabbath, We gingen ervanuit dat hij een oude, joodse man moest zijn. Zondag zal hij niet werken.

Tijdens het aantekeningen maken voor dit verslag voel ik dezelfde enorme ontroering en het zweverige gevoel, dat me die middag ook overvallen had….En tijdens het tikken hiervan…zie ik zich alles weer afspelen alsof het steeds opnieuw gebeurt….en gebeurt……en gebeurt.

Wenen, zoeken naar roots. Dag 4.1

Dag 4.1

Deze vrijdagochtend zijn we dan naar de Centrale Friedhof gegaan. De immens grote Centrale begraafplaats van Wenen, met aparte ’afdelingen’ voor Katholieken, Protestanten en Joden.
We moesten uit de tram stappen bij de eerste poort: Tor 1. Daar was de directe ingang naar het ‘Israëlitische’ gedeelte.

Een enorme lange laan. Aan weerszijden even enorme velden met graven. Aan de randen van de grotere lanen stonden de mooie, dure, marmeren grafzerken. Verder weg, in het veld, de kleinere, vaak onleesbare, vaak scheefhangende of omgevallen stenen. Laan na laan na laan..Bijna alle graven zijn van ver vóór de 2e Wereldoorlog, de data op de stenen gaan terug naar de eerste helft van de 19e eeuw. Joodse graven worden nooit geruimd. Men rust er in vrede tot de komst van de Messias. Al duurt het eeuwen.

We liepen en liepen en klommen en struikelden…. Zochten naar de graven van mijn grootvader, mijn overgrootouders en mijn betovergrootouders, zoals op het papier van mevr. Weiss van de Kultus Gemeinde geschreven stond, ploeterend door, voor mij, schouderhoog gras en onkruid, waarin de prachtigste kleine bloempjes bloeiden. Lies maakte een heel klein boeketje, dat nog steeds in mijn gang hangt.

We vonden, afgaande op de tellingen van groep, rij en nummering, misschien de juiste grafstenen, onleesbaar, omgevallen en verzakt….en ik legde dáár, met de onschatbare hulp van Lies, mijn kiezelstenen neer. Het is een joodse gewoonte om als teken van bezoek een kiezelsteen op een graf te leggen, geen bloemen of planten.

De geur van buxus is daar overweldigend en bedwelmend. Ik heb altijd van die geur gehouden. Maar zal hem nooit meer kunnen ruiken zonder aan dat veld te denken….Dat veld dat een eeuwigheidsgevoel bij me opriep, dat juist door zijn heel verwaarloosde uiterlijk een gevoel van eeuwen en generaties en generaties van mensen, waar ik bij hoor.

Lies bleef flink en nuchter, ik kreeg een gevoel van zweven……van me neer willen leggen in dat diepe gras en heel lang voelen wáár ik lag en de geuren insnuiven en de geesten van al die gestorvenen voelen… Mijn neus echter waarschuwde me door vreselijk te gaan druppen, dat dit niet gezond voor me zou zijn. Pollenallergie ja.

Ik nam met moeite afscheid, toen we doodmoe richting Tor 1, de uitgang, liepen.

Het Friedhof (een mooiere naam dan begraafplaats toch?) was zo onaangetast, in zijn meer dan 100 jaar verwaarloosde toestand en als het symbool van het tijdelijke en het eeuwige van zo grote onaangetaste schoonheid….overweldigend, hypnotiserend, is een te zacht woord…
En alles was doordesemd door de geur van buxus…

Mijn eigen buxusstruikje zal me hier voortaan altijd aan herinneren.

Ik realiseerde me wel dat mijn moeder en mijn grootmoeder en andere familieleden van die generatie hier niet en nooit begraven zijn. Nergens begraven waren dus.

Toch had ik moeite om afscheid te nemen van die plek.

Lies niet nee…. Die was blij eindelijk weg te kunnen…ze was ook heel erg moe, want ze had nog harder geklommen en gezocht als ik en haar been deed pijn. Ik realiseerde me dat laatste niet, mijn geest was met andere dingen bezig.

Maar Lies leefde weer helemaal op toen bij de uitgang, op de deur van een keet, een papier zichtbaar kwam, waaruit bleek dat hier een grote joodse vrijwilligersorganisatie al jaren aan het werk was om de begraafplaats op te knappen. Ze zouden, zei het papier, daarvoor nog ongeveer 660.000 manuren nodig hebben.

Die joodse begraafplaats was zó ontzettend groot! . Ik heb een foto gemaakt van een grote hoop gebroken grafstenen. In de oorlog is er een voltreffer op de begraafplaats terechtgekomen. De beenderen moeten daar verzameld worden, want het lichaam moet compleet, zo niet onaangetast zijn volgens de Joodse riten.

Op die plek is één grafzerk voor allen opgericht.

Op een andere plaats zag ik een rij vrij nieuwe, naamloze graven. Opgericht omdat de originele graven door de bominslag zó vernield waren dat identificatie niet mogelijk was.

Maandag wilden we (wat mijzelf betreft: (graag) terugkomen. Want morgen was het Sabbat en daarna zondag… En proberen de coördinator van dat vrijwilligerswerk te pakken te krijgen. De coördinator zou ’s morgens tot 12 uur aanwezig zijn.

Dit was dus de ochtend van de 4e dag.

Plotseling beving me een grote onrust....Ik wilde weg, terug,de stad in.

Naar het adres dat ons door Frau Weiss was meegegeven, het adres waar mijn overgrootouders, mijn grootouders, mijn moeder en haar zuster en haar kinderen... en ikzelf hadden gewoond: Springergasse 13.

vrijdag 29 oktober 2010

Dag 3 Wenen, zoeken naar roots.

Dag 3.
Allereerst vanmorgen het door Dr. Herko gegeven telefoonnr. gebeld. Wel, het antwoord op mijn vragen was kort en krachtig en volkomen emotieloos gebracht: Mijn moeder was na het huwelijk met mijn vader geen 10 jaar aaneengesloten in Oostenrijk geweest (voordien dus wel, ja) en ik dus ook niet.

Und Gesetz ist Gesetz? Wet is Wet? Ik vroeg het met een tamelijk cynische ondertoon…. ‘Ja’, was het simpele antwoord.
Nationalfonds geeft dus niet thuis.
Dr Herko maar weer gebeld. Die was nogal aangeslagen…’Ik wist niet dat uw moeder niet meer de Oostenrijkse nationaliteit had’, zei hij verwijtend. Zich direct daarop (hoopte ik) realiserend dat hij mij niets kon verwijten en dat het nog helemaal niet zeker was…In elk geval verwees hij me weer door, nu naar een goede vriend van hem bij de Oostenrijkse Ambassade in Den Haag…jawel, de heer De Valk, waarmee ik vóór ik naar Wenen ging, contact had gehad… daar moest ik een persoonlijke afspraak mee maken als ik weer terug was.
Tja, … Dit officiële gedeelte gaat me niet in de koude kleren zitten, dat heb ik nu al door…

Omdat het regende en (zeker emotioneel) geen weer was om naar het Friedhof (de begraafplaats) te gaan, zijn we een dagje gaan spijbelen.
En hebben die hele lange mooie Maria Hilferstrasse afgelopen en bekeken. Omdat het zo koud was en het zachtjes regende en mijn hoofd onbedekt was (dat geeft me hoofdpijn) heb ik een pet gekocht. En Lies? Die kocht een hele mooie cd, getiteld: Ein Himmel voller Geigen (Een hemel vol violen). De Duitse taal is voor dit soort titels toch veel mooier….
En toen… :-) viel Lies’ blik, eenmaal de gekochte cd in haar handen, op, van wie de cd eigenlijk was.
We hadden vouchers voor een Mozart en Strauszconcert in het Kursalon, die avond, waarop Lies me trakteerde. Dus waren we al een beetje in de stemming toen lies die cd kocht….Laat het nou een cd zijn van de in Oostenrijk zeer gewaardeerde... André Rieu!!!! Dat vond ze niet leuk nee…
We hebben in het Stadtpark gegeten, in een soort herberg. Koud dat het er was!! Maar dat mocht de pret niet drukken… Daarna de kaarten gehaald, gewandeld tot het tijd was en we de Kursalon mochten betreden. Een echt Weens salonorkestje en concert, inclusief een klassiek geschoolde zanger en zangeres en een danser en danseres.
Papageno uit Die Zauberflöte van Mozart natuurlijk, wat dacht je. ;-)
Zoals in Amsterdam nog steeds met klompen en molens reclame wordt gemaakt, zo doet Wenen dat met Mozart's lichtere muziek. Al is een vergelijking tussen beide natuurlijk een godslastering. ;-)
Ik heb het programma bewaard… het is voornamelijk Strauss en Mozart, maar ook Ziehrer en Lumbye (mij onbekend tot dat moment).
Met natúurlijk ook An der schönen blauen Donau…en Rosen aus dem Süden…en nog meer van die muziek. We hadden prachtige plaatsen, vooraan naast het orkestje, dus echt genoten.

Nu wisten we gelukkig wel de weg terug naar het hotel ook…

En kregen daar, samen met een groepje keurige jongelui, hooglopende ruzie met een heel hufterige nachtportier. Die eiste een hotelkaart van ons en daarop het kamernummer... Waar had hij het over???? Nooit zoiets gehad. Nou, zonder kaart geen sleutels. Want, zei hij, met een blik op mij, van de week had een 62-jarige vrouw geprobeerd in te sluipen en in te breken…… (sic!) En de jongelui dreigden te vertrekken (hadden drie kamers gehuurd), en het antwoord was dat het hem worst zou zijn.
Echt heel erg, zoals die vent zich gedroeg.

We kregen uiteindelijk onze sleutels, maar we dienden wel meteen een klacht in bij de in de bar staande hotelpersoon. En ik ging toen naar mr. hufter terug en eiste op vrij hoge toon alsnog een kaart met kamernummer, want die had hij ons ook niet gegeven.
Op onze kamer aangekomen even allebei stoom afgeblazen, voor we gingen slapen. Het was al behoorlijk laat geworden. En echt uitslapen is er niet bij als je wilt ontbijten.
Dat kan alleen tot 10 uur…nou, en twee vrouwen hebben wat tijd nodig voor ze naar de ontbijtzaal kunnen, in elk geval ikzelf.

donderdag 28 oktober 2010

Wenen, zoeken naar roots


Dag 2.


Dag twee

We gingen, na een buffetontbijt met geroosterd brood en droge broodjes, keuze uit boter en/of Becel diet…genoeg beleg en fruit, eerst de Inner Stadt (de binnenstad) zoeken. Lijn 43, de tram, was vanaf ons hotel nog geen vijf minuten lopen.
We hadden dat briefje van die enthousiaste winkeljuffrouw met het adres van de Kultus Gemeinde maar zochten ons een ongeluk op de kaart…Lies tenminste. Geen Stetengasse te bekennen. Eerst maar naar de stad…En we kwamen, in plaats van op de Stephansplatz, wat de bedoeling was, op een ander prachtig plein terecht. Een schitterende kerk met tweelingtorens…maar dat was niet de Stephansdom. De open deuren nodigden ons uit om de prachtige gebrandschilderde ramen te bewonderen en het mooie interieur. Dit is een prachtige kerk, omgeven door bloeiende lindebomen en bankjes en een parkje met mogelijkheden voor scholieren om hun huiswerk te maken aan een stenen tafel met stenen banken rondom. Heel mooi. Maar niemand wist iets van de Stetengasse. Alleen het feit dat we in het eerste Bezirk (wijk één) moesten zijn wees ons de weg naar de U-Bahn (de metro, die in Wenen werkelijk ideaal is door de wijde vertakking en de duidelijke belijning in kleuren naar de diverse richtingen en lijnen). De informatiedienst binnen het station kwam – eindelijk – met het juiste adres: De Seitenstetengasse. Omdat we er ergens IN een synagoge moesten zijn dus èn daar de Kultus Gemeinde moesten hebben.. Zucht….Vreselijk veel gelopen voor we er – eindelijk – waren. Want door mijn toedoen liepen we eerst nog de verkeerde kant op. Ergens….eh…. later kwamen we er achter dat ik daar in de buurt gewoond heb. En onbewust liep ik er heen dus…

Maar de weg vragend bij weer een ander pleintje met kerk (ditmaal de Augustinerkirche, die we dus niet bezochten) werden we teruggestuurd, heel ver terug voor mijn gevoel. De tram gepakt dus. We hadden een z.g. Wiener Karte , die drie dagen lang gebruikt kon worden. En Lies informeerde bij een taxichauffeur, waarop we heel snel het straatnaambordje in oude letters geschilderd, konden ontcijferen.
Het goede adres was toen snel gevonden. Een prachtig oud straatje in de oude joodse buurt. Vlak achter de Stephansplatz. We moesten aanbellen en werden door de beveiligingsman streng maar netjes behandeld. Dat schijnt daar nodig te zijn. Ik had al vaker gemerkt dat mijn davidssterretje, hoe bescheiden ook, de aandacht van mensen trok. Ausweis, in dit geval de europakaart en het paspoort afgeven, werden gekopieerd en teruggegeven en toen mochten we doorlopen. Eerst de ‘foute’ deur: de synagoge zelf, waar op dat moment een rondleiding plaatsvond. Toen de goede deur, waar we koeltjes werden ontvangen door een Frau Weiss. Dat koele bleek buitenkant….want we moesten haar vertrouwen eerst winnen.
Maar toen ging ze op zoek en liep geanimeerd heen en weer met de karige gegevens van mijn moeder, mijn grootouders, mijn overgrootouders en mijn betovergrootouders.. ‘Jetzt wird es spannend’ kwam steeds weer over haar lippen. Wij, Lies en ik, grijnsden maar eens…begrepen er weinig van. Maar met grote bijna onleesbare hanenpoten zette ze de sterfdata en de plaatsen op het Israëlitische deel van de enorme begraafplaats van Wenen op papier.
Spannend vond ze, dat mijn overgrootmoeder Adelie niet was begraven bij haar man, maar bij haar ouders….wat daar de oorzaak van was?? Misschien was er nog maar één plaats in het graf van háár ouders en dus niet meer voor haar man.
En voor de allereerste keer in mijn leven kreeg ik te horen waar we in Wenen gewoond hadden: Springergasse 13.
Inderdaad was ik dus onbewust de goede richting opgelopen….
En ook voor de allereerste keer hoorde ik dat mijn grootvader, Armin Bock, géén Tsjechische vluchteling was, maar een gerespecteerde Wener. Te vroeg gestorven, Amper 38 jaar jong.
Hij liet twee dochters na: mijn moeder en Hilda dus, die door grootmoeder Josepha Bock-Karpfen, werden grootgebracht.
De ouders van mijn grootmoeder heetten Simon Karpfen en Regina Karpfen-Friedenthal. En zí’j woonden dus al in de Springergasse 13!!!. Evenals mijn betovergrootouders van die kant: Simon en Re…(onleesbaar) Karpfen.
De ouders van mijn grootvader waren Sigmund Bock en Adelie Broda.
Kan iemand het volgen?

Alle mensen liggen begraven in dat Israëlitische deel van dat immense kerkhof…..behalve mijn grootmoeder en mijn moeder dus.
De oudsten in groep 8 rij 35 no. Onleesbaar.
De anderen in groep 19 rij 35 (ja!) No. 460.
Als we erheen gingen, het kon nú nog, ze sluiten pas om 5 uur de poort, zei de nu enthousiaste dame…..moesten we bij poort 1 zijn…

Nou, eerst even bij-ademen… en de emoties onder controle krijgen. Er was zo verschrikkelijk veel over me heen gekomen…. En we hadden nog een paar dagen.
Uiteindelijk bleek ik niet met mijn moeder aangespoeld of uit de hemel gevallen te zijn,(klinkt mooier in het Duits) maar ook ik had voorouders….zoals iedereen. En die hadden namen en hadden geleefd en waren gestorven als gewone mensen……..

Voor we afscheid namen schreef ze nog even met haar grote, onleesbare hanepoten een adres op de losse papieren die ze ons meegaf. Het Dokumentatie-archief, in de Wipplingerstrasse no. 8.
Nòg een adres dus om achteraan te gaan.
Buiten, weer via de nu vriendelijker veiligheidsman, merkten we dat we bij een vriendelijk pleintje, in een lekker zonnetje, stonden. Even van genieten voor we verder moesten…………nu naar Dr. Herko van het Versöhnungsfonds.

Maar waar moesten we heen? Even kijken, volgende adres was Rotensturmstrasse 16-18.
Je gelooft het niet…. Maar we draaiden ons om en stonden voor het kantoor van deze Dr.Herko. Giechelend van de zenuwen stapten we daar maar meteen op af…
Wel….een lange en knappe jonge man was het wel. En het gesprek was zeer geanimeerd. Ik had mijn boekje voor hem meegebracht in de veronderstelling dat hij ons verder zou helpen….
Tevergeefs…. Maar hij belde met iemand van het Nationalfonds……iedereen was in vergadering (!)
Hij raadde ons aan om eerst maar te gaan eten in zijn eigen favoriete restaurant Figlmüller, dat goed was en waar ze de grootste Wiener Schnitzel van de wereld serveerden.
Wat beduusd stonden we even later weer buiten….en vonden een heel lief, héél smal straatje vlak bij de Stephansplatz: de Bäckerstrasse.
Inderdaad, de allergrootste (en heel lekkere) schnitzel met een heerlijke sla. We bestelden dus allebei maar een halve…en die nam nòg het hele bord in beslag.
We zouden de voorlaatste dag daar nògmaals eten…
Aan de muur hing een artikel uit de (Nederlandse) Volkskrant met een lofzang op dit restaurantje. Leuk hoor.
Terug op de Stephansplatz hebben we genóten van de sfeer, de warmte, de standjes en de muziek van alle kanten en dronken uitgebreid koffie op een terras.
Tja, en toen moesten we terug naar het hotel……
En dat kostte niet alleen hoofdbrekens en tijd en omzwervingen, maar achteraf ook veel spierpijn. Gelukkig bleek het hotel er nog te staan en vonden we het op een net uur toch terug…
En zijn meteen in bed gedoken……bèkaf. Niet alleen van het lopen, maar ook van alle emoties.
Voor Lies, die hier toch voor de derde keer was, viel het ook bepaald niet mee. Een totaal andere wereld, waarmee ze geconfronteerd werd en er werd van haar toch verwacht mij tot steun en toeverlaat te zijn in mijn nieuwe zoektocht…..

Wenen, zoeken naar roots.

Er is nog een verhaal dat ik graag in kwijtwil in Erica's dagboek en dat is de reis naar Wenen die ik met een vroegere vriendin in mei 2004 gemaakt heb. Ook om te zoeken naar mijn verleden, mijn roots. Van Moeders' kant liggen die dus in Oostenrijk, dat zo meeverantwoordelijk was voor de ellende in de Tweede Wereldoorlog.
Ik zal het verhaal per dag weergeven. Hopelijk is het dan minder warrig dan het verhaal over de reis naar Israel.

Wenen, zoeken naar roots.

Gisteren teruggekomen uit Wenen, dus behoorlijk moe nog.

Maar laat ik jullie toch, zoals beloofd, maar vast vertellen hoe we gesjouwd hebben, vooral Lies trouwens. Die heeft niet voor niets die dikke knie... ook van al dat sjouwen ja, vast wel.

Goed, we vertrokken dus de 10e, om even over vijven 's middags.

ik had in eerste instantie een hele grote reistas op een karretje, een kleine reistas op wieltjes, een rugzakje en een weekendtas bij me...vreselijk onhandig, maar naar het Centraal Station werd ik gebracht door nicht en neef. Lies had een grote reistas op een karretje en een werkelijk heel grote koffer bij zich.....twee oudere vrouwen op reis....!

Gelukkig bestaan er nog aardige sterke mannen ;-). Trein in - trein uit... in de slaaptrein moest lies maar zien hoe ze alles verstouwde....ja, dat deed ze alléén, ook terug. Met zulke dingen (en met veel méér natuurlijk) ben ik waardeloos. Doodmoe waren we, toen we, rond 9 uur de volgende morgen, op de plaats van bestemming aangekomen waren, want ondanks de slaaptrein is er van slapen geen of nauwelijks sprake.Ik raad iedere volwassene af om met de City Night Line te reizen als het reizen in couchettes moet, die zes-kribs hokjes. Te klein om te zitten, te staan, te liggen….stinkend benauwd en zeer onrustig.

In Wenen meteen een taxi geroepen, prijsafspraak gemaakt en we werden netjes afgeleverd bij het hotel. Voor die prijs ( € 7,90 + fooitje) bracht hij de bagage ook nog binnen. Ingeschreven in het hotel, kamer 324, moesten we tot na elf uur wachten, tot de andere gasten vertrokken en de kamer weer klaar en schoon voor de volgende waren. Tijd had vóór die tijd niet zoveel voor me betekend, maar op dat moment wilden we niets anders dan rusten, wassen, eten..... In die volgorde.

Op de kamer aangekomen eerst de bedden uitgeprobeerd.Oei, dat viel niet mee. De veren kwamen door de oude matrassen heen.....en dat voelde je. De dekbedden lagen keurig opgevouwen, de kussens (heel dun), verder keurig, maar daar was het mee gezegd.

Toch even neervallen....bek- en bekaf. Wat je hier ziet is het piepkleine halletje vóór de kamer. Links de kledingkast (half hang- half lig-) rechts was het toilet en daarachter de deur naar de badkamer. De kapstok hangt in de kamer ja.

Dus na wat 'rust' even de kleren uitgehangen en uitgepakt wat nodig was. Onder andere veel om te snoepen, hè Lies... ;-)

Oja, dat vierkantje rechts onder het stopcontact is een metalen plaatje waarmee ze òf de electriciteit òf de waterleiding konden bereiken....

Ik moet jullie nog wat vertellen over de treinreis. In Keulen, zowel als in Frankfurt op[ de terugreis zouden we overstappen, maar op hetzelfde perron kunnen blijven….. Nou, vergeet het, we moesten beide keren met alle bagage sjouwen naar het verstgelegen perron…. Dus laat je nooit iets wijsmaken op het reisbureau ;-), het klopt nooit.

We waren doodmoe en vuil, de douche werkte niet meteen naar genoegen, we hadden geen afstandsbediening voor de tv meegekregen, het kluisje werkte niet, enfin, klachten te over, maar alleen door onze vermoeidheid, want we hadden dus alleen even bij de receptie hoeven te informeren….daarna kwam alles goed en zelfs de douche werkte, zoals Lies ontdekte.

Lies lag en sliep….en even later ik ook.

De eerste avond dineerden we in het hotel en ik moet zeggen dat het redelijk goed was, vooral het toetje, ijs met abrikozen…

Dit nog even tussendoor.

’s Avonds, een beetje bijgekomen, even de omgeving verkend, na het eten dus een rondje gelopen.

Daar gebeurde de eerste ‘toevalligheid’, die ons op de weg zette die leidde naar de doelen die ik me gesteld had.

We kwamen bij een winkel…een soort grote bazaar, waar van snoepgoed tot electrische apparaten…van alles dus… te koop was.

In de etalage zagen we een grote koffer voor een redelijk kleine prijs staan. Die stond me aan, omdat het aantal tassen waarmee ik gesleept had eigenlijk heel onhandig was, maar ook omdat ik nog een verjaarscadeau wilde hebben voor mijn nichtje en neef, die me spontaan de sporttas en een digitale camera geleend hadden.

We gingen de winkel binnen. En de verkoopster die we aanspraken, legde verrast haar vinger op mijn davidssterretje: Sind Sie jüdisch?? Ik beaamde dat…waarop zij haar eigen joodszijn bevestigde. Dat was leuk. En we raakten enthousiast aan de praat…Wat we kwamen doen - en ik vertelde hoe ik op zoek was naar het verleden en dat mijn vriendin meegekomen was om me tot hulp en steun te zijn… Waar ik gewoond had in Wenen, wilde ze weten. Dat wist ik op dat moment nog niet. Maar wel, dat ik een nicht gehad had die in de Novaragasse gewoond had, op no. 24.

Stomverbaasd vertelde ze me dat zij zelf ook in de Novaragasse woonde. Ze noemde geen nummer. Maar ze gaf ons een papiertje met een adres waar we verder konden zoeken. Het adres klopte in eerste instantie niet, maar wel de naam van de joodse instantie; de Kultus Gemeinde.

Enfin, de koffer werd gekocht en we werden heel enthousiast uitgeleide gedaan door de dame.

Die avond belde ik ook met ene Dr. Herko van het Versöhnungsfonds in Wenen. We konden de volgende dag al bij hem terecht.

Dat had ik zo met hem afgesproken, nadat ik, twee weken daarvoor, een beetje in het wilde weg een e-mail gestuurd had naar de Wiedergutmachungs-instanties. Of er iemand was te vinden die me te woord zou willen staan tijdens mijn zoektocht naar mijn verleden en die me dan ook wilde helpen om de erkenning voor mijn moeder te krijgen waar ik op uit was.

Deze Dr.Herko was degene die me uitnodigde op zijn bureau te komen zodra ik in Wenen was aangekomen.

Die dag van aankomst had dus al goede resultaten opgeleverd. En zelfs mijn Duits spreken lukte boven mijn eigen verwachting.

Een goed gevoel dat we ons in die landstaal verstaanbaar konden maken.

We gingen dan ook slapen met een eerste gevoel van opluchting.
Maar de koorts van het moeten wéten, moeten onderzoéken, moeten gáán, had nu definitief toegeslagen. En rust zou ik niet meer kennen voordat alles duidelijk was.

dinsdag 26 oktober 2010

Regeringsverklaring

Ik zit naar het vragenuurtje van de regering te kijken.... De regeringsverklaring van het nieuwe kabinet.
Verschrikkelijk, wat een kille rekenmachine is die Stef Blok van de VVD. De kennismaking is me vreselijk tegengevallen, en ik had er al echt geen hoge pet van op. Ben ik er speciaal voor thuisgebleven, maar wat mijn geestelijke en lichamelijke gezondheid betreft had ik beter kunnen gaan lopen. Nu zit alles van binnen weer te trillen van boosheid... Af en toe moest ik hem wegdraaien, iets anders opzetten... Ik weet niet hoe ik onder woorden moet brengen wat mijn afkeer nog meer doet toenemen, zijn onwil om rechtstreekse antwoorden te geven en dus veel gedraai van woorden... of de kille berekenende sommetjes die hij gaf over bezuinigingen op alles wat goed is in mijn ogen en juist gestimuleerd zou moeten worden en de rigide manier waarop die bezuinigde gelden ten goede zouden moeten komen aan zaken die de grenzen van dit piepkleine landje scherper stellen. Bredere en meer wegen en uitbreiding van havens en dergelijke. Mensen die vallen onder al die bezuinigingen zullen daar nooit of te nimmer profijt van kunnen trekken. De corporaties dwingen tot verkoop van huizen..... het brengt nog meer mensen onder de armoedegrens.
Ik moet er persoonlijk niet aan denken dat ik mijn mini-appartementje zou moeten kopen, om een voorbeeld te geven. Misschien zou ik maandelijks eenzelfde of lager bedrag te betalen hebben, ik weet dat niet. Maar alle reparaties en verbouwingen zouden voor mijn kosten komen. De gemeentelijke belasting op mijn appartementje zou verdubbeld worden. Ik zou meer gewone belastingen moeten betalen, want mijn appartementje zou een kapitaal waard zijn.... En weet ik wat nog meer voor mijn eigen rekening zou komen. Oja, aanpassingen, als ik straks met een rolstoel of scootmobiel moet gaan. De aanpassingen zouden een kapitaal kosten waarvoor een tweede hypotheek nodig zouden zijn... of ik moet mijn huisje dan gaan verkopen en in een verzorgingshuis gaan wonen, wat dan ook weer veel duurder is geworden.
Je moet er als zieke oudere toch niet aan denken!!!
Ik ben erg bang geworden voor de toekomst van dit land..... Het is een heel demotiverend en verlammend gevoel.
Er is geen goeds te verwachten van deze regering voor ons gewone mensen.......
Die fabriek voor determinatie van 65+ers gaat er vast ook nog komen...

Voor even heb ik geen enkele zin om verder te schrijven.

Een kleine queeste door Amsterdam.

Nog een oud verhaal:

Ik dacht er goed aan te doen richting Oost te gaan. De Wibautstraat in. Eerste, Tweede, Derde Oosterparkstraat langs en toen stond ik, nog onverwacht, in de Vrolikstraat. De straat waar ik de laatste jaren met mijn moeder heb doorgebracht. En vanwaar mijn eenzame onderduiktochten zijn begonnen. Voordien hadden we op verschillende plaatsen in Amsterdam gewoond en dáárvoor waren we vanwege de ‘Anschluss’ uit Wenen gevlucht. Ongelooflijk veel ervaringen voor een klein kind. En ik zal je vertellen, niemand is eenzamer dan degene die haar eenzame vroege jeugdjaren in eenzaamheid weer tegenkomt. Ik sta voor het portiek op nr. 285 huis, in wat nu nog een verloederd stukje straat is. Ik kijk om me heen, zoek aanknopingspunten met 54 jaar geleden. Vergeefs. Alleen de portiek, de armoedige voordeur, die toegang gegeven heeft tot die gang met links een deur naar de voorkamer, die mijn speelkamer was; verderop nog een deur naar wat de huiskamer was en aan het eind van die gang de keuken. Tussen speel- en huiskamer was de alkoof, een klein kamertje dat geen daglicht kreeg en aan beide kanten deuren had naar de beide kamers. De keuken had een deur naar buiten, naar wat groots de waranda heette en met twee treedjes naar beneden in de tuin uitkwam. In mijn herinnering de meest feestelijke tijd van mijn leven tot dan toe. In werkelijkheid zal het allemaal heel klein en donker zijn geweest. Maar de openslaande deuren naar ‘de waranda’ hebben echt bestaan. Hoe zou het er nu uitzien?? Ik heb een poosje voor die portiek gestaan, geprobeerd naar het verleden te duiken. Me herinnerend de namen van mensen die in mijn tijd daar ook gewoond hebben, en die ik uit het Joodsche Weekblad heb gehaald in de research voor mijn boek. Het bleven namen, ik was te klein. Kon me er geen gezichten bij bedenken. Ik heb de straat verder afgelopen, het is een allegaartje van vooroorlogse oudbouw en pogingen door nieuwbouw de straat een facelift te geven. Het begin van de straat is zelfs een beetje echte achterbuurt geworden. Ik vergiste me in de herinnering aan het huisnummer., dacht even dat het 185hs in plaats van 285hs was. En 185huis was precies één raam breed, waar een oud kleed voor hing, en een deur daarnaast die bijna uit zijn voegen sprong. Zo hebben mensen in de twintiger en dertiger jaren daar echt gewoond, misschien heb ik ze wel gekend? Maar ik heb daar niet gewoond, zag ik al gauw. Via Vrolikstraat en Iepenweg en derde Oosterparkstraat vond ik het Iepenplein, dat eveneens volkomen onherkenbaar was, maar waar ik toch gespeeld heb. Het is zo’n rare gewaarwording als ‘tijd’ ineens een tastbaar iets is geworden, waar je in- en uit stapt. Er is een Belgische schrijver die dat zo schitterend kon beschrijven, ik ben even zijn naam kwijt. Daar, in dat buurtje, ligt een klein stukje oud geluk, als goudfiligrein, dat in de drassige grond van die openliggende Vrolikstraat is gezakt. Maar het bestaat wel, heb ik met mijn hele lichaam en geest ervaren. Het bestaat, omdat het bestaan hééft en opgeroepen kon worden op mijn bevel. Heel bewust heb ik even ervaren dat mijn jeugd niet alléén verschrikking is geweest.

Door de miezerige regen ben ik de hele lange weg teruggewandeld, me bewust van het nu en van vandaag. Vroeger kon het voorkomen, dat mijn geest bij zulke ervaringen niet helemaal mee terug wilde. Hoe beschrijf ik dat nou weer?! Dan wist ik dat ik bijvoorbeeld in november 1998 in de Oosterparkbuurt liep, maar mijn gevoel bleef de ervaringen van 1940-’42 voelen. Ik kan het je niet duidelijker uitleggen dan met het volgende verhaal. Ik woonde in Nieuwegein-Centrum. En vlakbij werd een nieuw overdekt winkelcentrum gebouwd. Rotjongens vonden het leuk om midden in de nacht rotjes af te knallen in dat centrum. Ik schrok op een verschrikkelijke manier daarvan wakker; rende zo uit mijn slaap naar de telefoon, belde de Nieuwegeinse politie en riep uit: ‘Ze bombarderen het centrum, ze bombarderen het centrum’. Ik wist dus dat het (toen) 1981 was, ik kènde zó uit mijn slaap het politienr., maar mijn geest zat in de oorlog en was volkomen in paniek omdat er gebombardeerd werd. Het duurde een kwartiertje voor de politieman doorhad, wat er aan de hand was en hij kwam persoonlijk naar mijn huis om me gerust te stellen. Dat gevoel heb ik gelukkig niet meer. Ik kan het nu, zoals ik net beschreef, wel naar believen oproepen en weer terugsturen. Al kunnen angsten uit die tijd dan nog een hele poos nasudderen. Ik doe dat dus niet zo snel, dat me laten gaan in de tijd.
Maar de wandeling zelf was goed. Die zal ik zeker nog herhalen.
Erica van Beek november 98.

*
Herfst 1999 was de Vrolikstraat voor het grootste deel gerenoveerd, de bestrating vernieuwd en vierde de straat een groot feest om dat te vieren. Daarbij was de hele straat door vlaggen, in de vorm van schoon ondergoed, versierd, volgens het motto: ‘Vrolikstraat, wàs goed, is goed’.
Ik was daar ook even aanwezig.
E.van Beek