Terwijl ik mijn benen even rust gun even een stukje tikken.
Vanmiddag heb ik mezelf overtroffen door een heel lange wandeling te maken.
Naar en over het Singel, de bloemenmarkt genomen…. Maar het is daar armoe troef hoor. Bollen, bollen en bollen. Hier en daar planten, meest cactussen en dergelijke, het is niet meer de bloemenmarkt van tien jaar geleden en ik slaag er zelden in iets te vinden naar mijn gading.
Het is dan ook moeilijk te begrijpen dat het Singel altijd zo vreselijk druk is, alsof de binnenstad daar is samengebald.
Dus ben ik in arren moede maar teruggelópen naar huis (goed van mij, vind ik) en bij de Hortus Botanicus een paar zakken aarde in mijn karretje laten zetten en een zakje zaad meegenomen. Reseda, in de hoop dat het opkomt. Ik heb nog twee grote potten staan die gevuld moeten worden. En er is nog ruimte op het terras.
Het verwondert me altijd weer hoeveel jonge mensen er overdag en op een gewone doordeweekse dag door de binnenstad slenteren. Zouden die allemaal, al dan niet uit het buitenland komend, vakantie hebben, spijbelen, of werkloos zijn?
Natuurlijk kom ik ook oudere mensen tegen, overwegend een buitenlandse taal sprekend, maar toch voornamelijk jongeren.
Het is altijd een feestje, om op de bruggen (noodgedwongen, die benen hè) een poosje te blijven staan en te kijken naar de zon op het water, de omlijsting van het water door de woonboten en het verkeer òp het water. Vooral op de Blaubrug staande heb je een mooi uitzicht over de Amstel. De Magere brug vóór je en haar zusje, de andere magere brug links. Ik geniet dan zo van al die rondvaartboten en kleine bootjes en andere bootjes. En in de verte dan het mooie gebouw van Carré.
Als je aan de andere kant van de brug staat kijk je naar de Stopera en richting de binnenstad. Dat is ook altijd bijzonder. Maar de andere kant is altijd bijzonderderder, vind ik.
De zon op het water, als die schijnt tenminste, maakt dat allemaal extra feestelijk om naar te kijken.
Er is een brug vernoemd naar de maker van het mooiste Amsterdamse lied ‘Aan de Amsterdamse grachten, heb ik heel mijn hart voor altijd verpand’. Het Stadsdeelkrantje maakte het goede nieuws tot belangrijkste deel van de voorpagina. Brug 93 heeft de naam van Pieter Goemans gekregen, tot grote trots van de familie. En in bijzijn van een stadsbestuurder werd toen onder begeleiding van piano en (natuurlijk) draaiorgel het Amsterdamse lied meegezongen door alle aanwezigen. Lelijke zin eigenlijk. Maar ik laat hem maar staan.
Dat was inderdaad een hele happening.
Maar het was het waard. Want niet alleen is dat het mooiste Amsterdamse Grachtenlied, maar het is (voor mij) ook zo’n waarheid, dat het tot het Amsterdamse volkslied uitgeroepen mag worden.