maandag 9 februari 2015

IMPRESSIES VAN ISRAEL




Yad Vashem. Eindelijk!


"Erica", riep Rabbi Schachter uit: "Precies zoals op de foto".

Hij spreidde zijn armen uit, omhelsde me hartelijk en gaf me een kus op mijn wang. Ik reageerde op zijn warme begroeting, ontroerd en blij hem eindelijk te ontmoeten na de lange correspondentie die we hadden gevoerd in de zoektocht naar mijn moeder.
Chaim, de gids, en Ati, onze reisleidster, keken lachend toe, toch ook wat
ontroerd door onze blijdschap.

Rabbi Schachter zag eruit zoals ik me hem in gedachten had voorgesteld:
ongeveer 60 jaar, gladgeschoren, vriendelijke ogen en een lach-grage mond.
Zijn keppeltje was een vanzelfsprekendheid op zijn grijze krullen.

De rabbi haalde zijn exemplaar van "Twee vrouwen en een jas" tevoorschijn van onder de balie. Het verslag van mijn zoektocht naar mijn jeugd en mijn moeder: ik had mijn naam er nl. nog niet ingezet - en geen opdracht, dat moest ik meteen goedmaken.

Van een opdracht kwam niets terecht. Dat, spraken we af, zou ik later
goedmaken door nog een brief te schrijven, die hij dan in het boek zou
plakken.

De rabbi liep met ons naar de duizenden dossiers met namen, honderdduizenden namen van in de Tweede Wereldoorlog omgekomen joden, die in de Hall of Nameszijn opgenomen.
We konden er niet aankomen: als iedereen dat zou doen zou er
al gauw geen Hall of Names meer zijn. Maar iedere naam is opgenomen in de computerbestanden van het administratief centrum, waarvan rabbi Schachter deel uitmaakt. De hal is, niet ten overvloede, in het halfduister gelaten, er staat een bankje waar men even kan gaan zitten om in gedachten de geliefde namen of de ontstellende hoeveelheid in zich op te nemen. Er zijn "maar" twee miljoen namen opgeslagen, omdat de opgave moet geschieden door een nabestaande van de omgekomenen. Als van een hele familie niemand de oorlog heeft overleefd kan ook niemand de namen opgeven van de omgekomenen en de formulieren invullen die nodig zijn om opgenomen te worden in de Hall of Names. Daarnaast is het jammerlijk dat nog zoveel overlevenden in zoveel landen of niet weten dat dit kan, nee, moet gebeuren, of zelf niets meer met het verleden van doen willen hebben. Mensen, voor wie het doorgeven van de namen van de geliefden een opgave is die te zwaar is, omdat daarmee het verleden toch weer bovengehaald wordt. Binnenkort zijn er zelfs geen overlevenden meer. "Hoe bereik je die mensen die het verleden nog steeds alléén in zich meedragen. Hoe maak je hen bewust dat ook hun overledenen deel uitmaken van het joodse volk en dat hun namen daarom bij ons bekend
moeten worden gemaakt", vraagt rabbi Schachter zich hardop af als ik hem verwonderd aankijk bij het noemen van het aantal van twee miljoen.

"Hiér hoor ik bij", dacht ik. "Ik ben een overlevende van jullie allemaal en
dat heb ik alle jaren van mijn volwassen leven moeten waarmaken. Enerzijds naar jullie toe, dat ik niet zomaar in leven gebleven ben, maar een duidelijke stem ben geweest die getracht heeft gehoord te worden als een van jullie. Anderzijds naar deze maatschappij waarin ik nu leef. Ik heb maar steeds willen bewijzen dat joden zoals ik en jullie gewone, goede en nuttige leden van de maatschappij waren en zijn. Wij waren joden, wat dat voor ons ook betekende. Voor zovelen betekende het niets, velen wisten niet eens dat ze joods waren. Anderen hebben de duizenden jaren oude tradities altijd in ere gehouden, vertrouwend op de g'd van Abraham, Izak en Jacob.

Weer anderen hebben getracht te vluchten voor het noodlot dat hen achtervolgde en inhaalde. Alles was vergeefs. Noch het feit dat men onwetend was over eigen afkomst, noch het vertrouwen op g'd, noch de vlucht mocht baten. De golem heeft jullie allemaal gepakt en wij hebben moeten overleven om daarvan te getuigen. En ons eigen bestaan rechtvaardiging te geven.

Ik heb daar, in het halfduister in die heilige hal, lang gezeten. En ben
stilletjes weggegaan met het vaste voornemen terug te komen. Bovendien wilde ik nog met de rabbi praten over alles, over Wenen, over mijn familie daar, over mijn grootmoeder, die na de beëindiging van mijn boek toch bleek te zijn omgekomen in een concentratiekamp, in Theresiënstadt, met de rest van de familie. Zij was dus geen natuurlijke dood gestorven zoals ik gedacht had. Dat had Rabbi Schachter me al laten zien via de files op de computer. Zie het p.s. hieronder.

De indruk, die het uitgestrekte park, dat Yad Vashem heet, op mij heeft
gemaakt, is bijna niet weer te geven. Laat ik trachten het als een toerist
te beschrijven. Het gaat me te ver, en is te uitputtend, om alle emoties te
beschrijven.

Zoals heel Israël is het heuvelachtig. Dat betekent voortdurend klimmen of dalen. Stenen trappen vergemakkelijken dat af en toe. Het park is een heel groot herdenkingsmonument met vele, vele beelden, plaquettes, bomen ter nagedachtenis aan slachtoffers en helden van de Tweede Wereldoorlog.
Speciale plaatsen zijn het museum ter nagedachtenis van de helden en
slachtoffers van het getto van Warschau en het "Childrens Memorial", ter
nagedachtenis aan de 1,2 miljoen onschuldige, joodse kinderen, die door de
Nazi's zijn omgebracht.

Daarheen richtten wij onze schreden toen we zo stilletjes de Hal der Namen verlaten hadden.
Achter elkaar schuifelden we het duister in, elkander bij de hand houdend.
Binnen ontplooide zich een heelal vol sterren. In de volkomen duisternis
stonden we, op onszelf teruggeworpen, weerloos. Onafgebroken klonk een stem,
noemende àl die namen van àl die kinderen, hun leeftijd en hun land van
herkomst. Voor elk kind een ster in het heelal . Er waren opvallend veel
kinderen uit Nederland en Polen. Duizenden en duizenden lichtjes in die
volkomen zwartheid. Ik hield me vast aan mijn begeleidster, ik had kramp in
mijn borst en tranen van ontroering liepen over mijn wangen. Wie houdt hier droge ogen? Elk kind vertegenwoordigd door een ster, elke ster een kind dat nooit tot wasdom heeft mogen komen. Voor elk leven een wereld verloren.
De waarheid is dat die duizenden lichtjes veroorzaakt werden door twee,
drie, of misschien vier kaarsjes en een fantastisch spel met spiegels in een
relatief kleine ruimte, in verder een volkomen duisternis. Versteend
realiseerde ik me des temeer dat ik ook hen heb overleefd. En dat ik nu hier stond, zoals even daarvoor in de Hal der Namen: "Ben ik het waard geweest, heb ik jullie vertegenwoordigd als overlevende?"

Hoe de emoties met me op de loop kunnen gaan realiseer ik me pas een paar dagen later, als ik weer naar Het Childrens' Memorial in Yad Vashem terugga.
Op dat moment ga ik ònder in die zee van namen van doden, waarvan ik er af en toe een herken als familie, of van kennissen van hier en nu En in het
duister laat ik mijn tranen weer de vrije loop en huil tot de uitputting me
bevangt.

Weer buiten, in de brandende hitte van de dag, ontbreekt me de lust en de
kracht nog meer te bezoeken.

De ontstellende kracht van mijn eigen emoties van dat moment maakt dat ik me, ook nadat we in het zelfbedieningsrestaurant van Yad Vashem wat gegeten en gedronken hebben, niet meer in staat voel tot verdergaan, of nog iets in me op te nemen.

Het gezelschap waarvan ik dan weer deel uitmaak stapt weer in de bus. Even buiten het park ligt de "vallei der verdwenen gemeenschappen" en men stapt daar uit om ook dat te gaan zien. Ik ga niet meer mee, blijf alléén achter.
Daarover kan ik dus niets vertellen, maar alle anderen kwamen heel stil
terug...


p.s, Jaren later, als mijn zoektocht weer verder kan gaan kom ik in Wenen tot de ontdekking, dat mijn Oma, (Omama zoals ik haar genoemd heb) net als de rest van de familie, niet in Theresiënstadt is omgekomen, maar vermoord is in de vernietigingskampen van Riga, de hoofdstad van Letland.