Dit verhaal schreef ik al vele jaren geleden, maar ik geloof niet dat het in de blog terecht is gekomen. Het is allemaal letterlijk zo gebeurd, ik heb dus alleen alles opgeschreven wat er die dag gebeurd is. Niet meer en niet minder.
De Wet van
Murphy in de praktijk.
Op 29 maart 1998 werd bij de JOA(Joodse Ouderen
Amsterdam) 50 jaar Israel gevierd. En ik was uitgenodigd. En zou er ook heengaan:
Alles liep, vanaf het begin, al mis. Ik was wel op
tijd(!) wakker, maar bleek vergeten te hebben de wekker voor de zomertijd
vooruit te zetten. . . . De avond
tevoren had ik al uitgebreid moeten zoeken naar de officiële
uitnodiging. Ik moest hem wel met het oud papier hebben weggegooid. Gelukkig
(!) vond ik in de NIW een klein persbericht, anders had ik niet eens geweten
hoe laat ik wáár moest zijn.
Ik miste de bus die ééns per half uur komt. Dat was
het volgende. Lopend door het winkelcentrum op weg naar de sneltram realiseerde
ik me dat ik de boekenmarkt die dezelfde dag gehouden zou worden, moest missen.
En bij de brvriende bloemenboer, waar ik langs moest lopen, bleek ingebroken te zijn. Nou hoef je een
bloemenman geen troostbloemetje te geven, dus werd ik nog meer opgehouden door
het kopen van een zakje mooi verpakte en van gekrulde lintjes voorziene
paaseitjes. Voor hem en zijn vrouw. Een ‘troostje’, waar ontroerd op gereageerd
werd. Dat wel.
Op het tramstation zag ik de volgende bus, die ik had
moeten hebben, komen aanrijden. Al
gebarend kwam ik tot vier meter voor de bus. De chauffeur zag me wel, maar gaf
vol gas en reed weg. In de commotie bleek ook de tram voorbijgereden te zijn.
Wachten dus.
De trein naar Amsterdam stond halverwege een kwartier
stil. Een storing. De metro in Amsterdam (vond ik toen nog doodeng, vanwege
sommige figuren) kreeg halverwege ook een storing en we moesten overstappen.
De middag bij JOA sla ik over. Maar ik gaf te veel
geld aan leuke dingen uit. Achteraf toch maar goed anders had ik het aan andere
dingen (zie verderop) toch moeten uitgeven.
Teruggaande liep ik (natuurlijk ik weer) de verkeerde
kant op en kwam daar na zo’n 1,5 km pas achter. Want het was mooi weer en warm.
En Buitenveldert is dan een mooie wijk. Helemaal teruglopen dus. Het was een
lange wandeling voor ik weer bij de tram was.
De trein naar Heerlen, die ik had moeten hebben,
hoorde ik onder aan de roltrap staande, wegrijden. De volgende trein, de trein
naar Arnhem, dus maar genomen.
En daar kwam controle.
Nou had ik in Buitenveldert mijn jaszakken
leeggemaakt, voor ik mijn jas aan de kapstok hing. En alles in mijn tas gedaan.
In steeds grotere paniek zocht ik voor die controleur
alles af naar mijn treinkaartje. Maar nebbish, niks gevonden. Dus tot overmaat
van ramp kreeg ik in een volle trein een reprimande (ik had mijn kaartje bij de
hand moeten hebben) en een bon uitgeschreven (zie boven over geld uitgeven),
die ik over twee dagen moest betalen, anders kwam er f. 60,- boete bij. Dat
treinreisje Utrecht-Amsterdam v.v. heeft me alleen al f. 19,90 + f. 37,-
(boete) = f. 56,90 gekost dus. Waar is mijn kaartje gebleven??? Ergens uit mijn
zak gevallen, maar wáár dan?? Hartbonkend van woede met een brok in de keel,
naar de bus, die me thuis moest brengen. - Was drie minuten geleden, ja dus,
vertrokken. Dan de sneltram maar, die juist kwam aangereden. De hele reis zat
ik schuin tegenover een agressief soort ‘sport’-jongen, die zijn walkman kei-
en keihard had aanstaan. Die is doof voor zijn dertigste, maar valt er nu al
anderen mee lastig dus.
Enfin, eindelijk thuisgekomen. . . .
Mijn overburen in de laan die parallel loopt met mijn
flat (zo’n tweehonderd meter ver) vinden het ook mooi weer. Die zijn daar net
komen wonen en zitten nu in hun blootje
met zijn allen bier te drinken op hun balkon. Keiharde housemuziek aan. Je
reinste Aso-show. Daar kijkt de politie straks wel naar om, denk ik nog. Maar
ondertussen is mijn stemming niet bepaald opgeklaard, als ik eindelijk de
sleutel in het stopcontact kan steken.
En meteen hoor
ik een raar geluid uit de ‘natte cel’ komen en ontdek dat ik een grote
overstroming vanuit mijn badkamer heb, komend van de bovenburen.
De chinese buren naast me die ik voor eerste hulp per telefoon tracht te bereiken, zijn niet
thuis en hun oppas begint bij het horen van mijn naam als een idioot te
giechelen en legt, tot twee keer toe, de telefoon weer op de haak. Zij heeft
nog geen woord Nederlands geleerd en ik weet eerlijk gezegd niet wat mijn naam in het Chinees kan
betekenen, dat ze zo reageert.
Uiteindelijk gaat de Irakese buurman van de andere
kant, mee om haar van boven duidelijk te maken dat ze de badkamer niet meer mag
gebruiken vóór morgen de loodgieter is geweest. Zij van boven had wanhopig en
met allerlei middelen geprobeerd een verstopping ongedaan te maken. Waarmee ze
dus wel een gat in de afvoer in mijn badkamer veroorzaakt heeft. . .
Een beetje van alles bekomen wil ik een paar uur later
iets voor mezelf en mijn kat te eten maken Visje koken voor poes en
aardappeltjes bakken voor mezelf.
En ontdek dat mijn dure koelvrieskast het vandaag, op de eerste mooie warme dag van
dit jaar, heeft begeven. Ik kan alle verse waar weggooien. . . .
Hoezo, onzin, die Wet van Murphy?
©Erica van Beek