Vandaag zaterdag 1 november 2014.
Allerheiligen.
Na de brunch ben ik weer omgevallen, geslapen
van half drie tot 6 uur. Het is alweer donker. En ik wil mijn droom opschrijven
voor hij weg is. Twee kleine blonde jongetjes met warrig onverzorgd te lang
haar. De grootste hield de kleinste bij de hand. Beiden huilden om hun moeder
en niemand keek naar ze om. Een huis vol hulpverleners die het te druk hadden
om aan twee kleine huilende eenzame broertjes aandacht te schenken. Ik sloeg
mijn armen om die twee heen en vroeg waarom ze daar stonden. Onze moeder is dood,
zeiden ze. Ze is weg en nou hebben we geen moeder meer.. Ik vroeg om hulp en
aandacht voor de kinderen maar niemand luisterde. De directeur van het huis
kwam aanlopen met een bord vol heerlijke dingetjes. Maar hij ging zitten en
ging het allemaal zelf en alleen opeten. Een vrouw volgde en ging met een bord
vol heerlijke hapjes naast hem zitten. Ik was kwaad en vroeg of ze die kinderen
helemaal niets gaven en honger lieten lijden.
Toen gooiden ze af en toe zo’n lekker hapje naar mij en ik voerde de kinderen
één voor één. Waar komen jullie vandaan? Uit (ze noemden een zuid Amerikaans
land) Cayenne hoewel het zo te zien kaaskoppetjes waren met een lekker plat
accent. Ze kregen die paar hapjes uit irritatie vanwege mijn vragen. Lang niet
genoeg. Ik vroeg wie ze meenam en waar ze heen moesten, één kleintje op mijn
knie, de andere met mijn arm om hem heen. Niemand reageerde en zelf wisten we
ook niet waar ze heen moesten. Zo zaten we daar stilletjes, midden in die grote
zaal met hulpverleners die deden of ze doof en blind waren. Toen werd ik
langzaam wakker maar de droom bleef nog een hele tijd.
22-11-14
Droomde in mijn middagslaapje dat ik op stap
was en herinneringen opnieuw beleefde. Door de foto’s die ik in mijn lange
leven had opgespaard. 77 jaar foto’s…. en er waren goede herinneringen die ik
in ontmoetingen opnieuw beleefde. Maar toen moest ik met de (volle) bus naar
een andere opnieuw te beleven herinnering. Ik had nog een grote tas met foto’s
met herinneringen bij me. En de bus
stopte omdat de chauffeur tot die herinneringen behoorde. Hij parkeerde de bus
tussen een auto en de waterkant van een groot water (Het IJ). Ik waarschuwde
dat het een gevaarlijke plek was en dat de bus zou kunnen omrollen. De
chauffeur vond dat het wel kon. Maar zodra hij uit de bus stapte rolde de bus
op zijn kant het water in. Iedereen kwam in het water terecht. Ik greep iemand
in zijn kraag en trok hem zwemmend naar de kant, waar hij verdween. Mijn tas
met herinneringen/ foto’s van 77 jaren was inmiddels gezonken en niet meer te
redden. Ik was zielsverdrietig, kon niets meer doen. Maar, zoals iemand
opmerkte, ik moest dan maar zonder die herinneringen verder……… en toen werd ik
wakker.
Een andere droom was juist het tegengestelde:
Een middagslaapje.
Het was een slaapje om nooit meer te vergeten.
Ik werd letterlijk omgeven door zóveel liefde, niet-menselijke liefde, die me
omarmde en troostte en vasthield en toch weer niet, die me omgaf als een warme
deken waarin ik kon wegkruipen… en ik was zo intens gelukkig dat er geen woorden
voor te vinden zijn. Dat gevoel is, ook toen ik wakker werd, heel lang blijven
hangen. En nu, na drie dagen, kan ik het nog oproepen en zó intens
voelen….alsof het in een andere wereld gebeurde.
Of deze: ik droomde dat Maumau bij me kwam
jengelen. Ik mocht dit keer niet aan zijn pootjes komen Zijn nageltjes bleken
grotendeels verdwenen,zijn voetkussens
open wonden. Ik kon eigenlijk niet weg, Jessica lag te slapen, was een
peutertje. Toch besloot ik weg te gaan met de kat, om iemand te vinden die de pootjes
kon verzorgen. En Jessica, dacht ik, zou nog wel even doorslapen.
Ik kwam plots in Rotterdam terecht en kon
de dierenarts niet vinden. Omdat ik haar al een tijdje heb ken ik ook geen
anderen. Mijn eigen dierenarts kon niet gevonden worden. Het werd avond, het
werd nacht en het wachten bij de bus- of tramhalte leverde zoveel angst op voor
wat er thuis gebeurd kon zijn intussen.Maar ik kòn niet naar huis. De anderen
die daar wachtten bleken allemaal homofiel, relnichten te zijn ;-)
.Ik werd achternagezeten door een bende die broodjes wilde…..En ik had er maar
ééntje. Die ik toch maar verdeelde.
Er kwam geen trein of bus. De kat was weg en ik
zat met die medicijnen voor hem. En ik beefde in sidderende angst voor wat
er met Jessica gebeurd kon zijn terwijl ik met die kat zo ver weg was. Ik
overweeg nog even naar huis te gaan lopen……. Maar dat was dus ook geen optie.
Ik moest, om erger te voorkomen, zelf de zieke en dode stompjes nagels van de
kat uittrekken. En dat kon ik niet en liet Kat ook niet toe. Hij kwam op zijn
dooie gemak aanlopen alsof er niets aan de hand was... en zei alleen:
hallo:.....
Eindelijk kwam ik in een vreemd gebouw met
gecapitonneerde vloer en wanden en meer niet. Dat waren de slaapkamers voor het
getrouwde stel.
Er hoorde een kippenhok bij en nu klonken die
kippen gezond en legden achter elkaar eieren. Kat was nog steeds niet geholpen.
Het huis waarin ik - alleen –
terechtkwam was helemaal gecapituleerd, Ik
werd niet opgesloten en kon in en uitlopen. In een lange gecapitonneerde gang,
heel lang en er kwam een man die liet een mooie kistje zien.zei hij.
Eerst alle deuren voorbij.
Toen liep ik alleen, er was nergens iemand in de aangrenzende
kamers en . En kwam Jessica tegen die er erg blij mee was.Maar ze had
haar tijd zelf nodig zei ze....zucht...
In een droom kan alles, kan je zelfs een
peutertje in Amsterdam achterlaten en diezelfde nacht in Rotterdam als
bloeiende jonge vrouw weer tegenkomen.
Maar teruglopend ontdekte ik dat er toch
veel meer mannen waren Ik zag weer niets, alleen de gevolgen van hun
aanwezigheid. .Poes liep te jammeren, kon niet meer lopen. Die
pootjes rotten steeds verder weg...
Nee, was niet leuk wakker worden hè...
Ik droomde dat er ongenood via voor- en
achterdeur bezoekers binnenkwamen, terwijl ikzelf bij anderen op bezoek was.
Mijn bezoekers zochten zich een plekje en wachtten de dingen die komen gingen
af. Ik ging maar thee en koffie voor ze zetten, zocht in mijn boekenkast naar
dingen om ze bezig te houden, maakte een praatje, besloot wat afstandelijk te
doen tegen een mij onbekende buurman die zich wel erg thuisvoelde... kortom,
voelde me geen baas in eigen huis.
Tot slot kwamen er nog vier zigeuner- of
anderszins oost-europese jongeren binnen, in grijze dure maar niet erg
smaakvolle pakken. Die keken brutaalweg om zich heen of er iets te halen viel
en met heel veel moeite kreeg ik ze door de tuindeuren naar buiten waar
ze met elkaar bleven overleggen...... eng hoor.
Mijn bezoekers waren me onbekend, zouden nieuwe
bewoners worden in dit huis.. Maar zover ik wist was hier niemand weggegaan...
Mannen, vrouwen, een echtpaar, allemaal vonden ze hier een plek en wachtten af
wat ik voor ze zou doen....
3-4 mei. Ik droomde dat ik te maken had met
vluchtelingen in dit land. Die zo bang waren dat ze onbereikbaar waren. Ik zat
samen met een een arts, een mwer en een psychiater om de tafel en probeerde
wanhopig duidelijk te maken dt er hulp nodig was. Dat zij wisten hoe ik kon
helpen maar niets deden. Dat die mensen vaak te bang waren om hun oude korsten
brood buiten aan de vogels te voeren, laat staan dat ze zonder hulp konden
inburgeren. Mijn pleidooi om gecoördineerde hulp werd tamelijk koel
ontvangen. maar bij het afscheid gaf die psychiater me een hand en schoof
me daarbij wat kleingeld toe. Mijn verontwaardige :'wat doet u nu?!' werd
beantwoord met :neem nou maar aan je kunt het nog gebruiken'. Ik keerde terug
naar mijn armoedige straat maar durfde het fooitje zelfs niet aan een
asielzoeker te geven. Want dat zou hem ook niet helpen.
5 mei. Vannacht ongelooflijk verdrietig en boos
gedroomd. Iedereen liep maar in en uit bij me. Sleutels hielpen niet. Vreemde
kinderen, verpleegkundigen, dokters, ik moest ze af en toe met geweld buiten de
deur zetten, maar het hielp niet. Mijn kind liep in en uit, at en dronk, maar
zag me niet. De asperges die ik voor mijzelf kookte werden door andere
opgegeten. De zee kwam op. En al mijn boeken en mijn geliefde papieren en
spullen kwamen steeds dieper in het water te staan. Twee jongemannen sleepten
ze van de ene kant naar de andere kant. Ik kwam meubels tegen die ooit van me
geweest waren, een heel oud dressoir o.a. Ik heb wanhopig gehuild, maar er was
niets meer te redden van alle mooie boeken en verzamelde papieren en andere
dingen en het water steeg maar.....
Ik droomde dat ik een lieve rijke gul gevende
Joodse vriend had. De prins op het witte paard dus en we waren heel gelukkig.
Ik had veel liefde te geven, hij ook maar
hij gaf me ongevraagd veel mooie geschenken. Niet alles had ik nodig,
maar ik was al gelukkig met zijn gulheid zelf. Bijna gulzig bleef hij geven.
Op zeker ogenblik moesten we weg en hij had
alles 'even' afgegeven. Dat moest opgehaald worden en bleek in twee
vuilniszakken te passen en verpakt te zijn. Mijn mantel konden we niet
terugvinden. Hij zou die zakken even naar zijn auto brengen en me dan oppikken.
De stad was al donker.... Ik dacht hem tegemoet te gaan, maar verdwaalde.....
Ik kon hem nergens terugvinden, kwam in vreemde dorpse wijken terecht en in een
soort tehuis, waar een oudere Joodse vrouw zich over me ontfermde. En me
vertelde dat het een belangrijke Joodse feestdag was. We moesten dan ook Joodse
liederen zingen. Ik miste mijn vriend zo verschrikkelijk maar wist dat ik hem
nooit meer terug zou zien als ik niet weer de straat opging. En dwaalde eenzaam
verder, mijn hart boordevol verdriet en schuldgevoel omdat ik niet gewacht had
tot hij me kwam ophalen. Nu was ik letterlijk alles kwijt.
Waar het op slaat weet ik nog niet.
Ik droomde dat ik naar Amsterdam Noord,
Vogeldorp, ging. Onderweg was een rotjongetje midden op de straat
bezig zijn spullen uit te stallen en ik droeg hem uit veiligheid op dat weg te
halen. Hij haalde naar mij uit met een stok...... nou, dat kon ik ook. ;-) en
toen deed hij wat ik hem gevraagd had. De boel op de stoep zetten. Dit stukje
vergroot of toont mijn zelfvertrouwen... ik kan het aan.
Maar toen kwam ik in ons oude huisje. En daar
zat neef Coenie aan een tafeltje in een hoekje van de kamer voor het
gangetje naar de keuken. Op het tafeltje lagen wat oude tijdschriften. Hij
bleef zitten. Ik vroeg of ik na mijn lange reis een kop koffie kon krijgen. Hij
ging weg en kwam wat later terug met een
beker koffie die hij zelf leegdronk. Toen ik er naar vroeg zei hij wat
geïrriteerd dat hij water bijgeschonken had voor een tweede kop koffie. Ik
besefte dat hij niet meer tot de 'gezonde' mensen behoorde. Op tafel vond
ik een prentenboekje dat op school gebruikt was. En waarin ik geschreven had
over mijzelf in Wenen: 'En plotseling was het feest afgelopen en moesten we
vluchten' . En verder plaatjes van Wenen en van een rivier en vluchten. Ik had
er een hoog cijfer voor gekregen van de juf of de meester.
Ik was heel blij dat boekje/schriftje terug te
hebben en danste een beetje de kamer rond. Waarop een tot dan onzichtbare
buurvrouw zei dat ik er blijkbaar ook niet zonder kleerscheuren doorgekomen
was, wijzend op neef Coenie, die weer
helemaal in zichzelf teruggetrokken op zijn stoel zat met de beker voor zijn
mond.
Eigenlijk was ik daar in huis vanwege een
afspraakje met mijn vader. Maar die was er niet. Toen ik er Coenie naar vroeg
zei die dat mijn vader later kwam.
Maar mijn vader kwam niet…..
Ik zag ons oude huisje daar en rook het zelfs.
Heimwee…..
Het eerste deel van de nacht is onrustig. Ik
droom dat er iets is met de diepvries. Ik had iets in e diepvries moeten doen
of moet er rekening mee houden dat er iets ' is' met de diepvries.
Het tweede deel speelt in en om het huis. Door
een sociale instantie wordt het huis helemaal opgeknapt. De muren krijgen een
verfje, er worden mooie bloemen op geschilderd ook. Een beetje art
decoachtig. Heel mooi en licht. De kinderen zijn nog klein en ontroeren
de ambtenaren die bij ons over de vloer komen. Ik heb iets lekkers gemaakt voor
de kinderen. En die mensen willen mee-eten. Op zeker ogenblik word ik het huis
uitgejaagd, ik moet maar wachten tot alles klaar is. En naast een brug eet ik
mijn bord spinaziestamp met draadjesvlees. Dan komen er die ambtenaren en
andere mensen bij staan, en ik deel mijn vlees uit. Raar genoeg door ze
van mijn vork te laten happen. Dan wil ik terug naar huis, maar ik ben
verdwaald en heb geen idee waar ik heen moet. Ik weet maar ongeveer waar het
huis ligt. Bij een man in een hokje dat hij fanatiek schoon houdt staat een
stoel. Daar leg ik mijn spullen op en ik zoek daartussen, behalve mijn kleren
(ik loop in nachtgoed), ook mijn dagboek. Niet te vinden.
Buiten is sneeuw, maar ook overstroming. Toch
moet ik naar huis. Die drang is te groot.
Maar de kat maakt me wakker met haar gedram om
naar buiten te kunnen. En het verlangen blijft hangen....
© Erica van Beek