Zaterdag, 22 november, de eerste winterdag.
Het is even wennen, weer een echte winterdag. Hebben we lang niet gehad.
Maar :
‘Hagel en sneeuw, onweer wind en regen,
Deren ons niet, we kunnen er wel tegen.
Hagel en sneeuw, onweer wind en regen
Deren ons niet, wij kunnen er wel tegen
Lach er maar om en stap er flink doorheen
't Is pech, maar zeg, als straks de zon weer sche-e-e-een
Gat in je zool, 't water sopt naar binnen
Lek in je jas, wat nu wel te beginnen
En van je kraag, drupt 't water langs je rug
't Is pech maar zeg, de zon komt wel weer ter-u-u-ug
Een ding staat vast, morren helpt geen steek
Want als de zon eens door de wolken keek
En jou daar zag, al met zo'n kwaad gezicht
't Is pech, maar zeg, dan bleef het niet lang li-i-i-icht
Kennen we dat liedje nog van vroeger en zou het nog steeds gezongen worden?
Ik heb dus mijn stoute schoenen aangetrokken, zonder zooltjes, want die doen zoveel pijn dat ik me gemarteld voel. Is dat eigenlijk normaal en moet ik daaraan wennen of zouden ze eigenlijk juist lekker moeten aanvoelen? De rekening had ik vandaag, dus al gauw, in huis, terwijl die rechtstreeks naar Agis gestuurd had kunnen worden. Moet ik er zelf achterheen. Vooruit betalen en maar zien dat ik het terugkrijg. Daar waren ze wel vlot mee.
Enfin, boodschappen sjouwen met die zooltjes kon ik dus niet.
Omdat niet duidelijk is hoe het weer zich gaat ontwikkelen heb ik maar voor een paar weken tegelijk ingeslagen. En ben met karretje, rugzak en twee tassen (het klinkt alsof hier een zwerfster schrijft ;-) ) van de Jodenbreestraat naar huis gelopen. Er zat ook genoeg in mijn tassen om een grote pan stevige soep te maken. En in te vriezen. Voor iedereen die er trek in heeft…
Het was druk bij Albert Hein. Maar er waren geen boodschappenwagentjes.
Na lang wachten kon ik, door assertief tegen een binnenkomende oudere man te zijn, een karretje bemachtigen. Ik stond al een tijdje te wachten, er kwam een leeg wagentje aan en die man pakte het meteen beet. Hij schrok hevig toen dit dametje zei: ‘o nee, die is niet voor u, die is voor mij’. Ik trok mijn boze oogjes (oeioei ;-) ) trok het karretje uit zijn handen en liet hem achter me, ik denk met open mond. Maar ik had geen zin om nog langer te wachten omdat meneer zich boven mevrouw verheven voelde. Ozo! Er stonden trouwens nog meer mensen te wachten…
De boodschappenwagentjes zouden gestolen zijn en er zouden nieuwe besteld zijn, vertelde men bij de helpdesk.
Maar een paar klanten wisten me te vertellen dat alle boodschappenwagentjes beneden in de bijbehorende ondergrondse garage stonden. Waarom men die niet boven haalde???
Nadat ik alles had afgerekend en met veel inzicht en moeite had verpakt, wilde ik even bijkomen en zocht een plekje op het bankje bij de ingang van de zaak. Oef… nog steeds wat opstandig door de man van het karretje: er zat een verwaarloosde, naar ik dacht Oost-Europese jonge man naast een oude man met een lange witte baard. Ik vroeg beleefd of ik mocht gaan zitten en hij schoof bereidwillig een stukje op. Geen kans om daar te kunnen zitten, dus ik bleef staan, schudde mijn hoofd en maakte hem duidelijk dat ik daar niet kon zitten. Hij stond op en liep weg en de oude man gaf me een complimentje. Dat deed dan weer goed.
De daklozenkrant-verkoper krijgt altijd wat van me. Ik had per giro betaald, geen contact geld bij me, maar een flesje sinaasappelsap en twee repen kon ik ook met de betaalkaart betalen. Als dank kreeg ik een krantje van hem. En toen kwam de man met de baard los. Hij bleek ook dakloze te zijn en liep al vanaf 1994 met de krant, vertelde hij. Had altijd in Amsterdam gelopen op verschillende adressen. Maar vandaag had hij vrij genomen. Ik schatte de man op tegen de tachtig… hij bleek drie en zestig jaar te zijn. Tja…. Het gezonde buitenleven?
Buiten, terwijl ik me amper op de been kon houden met al die bagage, in de natte sneeuw probeerde voetje voor voetje vooruit te komen (sjouwer zijn is een zwaar leven hoor), werd ik staande gehouden door een andere dakloze. Met heel veel moeite kon ik hem van me af schudden, maar ik heb medelijden met die mensen, die in dit weer nergens naar binnen kunnen. Toen ik dit voorjaar inspraak bij de commissievergadering over de overlast die we hadden van de daklozen in de buurt, bepleitte ik een goede opvang en resocialisatie voor de mensen. Een deel van de plannen is wel uitgevoerd, maar er zijn en blijven altijd wel mensen die niet op te vangen zijn.
Terwijl ik aan het oversteken was, verscheen héél even de zon. Het licht was zó fel, dat ik het me heel bewust werd even van dit moment te moeten profiteren om wat licht van binnen op te slaan. Ik vermoed ;-) dat ik een mal figuur sloeg, toen ik zo bepakt en beladen midden op de stoep bleef staan met mijn gezicht naar de zon gericht. Geeft niet. Het moment duurde niet lang, maar heeft me toch enorm goed gedaan. De verdere wandeling naar huis leek lichter ondanks de vracht boodschappen, waarvoor ik zelfs nog dankbaar kon zijn.
Morgen weer een grote pan moeders’ soep koken??? Ik zie wel…