Dit is een verbeterde herhaling van mijn verhaal
Wenen, zoeken naar roots. Ik vind het verhaal voor veel mensen nog steeds de moeite waard om te lezen, dus zet ik het na al die jaren nog een keer hier...
Wenen,
zoeken naar roots.
Gisteren
teruggekomen uit Wenen, dus behoorlijk moe nog.
Maar laat ik
jullie toch, zoals beloofd, maar vast
vertellen hoe we gesjouwd hebben, vooral Lies trouwens. Die heeft niet voor
niets die dikke knie... ook van al dat sjouwen ja, vast wel.
Goed, we
vertrokken dus de 10e, om even over vijven 's middags.
ik had in
eerste instantie een hele grote reistas op een karretje, een kleine reistas op
wieltjes, een rugzakje en een weekendtas bij me...vreselijk onhandig, maar naar
het Centraal Station werd ik gebracht door nicht en neef. Lies had een grote
reistas op een karretje en een werkelijk heel grote koffer bij
zich.....twee oudere vrouwen op reis....!
Gelukkig
bestaan er nog aardige sterke mannen ;-). Trein in - trein uit... in de
slaaptrein moest Lies maar zien hoe ze alles verstouwde....ja, dat deed ze
alléén, ook terug. Met zulke dingen (en met veel méér natuurlijk) ben ik
waardeloos. Doodmoe waren we, toen we, rond 9 uur de volgende morgen, op
de plaats van bestemming aangekomen waren, want ondanks de slaaptrein is er van
slapen geen of nauwelijks sprake. Ik raad iedere volwassene af om met de City
Night Line te reizen als het reizen in couchettes moet, die zes-kribs hokjes.
Te klein om te zitten, te staan, te
liggen….stinkend benauwd en zeer
onrustig.
In Wenen
meteen een taxi geroepen, prijsafspraak gemaakt en we werden netjes
afgeleverd bij het hotel. Voor die prijs ( € 7,90 + fooitje) bracht hij de
bagage ook nog binnen. Ingeschreven in het hotel, kamer 324, moesten we tot na
elf uur wachten, tot de andere gasten vertrokken en de kamer weer klaar en
schoon voor de volgende waren. Tijd had vóór die tijd niet zoveel voor me
betekend, maar op dat moment wilden we niets anders dan rusten, wassen,
eten..... In die volgorde.
Op de kamer
aangekomen eerst de bedden uitgeprobeerd. Oei, dat viel niet mee. De veren
kwamen door de oude matrassen heen.....en dat voelde je. De dekbedden lagen
keurig opgevouwen, de kussens (heel dun), verder keurig, maar daar was het mee
gezegd.
Toch even neervallen....bek-
en bekaf. Wat je hier ziet is het piepkleine halletje vóór de kamer. Links de
kledingkast (half hang- half lig-) rechts was het toilet en daarachter de deur
naar de badkamer. De kapstok hangt in de kamer ja.
Dus na wat
'rust' even de kleren uitgehangen en uitgepakt wat nodig was. Onder andere
veel om te snoepen, hè Lies... ;-)
Oja,
dat vierkantje rechts onder het stopcontact is een metalen plaatje waarmee ze
òf de electriciteit òf de waterleiding
konden bereiken....
Ik moet
jullie nog wat vertellen over de treinreis. In Keulen, zowel als in Frankfurt
op[ de terugreis zouden we overstappen, maar op hetzelfde perron kunnen
blijven….. Nou, vergeet het, we moesten beide keren met alle bagage sjouwen naar het verst
gelegen perron…. Dus laat je nooit iets wijsmaken op het reisbureau ;-), het
klopt nooit.
We waren
doodmoe en vuil, de douche werkte niet meteen naar genoegen, we hadden geen
afstandsbediening voor de tv meegekregen, het kluisje werkte niet, enfin,
klachten te over, maar alleen door onze vermoeidheid, want we hadden dus alleen
even bij de receptie hoeven te informeren….daarna kwam alles goed en zelfs de
douche werkte, zoals Lies ontdekte.
Lies lag en
sliep….en even later ik ook.
De eerste
avond dineerden we in het hotel en ik moet zeggen dat het redelijk goed was,
vooral het toetje, ijs met abrikozen…
Dit nog even
tussendoor.
’s Avonds,
een beetje bijgekomen, even de omgeving verkend, na het eten dus een rondje
gelopen.
Daar
gebeurde de eerste ‘toevalligheid’, die ons op de weg zette die leidde naar de
doelen die ik me gesteld had.
We kwamen
bij een winkel…een soort grote bazaar, waar van snoepgoed tot elektrische
apparaten…van alles dus… te koop was.
In de
etalage zagen we een grote koffer voor een redelijk kleine prijs staan. Die
stond me aan, omdat het aantal tassen waarmee ik gesleept had eigenlijk heel
onhandig was, maar ook omdat ik nog een verjaarscadeau wilde hebben voor mijn
nichtje en neef, die me spontaan de sporttas en een digitale camera geleend
hadden.
We gingen de
winkel binnen. En de verkoopster die we aanspraken, legde verrast haar vinger
op mijn davidssterretje:” Sind Sie jüdisch??” Ik beaamde dat…waarop zij haar
eigen joodszijn bevestigde. Dat was leuk. En we raakten enthousiast aan de
praat…Wat we kwamen doen - en ik vertelde hoe ik op zoek was naar het verleden
en dat mijn vriendin meegekomen was om me tot hulp en steun te zijn… Waar ik
gewoond had in Wenen, wilde ze weten. Dat wist ik op dat moment nog niet. Maar
wel, dat ik een nicht gehad had die in de Novaragasse gewoond had, op no. 24.
(die dus ook vermoord was in Auschwitz)
Stomverbaasd
vertelde ze me dat zij zelf ook in de Novaragasse woonde. Ze noemde geen
nummer. Maar ze gaf ons een papiertje met een adres waar we verder konden
zoeken. Het adres klopte in eerste instantie niet, maar wel de naam van de joodse
instantie; de Kultus Gemeinde.
Enfin, de
koffer werd gekocht en we werden heel enthousiast uitgeleide gedaan door de
dame.
Die avond
belde ik ook met ene Dr. Herko van het Versöhnungsfonds in Wenen. We konden de
volgende dag al bij hem terecht.
Dat had ik
zo met hem afgesproken, nadat ik, twee weken daarvoor, een beetje in het wilde weg een e-mail
gestuurd had naar de Wiedergutmachungs-instanties. Of er iemand was te vinden
die me te woord zou willen staan tijdens mijn zoektocht naar mijn verleden en
die me dan ook wilde helpen om de erkenning voor mijn moeder te krijgen waar ik
op uit was.
Deze
Dr.Herko was degene die me uitnodigde op zijn bureau te komen zodra ik in Wenen
was aangekomen.
Die dag van
aankomst had dus al goede resultaten opgeleverd. En zelfs mijn Duits spreken
lukte boven mijn eigen verwachting. Tenslotte was het mijn eerste moedertaal.
Een goed
gevoel dat we ons in die landstaal verstaanbaar konden maken.
We gingen
dan ook slapen met een eerste gevoel van opluchting.
Maar de koorts
van het moeten wéten, moeten onderzoéken, moeten gáán, had nu definitief
toegeslagen. En rust zou ik niet meer kennen voordat alles duidelijk was.
Dag twee
We gingen, na een buffet-ontbijt met
geroosterd brood en droge broodjes, keuze uit boter en/of Becel diet…genoeg
beleg en fruit, eerst de Inner Stadt (de
binnenstad) zoeken. Lijn 43, de tram, was vanaf ons hotel nog geen vijf minuten lopen.
We hadden dat briefje van die
enthousiaste winkeljuffrouw met het
adres van de Kultus Gemeinde, maar zochten
ons een ongeluk op de kaart…Lies tenminste. Geen Stetengasse te bekennen. Eerst
maar naar de stad…En we kwamen, in plaats van op de Stephansplatz, wat de
bedoeling was, op een ander prachtig plein terecht. Een schitterende kerk met
tweelingtorens…maar dat was niet de Stephansdom. De open deuren nodigden ons
uit om de prachtige gebrandschilderde ramen te bewonderen en het mooie
interieur. Dit is een prachtige kerk,
omgeven door bloeiende lindenbomen en bankjes en een parkje met mogelijkheden
voor scholieren om hun huiswerk te maken aan een stenen tafel met stenen banken
rondom. Heel mooi. Maar niemand wist iets van de Stetengasse. Alleen het feit
dat we in het eerste Bezirk (wijk één) moesten zijn wees ons de weg naar de
U-Bahn (de metro, die in Wenen werkelijk ideaal is door de wijde vertakking en
de duidelijke belijning in kleuren naar de diverse richtingen en lijnen). De
informatiedienst binnen het station kwam – eindelijk – met het juiste adres: De
Seitenstetengasse. Omdat we er ergens IN een synagoge moesten zijn dus èn daar
de Kultus Gemeinde moesten hebben.. Zucht….Vreselijk veel gelopen voor we er –
eindelijk – waren. Want door mijn toedoen liepen we eerst nog de verkeerde kant
op. Ergens….eh…. later kwamen we er achter dat ik daar in de buurt gewoond heb.
En onbewust liep ik er heen dus…
Maar de weg
vragend bij weer een ander pleintje met kerk (ditmaal de Augustinerkirche, die
we dus niet bezochten) werden we teruggestuurd, heel ver terug voor mijn
gevoel. De tram gepakt dus. We hadden een z.g. Wiener Karte , die drie dagen
lang gebruikt kon worden. En Lies
informeerde bij een taxichauffeur, waarop we heel snel het straatnaambordje in
oude letters geschilderd, konden ontcijferen.
Het goede
adres was toen snel gevonden. Een prachtig oud straatje in de oude joodse
buurt. Vlak achter de Stephansplatz. We
moesten aanbellen en werden door de beveiligingsman streng maar netjes
behandeld. Dat schijnt daar nodig te zijn. Ik had al vaker gemerkt dat mijn
davidssterretje, hoe bescheiden ook, de aandacht van mensen trok. Ausweis, in
dit geval de europakaart en het paspoort afgeven, werden gekopieerd en
teruggegeven en toen mochten we doorlopen. Eerst de ‘foute’ deur: de synagoge
zelf, waar op dat moment een rondleiding plaatsvond. Toen de goede deur, waar
we koeltjes werden ontvangen door een Frau Weiss. Dat koele bleek
buitenkant….want we moesten haar vertrouwen eerst winnen.
Maar toen
ging ze op zoek en liep geanimeerd heen en weer met de karige gegevens van mijn
moeder,en ze vond mijn grootouders, mijn
overgrootouders en mijn betovergrootouders.. ‘Jetzt wird es spannend’ kwam
steeds weer over haar lippen. Wij, Lies en ik, grijnsden maar eens…begrepen er
weinig van. Maar met grote bijna onleesbare hanepoten zette ze de sterfdata en
de plaatsen op het Israëlitische deel van de enorme begraafplaats van Wenen op
papier.
Spannend
vond ze, dat mijn overgrootmoeder Adelie niet was begraven bij haar man, maar
bij haar ouders….wat daar de oorzaak van was?? Misschien was er nog maar één
plaats in het graf van háár ouders en dus niet meer voor haar man.
En voor de
allereerste keer in mijn leven kreeg ik
te horen waar we in Wenen gewoond hadden: Springergasse 13.
Inderdaad
was ik dus onbewust de goede richting opgelopen….
En ook voor
de allereerste keer hoorde ik dat mijn grootvader, Armin Bock, géén Tsjechische vluchteling was, maar een
gerespecteerde Wener. Te vroeg gestorven, Amper 38 jaar jong.
Hij liet
twee dochters na: mijn moeder en Hilda dus, die door grootmoeder Josepha
Bock-Karpfen, werden grootgebracht.
De ouders
van mijn grootmoeder heetten Simon Karpfen
en Regina Karpfen-Friedenthal. En zíj woonden dus al in de Springergasse
13!!!. Evenals mijn betovergrootouders van die kant: Simon en Re…(onleesbaar)
Karpfen.(Regina?)
De ouders
van mijn grootvader waren Sigmund Bock en Adelie Broda.
Kan iemand
het volgen?
In Wenen
blijkt Broda een bekende naam te zijn. Ik zie veel Broda’s op Google ook.
Alle mensen
liggen begraven in dat Israëlitische deel van dat immense kerkhof…..behalve
mijn grootmoeder (vermoord in Riga concentratiekamp en mijn moeder (Auschwitz)
dus.
De oudsten
in groep 8 rij 35 no. Onleesbaar.
De anderen
in groep 19 rij 35 (ja!) No. 460.
Als we
erheen gingen, het kon nú nog, ze sluiten pas om 5 uur de poort, zei de nu
enthousiaste dame…..moesten we bij poort 1 zijn…
Nou, eerst
even bij-ademen… en de emoties onder controle krijgen. Er was zo
verschrikkelijk veel over me heen gekomen…. En we hadden nog een paar dagen.
Uiteindelijk
bleek ik niet met mijn moeder aangespoeld of uit de hemel gevallen te
zijn,(klinkt mooier in het Duits) maar
ook ik had voorouders….zoals iedereen. En die hadden namen en hadden geleefd en
waren gestorven als gewone mensen……..
Voor we
afscheid namen schreef ze nog even met haar grote, onleesbare hanepoten een
adres op de losse papieren die ze ons meegaf. Het Dokumentatie-archief, in de
Wipplingerstrasse no. 8.
Nòg een
adres dus om achteraan te gaan.
Buiten, weer
via de nu vriendelijker veiligheidsman, merkten we dat we bij een vriendelijk
pleintje, in een lekker zonnetje,
stonden. Even van genieten voor we verder moesten…………nu naar Dr. Herko
van het Versöhnungsfonds.
Maar waar
moesten we heen? Even kijken, volgende adres was Rotensturmstrasse 16-18.
Je gelooft
het niet…. Maar we draaiden ons om en stonden voor het kantoor van deze
Dr.Herko. Giechelend van de zenuwen stapten we daar maar meteen op af…
Wel….een
lange en knappe jonge man was het wel. En het gesprek was zeer geanimeerd. Ik
had mijn boek voor hem meegebracht in de veronderstelling dat hij ons verder
zou helpen….
Tevergeefs….
Maar hij belde met iemand van het Nationalfonds……iedereen was in vergadering
(!)
Hij raadde
ons aan om eerst maar te gaan eten in zijn eigen favoriete restaurant
Figlmüller, dat goed was en waar ze de grootste Wiener Schnitzel van de wereld
serveerden.
Wat beduusd
stonden we even later weer buiten….en vonden een heel lief, héél smal straatje
vlak bij de Stephansplatz: de Bäckerstrasse.
Inderdaad,
de allergrootste (en heel lekkere) schnitzel met een heerlijke sla. We bestelden dus allebei maar een halve…en
die nam nòg het hele bord in beslag.
We zouden de
voorlaatste dag daar nòg een keer eten…
Aan de muur
hing een artikel uit de (Nederlandse) Volkskrant met een lofzang op dit
restaurantje. Leuk hoor.
Terug op de
Stephansplatz hebben we genóten van de sfeer, de warmte, de standjes en de
muziek van alle kanten en dronken uitgebreid koffie op een terras.
Tja, en toen
moesten we terug naar het hotel……
En dat
kostte niet alleen hoofdbrekens en tijd en omzwervingen, maar achteraf ook veel
spierpijn. Gelukkig bleek het hotel er nog te staan en vonden we het op een net
uur toch terug…
En zijn
meteen in bed gedoken……bèkaf. Niet alleen van het lopen, maar ook van alle
emoties.
Voor Lies,
die hier toch voor de derde keer was, viel het ook bepaald niet mee. Een totaal
andere wereld, waarmee ze geconfronteerd werd en er werd van haar toch verwacht
mij tot steun en toeverlaat te zijn in mijn nieuwe zoektocht…..
Dag 3
Allereerst
vanmorgen het door Dr. Herko gegeven telefoonnr. gebeld. Wel, het antwoord op
mijn vragen was kort en krachtig en volkomen emotieloos gebracht: Mijn moeder
was na het huwelijk geen 10 jaar aaneengesloten in Oostenrijk geweest (voordien
dus wel, ja) en ik dus ook niet.
Und Gesetz ist Gesetz? Wet is Wet? Ik vroeg het met een tamelijk cynische ondertoon….
‘Ja’, was het simpele antwoord.
Nationalfonds
geeft dus niet thuis.
Dr Herko
maar weer gebeld. Die was nogal aangeslagen…’Ik wist niet dat uw moeder niet
meer de Oostenrijkse nationaliteit had’, zei hij verwijtend. Zich direct daarop
(hoopte ik) realiserend dat hij mij niks kon verwijten en dat dat nog helemaal
niet zeker was…..In elk geval verwees hij me weer door, nu naar een goede
vriend van hem bij de Oostenrijkse Ambassade in Den Haag…jawel, de heer De
Valk, waarmee ik vóór ik naar Wenen ging, contact had gehad….. daar moest ik
een persoonlijke afspraak mee maken als ik weer terug was.
Tja…Dit
officiële gedeelte gaat me niet in de kouwe kleren zitten, dat heb ik nu al
door…..
Omdat het
regende en (zeker emotioneel) geen weer was om naar het Friedhof (de
begraafplaats) te gaan, zijn we een dagje gaan spijbelen.
En hebben
die hele lange mooie Maria Hilferstrasse afgelopen en bekeken. Omdat het zo koud was en het zachtjes regende
en mijn hoofd onbedekt was (dat geeft me hoofdpijn) heb ik een pet gekocht. En
Lies? Die kocht een hele mooie cd, getiteld: Ein Himmel voller Geigen (Een
hemel vol violen). De Duitse taal is voor dit soort titels toch veel mooier….
En
toen……viel Lies’ blik, eenmaal de gekochte cd in haar handen, op, van wie de
cd eigenlijk was.
We hadden
vouchers voor een Mozart en Strauszconcert in het Kursalon, die avond, waarop Lies me trakteerde. Dus waren we al
een beetje in de stemming toen lies die cd kocht….Laat het nou een cd zijn van
de in Oostenrijk zeer gewaardeerde……….. André Rieu!!!! Dat hoefde niet van
Lies, dus kreeg ik die CD.
We hebben in
het Stadtpark gegeten, in een soort herberg. Koud dat het er was!! Maar dat mocht de pret niet drukken… Daarna
de kaarten gehaald, gewandeld tot het tijd was en we de Kursalon binnen gingen.
Een super-Weens salonorkestje en concert, inclusief een klassiek geschoolde zanger en zangeres en een
danser en danseres.
Papageno uit
Die Zauberflöte van Mozart natuurlijk, wat dacht je. ;-)
Ik heb het
programma bewaard… het is voornamelijk Strauss en Mozart, maar ook Ziehrer en
Lumbye (mij onbekend tot dat moment).
Met
natúurlijk An die schönen blauen Donau…en Rosen aus dem Süden…en nog meer van
die muziek. We hadden prachtige plaatsen, vooraan naast het orkestje, dus toch
wel echt genoten.
Nu wisten we
de weg terug naar het hotel ook…
En kregen
daar, samen met een groepje keurige jongelui,
hooglopende ruzie met een heel hufterige nachtportier. Die eiste een
hotelkaart van ons en daarop het kamernummer... Waar had hij het over????
Nooit zoiets gehad. Nou, zonder kaart
geen sleutels. Want, zei hij, met een blik op mij, van de week had een
62-jarige vrouw geprobeerd in te sluipen en in te breken…… (sic!) En de jongelui dreigden te vertrekken (hadden
drie kamers gehuurd), en het antwoord was dat het hem worst zou zijn.
De hotelkaart
Echt heeel
erg, zoals die vent zich gedroeg. We kregen uiteindelijk onze sleutels, maar we
dienden wel meteen een klacht in bij de
in de bar staande hotelpersoon. En ik ging toen naar mr. hufter terug en eiste
op vrij hoge toon alsnog een kaart met kamernummer, want die had hij ons ook
niet gegeven.
Op onze
kamer aangekomen even allebei stoom afgeblazen, voor we gingen slapen. Het was
al behoorlijk laat geworden. En echt uitslapen is er niet bij als je wilt
ontbijten.
Dat kan
alleen tot 10 uur…nou, en twee vrouwen hebben wat tijd nodig voor ze naar
beneden kunnen, in elk geval ikzelf.
Dag 4.
Vrijdag 14-5
Deze ochtend
zijn we dan naar de centrale Friedhof gegaan. De immens grote Centrale
begraafplaats van Wenen, met aparte
’afdelingen’ voor Katholieken,
Protestanten en Joden.
We moesten
uit de
tram stappen bij de eerste
poort: Tor 1. Dat was de directe ingang
naar het ‘Israëlitische’ gedeelte.
Een enorme
lange laan. Aan weerszijden even enorme velden
met graven. Aan de randen van de
grotere lanen stonden de mooie, dure, marmeren grafzerken. Verder weg, in het veld, de kleinere, vaak onleesbare,
vaak scheefhangende of
omgevallen stenen. Laan na laan
na laan..Bijna alle graven zijn van ver vóór de
2e Wereldoorlog, de
data op de stenen gaan
terug naar de eerste helft van de
19e eeuw. Joodse graven worden nooit geruimd. Men rust er in vrede tot de komst
van de Messias. Al duurt het eeuwen.
We
liepen en liepen en
klommen en struikelden…. Zochten naar de graven van mijn grootvader,
mijn overgrootouders en mijn betovergrootouders, zoals
op het papier van mevr. Weiss van de
Kultus Gemeinde geschreven stond,
ploeterend door, voor
mij, schouderhoog gras en onkruid,
waarin de prachtigste kleine
bloempjes bloeiden. Lies maakte een
heel klein boeketje, de foto ervan hangt nog steeds op
mijn herdenkingsplaatsje in mijn huis.
We vonden,
afgaande op de tellingen van groep,
rij en nummering, misschien de
juiste grafstenen, onleesbaar,
omgevallen en verzakt….en ik
legde dáár, met de onschatbare hulp van Lies,
mijn kiezelstenen neer. Het is
een joodse gewoonte om als teken
van bezoek een kiezelsteen op een graf
te leggen, geen bloemen
of zo.
De geur
van buxus is daar overweldigend en bedwelmend. Ik heb altijd van
die geur gehouden. Maar zal
hem nooit meer kunnen ruiken zonder
aan dat veld
te denken….dat veld dat een
eeuwigheidsgevoel bij me opriep, juist door zijn heel verwaarloosde uiterlijk een
gevoel van eeuwen en
generaties en generaties
van mensen, waar ik bij hoor.
Lies bleef
flink en nuchter, ik kreeg een gevoel van zweven……van me neer
willen leggen in dat diepe gras en
heel lang
voelen wáár
ik lag en de
geuren insnuiven en de
geesten van al die gestorvenen
voelen… Mijn neus echter
waarschuwde me door vreselijk te
gaan druppen, dat dat
niet gezond voor me zou
zijn. Pollenallergie ja.
Toch nam ik
met moeite afscheid, toen we doodmoe
richting Tor 1, de
uitgang, liepen.
Het Friedhof
(een mooiere naam dan begraafplaats
toch?) was zo onaangetast, in zijn meer
dan 100 jaar verwaarloosde
toestand en als het symbool van het
tijdelijke en het eeuwige
van zo grote onaangetaste en
onaantastbare schoonheid…. dat een mens niet anders kan dan zich
realiseren dat we, als eeuwige mensheid, als mens toch een zeer tijdelijk wezen
zijn… En alles werd doordesemd door de
geur van buxus….
Mijn eigen buxusje
zal me hier voortaan altijd aan
herinneren.
Ik realiseerde
me dat mijn moeder en mijn
grootmoeder hier niet en nooit begraven waren. Nergens begraven waren
dus. Ik had moeite om afscheid te
nemen van die plek. Nam me voor dat ik ook niet begraven
zou worden.
Lies niet nee….
Die was blij eindelijk weg
te kunnen…ze was ook heel
erg moe, want ze had nog harder geklommen en gezocht
als ik en
haar been deed pijn.
Maar
Lies leefde weer helemaal op toen bij de uitgang, op de deur
van een keet, een papier zichtbaar kwam, waaruit bleek dat
hier een grote joodse
vrijwilligersorganisatie al jaren aan het werk
was om de begraafplaats op te knappen. Ze
zouden, zei het papier, nog ongeveer 660.000 manuren daarvoor nodig hebben.
Zo
groot was die joodse begraafplaats. Ik heb een foto gemaakt,
die nog niet ter
beschikking is, van een grote
hoop gebroken grafstenen. In de oorlog is er
een voltreffer op de begraafplaats terechtgekomen. De beenderen moeten daar verzameld worden, want
het lichaam moet onaangetast zijn.
Op die plek
is één grafzerk voor allen opgericht.
Op een andere plaats zag ik
een rij vrij nieuwe, naamloze graven.
Opgericht omdat de originele
graven door de bominslag zó vernield waren dat geen identificatie mogelijk was.
Maandag
wilden we (wat mijzelf betreft:
graag) terugkomen. Want
morgen was het Sabbat en daarna zondag… En we wilden proberen de coördinator van dat
vrijwilligerswerk te pakken te
krijgen. Die coördinator zou ’s
morgens tot 12 uur
aanwezig zijn.
Dit was
dus de ochtend van de 4e dag.
En opeens beving me toen een
grote onrust..Ik wilde weg,
terug de stad in.
Naar het
adres dat ons door Frau Weiss was meegegeven, het adres waar
mijn overgrootouders, mijn grootouders, mijn moeder en haar
zuster.....en ikzelf hadden gewoond: Springergasse 13.
---
Dag 4, de middag
Met Straszenbahn en U-Bahn terug naar de Schwedenplatz…daar tramlijn 21 genomen
en de hele route gereden die we twee dagen daarvoor vergeefs gelopen hadden.
Bij de Augustinenkirche weer rechtsaf….en toen een eindeloos eind gelopen…via de
Novarogasse, waar familie van me gewoond
heeft, maar waar ik totaal geen wijs kon
worden uit de ongenummerde gebouwen en een
beetje in paniek raakte.… Steeds
verder doordringend in de wijk Bezirk Eins…..tot we èindelijk dan
toch in de Springergasse
stonden. Een gewone Weense straat. Grote
appartementsgebouwen. Een koffiehuis
en toen…….toen zag Lies het nog het eerst. Een wit, keurig gerenoveerd gebouw, boven de poort het nr. 13.
Dáár heb ik
dus gewoond als peuter, samen met mijn moeder, mijn oma, mijn tantes, mijn toen nog
kleine nichtje en neefje. Hier dus hebben behalve mijn
grootouders, ook mijn
overgrootouders en waarschijnlijk
ook mijn betovergrootouders gewoond..
Dáár is het dus allemaal gebeurd……dáár had ik
een (joodse) familie, waar ik bij
hoorde. In gedachten vroeg ik mijn vader
en zijn vader vergeving voor het feit
dat ik helemaal opging in waar ik hier mee bezig was….maar ik kon niet anders.
Naar binnen
gaan? Mijn hart bonsde in
mijn keel…. Dat stelde ik zo lang mogelijk uit. Lies begreep het
wel, liet me even mijn gang gaan. De voordeur ging open,
er kwam een jongen uit…..en nog een keer, er kwam een
nog vrij jonge, witharige dame met een klein hondje uit.
‘Vragen’’! moedigde Lies me
aan….Maar ik durfde nog niet.
Toen ze terug kwam lopen
hebben we haar toch aangeschoten. Ze woonde er, zei ze, nog maar twee
maanden en wist niets van de
geschiedenis van het huis. Maar ze zou
ons naar iemand brengen op de
eerste verdieping, die er al
20 jaar woonde. En wèl iets wist
van vroeger dus. Ze liet ons binnen door de poort… In de buitenhal achter de voordeur had een
koetsje kunnen staan.. De binnendeur daarachter leidde naar een binnenplaats en een
trappenhuis………waar mijn adem stokte. Verstijfd, totaal verstijfd stond ik daar…
Dit was exact het
beeld dat ik al die jaren meegedragen had. Mijn onderbewuste
kwam met een schok tot het bewust zijn, dat ik hiér dus als 2-
tot 3
jarige gewoond had. Alles was
bekend, Het grote trappenhuis met
de draai die zo moeilijk te nemen was voor een peuter….het binnenplaatsje,
met de ramen tot de hoogste verdieping erop uitkijkend…….Ik hoorde de vrouwen ‘plaudern’, kletsend in het
raamkozijn hangend, hoofddoeken
omgeknoopt, de donkere kleding afstekend in het licht dat op
de kozijnen en de opgeschoven
ramen hing. Het geluid van hun luide
stemmen……..
Maar ze waren er al
65 jaar niet meer. Wat ik zag gebeuren op dat moment was al
ruim 65 jaar geen werkelijkheid meer…… De ramen waren
gesloten, de binnenplaats keurig opgeruimd…..het
trappenhuis was breed en hoog, met
ondiepe treden en een door de tijd
volkomen gladgeschuurde
houten leuning.
We volgden
de witharige dame naar boven……namen de
ruime bocht…Wat moet dat voor een
kleintje hoog zijn geweest, misschien had mijn moeder me op de arm
gedragen? (Later vernamen we dat we
twee hoog gewoond hadden).
Een oude vrouw
deed open op het bellen van de
witharige, die na een korte uitleg over
onze aanwezigheid snel vertrok. Met veel tegenzin werden we in het wel heel nauwe halletje, dat door
grote spiegelkasten een groter aanzien had moeten krijgen, toegelaten. Spiegelkasten…?
.Ik had
in mijn
vorige huis ook een voorkeur voor spiegelkasten. (Eentje in de hal, eentje in de
huiskamer….)
De vrouw
pakte een papiertje, schreef daar een
naam, adres en tel. Nr.
op. We moesten maar contact
opnemen met Herr Fleger, die wist veel
meer en verzamelde alle gegevens van dit huis.
Terwijl ze
praatte en schreef keek ik langs haar heen. Rechts een piepkleine, donkere keuken. Vóór
me kon ik een blik werpen
in haar kamer…..Een nieuwe
schok…. Zo moest de kamer er dus vroeger
ongeveer hebben uitgezien. Vol en schemerig en met donkere gordijnen, tafeltje waarop
veel foto’s en schilderijen aan
de wanden. Heel veel heel oude
dingen zag ik staan…. Prullaria….zoals die vroeger zo vaak de oude kamers moesten opfleuren.
Toen ze ons
(bijna letterlijk) de deur
uitwerkte na mijn uitvoerige dankbetuigingen, en de
deur achter ons dichtgooide
(waarom was ze niet vriendelijk en gastvrij?
Dat zou ik zeker in
zo’n geval geweest zijn.) gingen we langzaam de lange brede trappen weer af.
Lies was opgevallen (ze had me een seintje gegeven en ik zag dat het huis dan
wel mooi gerenoveerd was, maar
niet de hele woning. De binnenkant van de huisdeur zag eruit alsof hij ooit ingebeukt was. Achteraf
gaf dat voedsel aan
nieuwe gedachten over het verleden.
Ik had moeite met weggaan daar. Bleef aarzelen bij die binnenplaats, bleef
overal treuzelen….. Lies had ondertussen contact gelegd met een oude man, die voor een hout-werkplaats stond.
Bleek de echtgenoot van de vrouw
te zijn en zelfs
al op de hoogte van de reden van ons bezoek. In een
onverstaanbaar taaltje stond hij ons te
woord.. Niet erg vriendellijk ook, net als zijn vrouw. Maar Lies
complimenteerde hem terecht met de mooie
houten dingen die er stonden en die hij
zelf maakte.
Nee,
vriendelijke, gastvrije en
toeschietelijke Weners hebben we
amper of niet ontmoet.
Zelfs niet in restaurants of cafeetjes waar we
koffie dronken onderweg Ook daar
bij Springergasse 13 niet, terwijl
ons verhaal toch niet echt
alledaags te noemen was.
Buiten weer
lang getreuzeld……..Dit was het dus. Dit
was het huis waarvandaan de zwerftocht begonnen
was, het huis waarheen niemand van de familie ooit teruggekeerd is. Mijn
hoofd en mijn hart voelden aan alsof ze
niet bij mij hoorden op dat moment. Het was moeilijk terug te gaan….ik was nog niet binnengeweest, niet
echt..En het heel kleine kind in mij
stampvoette van boosheid en
teleurstelling. De volwassen vrouw
liet niks merken, en beheerste zich.
Lies gaf me
alle tijd die ik nodig had om weer tot mezelf te komen.
En toen herinnerde ik me ook, dat ik tram 21, die ons terug moest brengen, in de buurt voorbij had zien komen. Dat hadden we moeten
weten, want het been van Lies begon steeds meer op te spelen en
de wandeling was heel lang geweest.
Inderdaad
vonden we na een paar minuten die tram,
die ons wèg van de Springergasse, weer terug naar de Schwederplatz bracht.
En terug
naar het hotel, waar we in het restaurant
de maaltijd gebruikten (en meteen afrekenden, want het hoorde niet bij de hotelrekening ;-) )
Herr Fleger
konden we maandag pas bellen. Het is vrijdagavond, morgen is het Sabbath, We
gingen ervanuit, dat hij een oude,
joodse man moest zijn. Zondag zal hij niet werken.
Tijdens het aantekeningen maken voor dit verslag
voel ik dezelfde enorme ontroering en
het zweverige gevoel, dat me die
middag ook overvallen had….En tijdens het tikken hiervan…zie ik zich alles weer afspelen alsof
het steeds opnieuw gebeurt….en gebeurt……en gebeurt.
Dag 5 Vrije dag.
We moesten
ook een beetje plezier hebben in ons
reisje…. Nietwaar?
We gingen
naar Schönbrunn. Het was even zoeken
naar de juiste lijnen, maar dit
chaootje heeft de beste gids meegenomen die ze krijgen kon ;-), Lies dus.
We
waren er al vlot, sneller dan we dachten. Het grote plein van Schönbrunn in de zon
is prachtig omzoomd met rode bloeiende meidoorn. Het paleis zelf
is met alle bijgebouwen en kleine
paleisjes in de omgeving ruim
genoeg geweest voor de (negen of) elf
kinderen in het kilometers grote park.
Uitgebreid
koffie mèt gedronken en toen wat rondgelopen……maar de knie van Lies protesteerde toen al……en we zagen een
terreintreintje voor het paleis langs rijden….en dat leek ons, twee
dames op leeftijd toch, aantrekkelijker.
Voor 5 euro
konden we de hele dag met het treintje tjoektjoek. Onderweg waren stops,
waar men kon uitstappen en van alles bezichtigen. Het is er prachtig in het voorjaar, werkelijk de moeite waard. De parken, de
vergezichten over Wenen… voor ons een genot, maar
ik heb geen plaatjes hier om
jullie te laten meegenieten. Het terrein bevat
heel mooie kassen, te vergelijken
met (maar nietgelijk aan :-) ) de Hortus Botanicus zoals die in Amsterdam en Leiden bestaan.
Wel al heel oud….en door die
ouderdom prachtig. De kassen zelf zijn in de zon geslepen
juwelen.
Maar overal
moet je betalen…zo ook
hier.
We zijn de
‘palmenkas’ ingegaan en hebben even genoten van
alle prachtige kassen en hun inhoud. Voor Lies was vooral de tropische
kas iets ‘van toen’, van ‘vroeger’ en ze
liet me ook van alles meegenieten. De wortels van Lies liggen in het oude
Indië.
Vooral de
orchideeën hadden haar bewondering. Ikzelf hou niet van orchideeën, ook niet van
lelies trouwens. Maar ik kan
de prachtige kleuren natuurlijk
niet ontkennen.
Er is
ook nog een woestijnkas…..ook
apart te betalen….en niet te vergeten de
dierentuin (met een bijbehorende
uitgebreide winkel. Ja, natuurlijk, ook
apart betalen. Nee, de dierentuin zijn
we niet ingegaan, dat kunnen we thuis
ook. Maar wel in de winkel
rondgesnuffeld en kleinigheden
voor thuis gekocht. Honger?? Stukje
pizza of zo was er wel te krijgen….
;-)
Enfin, toen de
middag bijna voorbij was werden we toch
te moe en wachtten
weer op ons treintje. Dat de rit
afmaakte en toen opnieuw begon. De controle-mensen zijn geoefend en
weten precies wie wel en wie niet
betaald hadden….Maar het leken wel
ezels in een tredmolen. Dag in
dag uit dezelfde rit…hetzelfde omroepen
totaal onverstaanbaar …dezelfde stops …..
Maar een
mooie rit is het wel, zeker aan te bevelen. Vooral ook omdat het een dagkaart
is, je overal kunt in- en uitstappen en er zoveel te genieten valt.
Lies
trakteerde op nòg een Weens
concert,ditmaal van Het Schloss
Schönbrunn orkest. We hadden, toen
we het terrein verlieten, nog een
paar uur voor het concert
begon. En besloten in ons
hotel te gaan eten en dan weer
terug te
gaan. Het régende!! Het was
al die dagen wel killetjes
geweest maar nu regende het
voor het eerst. En
daar waren we niet op gekleed.
Maar
goed….net als de eerste keer in de
Kursalon hadden we nu in de concertzaal van Schönbrunn weer plaatsen vooraan. Het is wel een zit
want de
stoeltjes zijn dan wel mooi
en oud
en origineel, maar een concert
heeft toch een hele avond nodig, en ik
maakte me zorgen om Lies, die veel pijn had. Maar het was weer uitbundig
genieten van een echt Weens
concert…..net als het vorige,maar dan nèt even anders… Om opnieuw te genieten dus. Ditmaal stond er een professionele dirigent voor het orkestje, in de Kursalon was het een gemoedelijke, perfect op het publiek spelende Herr Kapelmeister,
die dus
zelf meespeelde.
In de regen
’s avonds laat terug met U-bahn 6 naar
het hotel.
De klant is
hier in Wenen beslist geen koning.
Ikzelf, maar
ook Lies, kan zich niet herinneren ooit door bedienend personeel zo onbehoorlijk behandeld te zijn. Zij
moeten toch ook hun brood
verdienen en kost het dan zóveel moeite je tenminste behóórlijk te gedragen?!
Onze
onbeschofte nachtportier had één en ander van zijn superieuren te horen
gekregen n.a.v. de klachten van ons van
het groepje jongeren. Hij had een heel valse vriendelijke glimlach op zijn snuit en
was bepaald onderdanig. Hij voelde het denk ik wel toen ik onze sleutel
ophaalde en met een hooghartig gebaar
onze inmiddels verkregen hotelkaart
op de balie legde. ;-)
Lies kon het niet laten te vragen of hij ‘nog worst had’. De man zijn mond viel open: ‘Waah…?
-----------------
Dag 6.
Zondag.
We konden
nergens terecht en besloten naar het Kunsthaus te gaan. Hundertwasser was dus het
doel.
Tevoren had
ik van een Duitse vriendin totaal
onverwacht een mooi boek over de
kunstenaar en zijn werk gekregen. Ik had dus
wel een indruk van zijn werk. En verheugde me erop het in
werkelijkheid te zien.
De naam van
de artist is eigenlijk Friedrich Stowasser, hij werd geboren in Wenen in
december 1928 en beleeft, àls
hij nog leeft, zijn ouderdom in Nieuw
Zeeland. Pas in 1949 nam hij de
naam Hundertwasser aan. Hij is een zeer
aktief en veelzijdig artist.
Omdat we
niet precies wisten waar we
moesten zijn was het een eindeloze wandeling…: ‘Nee, hier moet u
terug en dan naar links’ en ‘ha, u bent
verkeerd gegaan…het is hier vlak bij, daar moet u de hoek
om…’.. en nog zágen we niks..
Maar goed,
uiteindelijk stonden we voor een Hundertwasserwinkel.
De eerste
plek waar de commercie rond
Hundertwasser toesloeg.
Er was
veel meer…eenmaal ‘ binnen’ toen
we binnenstapten, was een plein vol winkeltjes in de nationale producten: Mozart, Strauss en Hundertwasser. Oké,
je kon
er ook nog koffie drinken of
iets anders, en ook het toilet
was een Hundertwassertoilet…
Nee, ik heb
er geen gebruik van gemaakt, de trap naar beneden (en
dus ook naar boven) was ook een Hundertwassertrap ;-), mij te
gevaarlijk.
------------------
Het plaatje
laat het echte Hundertwasserwerk zien. Geen tegeltje
is recht gezet, alles wijkt af
van alles, zelfs de tralies voor het raampje zijn ongelijk. Zelfs het lijstje eromheen is nergens recht. De
versiering is ogenschijnlijk in het wilde weg aangebracht en schijnt nergens op te lijken.
Het doet wat primitief aan….maar de plek van elke ongelijk gevoegde tegel, van muur en vloer, de plaats van het raam en van
de muurversiering is doordacht en met vrolijke opzet zo aangebracht. Een
schoolvoorbeeld van Hundertwasserwerk.
De fantasie legt het af tegen de werkelijkheid. Er ligt geen steentje gelijk aan de andere,
geen kleurtje gelijk aan een andere,
geen meter vloer gelijk (in alle opzichten) aan de andere. Weinig toegankelijk
voor invaliden….dat wel. In een
quasi primitieve stijl, in
ongelooflijk veel kleuren en
-schakeringen, licht en luchtig en tegelijk, op een vreemde manier, loodzwaar…maar mijn
ogen konden er niet genoeg
van krijgen. Buiten hebben we niet alles
bekeken, het was te veel, een hele
wijk. En het been
van Lies speelde behoorlijk op.
Maar als troost gaf Lies me een mooi
boekje van de artist. En we
kochten in de winkeltjes (in das Village)
een paar leuke souvenirs.
Tja, als je
het echt
goed wilt bekijken moet je
even een boekwinkel binnenlopen – of zelf gaan kijken. I.v.m. de kb-tjes kan ik het niet groter maken. Een indruk van
het geheel kan ik
zelfs niet geven. De simpelste boekjes
die dat wel kunnen zijn:
“Wien -Hundertwasser-Haus” en “Hundertwasser Kunsthaus Wien”. Een Taschen – uitgave, dus waarschijnlijk
in een goede boekhandel wel te koop.
Een hele lange wandeling terug…Arme Lies.
Gelukkig vonden we de bus en later de U-Bahn,
die ons naar de Karls-Platz brachten. Lies had daar goede herinneringen
aan, maar herkende niets meer. Het is een
koud, pompeus plein geworden. Waar weinig gezelligs, gemütlichs aan was. De aanwezige Uh-bahn was
nog steeds bij een mooi gebouwtje,
maar door de verbouwing was dat bijna onzichtbaar geworden. Het ongelijke
niveau van het plein leek het nog groter te maken. We hebben
er de Karls-Kirche bekeken…even
pompeus. En toegang betaald voor
een kerk vol stellages, waar bepaald
geen heilige sfeer hing ;-).
Blijkbaar
midden in een grote renovatie. Midden in de kerk was
(zowel voor de werkers aan de kerk, als
voor bezoekers) een enorme
stellage met lift aangebracht. Daarmee
kon je helemaal (20 meter?) naar boven
en onder het dak de
fresco’s bekijken, die ook gerestaureerd
werden. De vloer was er echter niet echt stabiel….er mochten ook maar 20 mensen
tegelijk op en we gingen dus een beetje snel weer
naar beneden. Onderweg zagen we andere fresco’s, die jammerlijk verwaarloosd waren…maar erg mooi moesten worden. Uit de
luidsprekers klonk, je houdt het niet
voor mogelijk, muziek van (ik was
het toen vergeten, maar herinnerde het
me later weer)
Palestrina. Zijn missen en de
Klaagliederen van Jeremia….
Tegen
de tijd dat ik er
weer, maar dan voor mijn plezier heenga, zal het
hopelijk klaar zijn.
Doodmoe naar het hotel teruggegaan hierna…en tot etenstijd hebben we geslapen.
------------
Dag 7. de ochtend
Die ochtend
verlieten we het hotel vroeg.
Het is een lange rit en de mensen
die op de Israelitische
Friedhof hun moeilijke taak moeten verrichten: het opknappen
van de enorme begraafplaats, zijn er maar tot 12 uur.
Niet dus….Er
was helemaal niemand.
Wij zijn
zelf weer gaan zoeken…nu in een andere groep. De vorige keer
was het groep 8, nu zochten we in groep
19.
Hetzelfde
beeld, schouderhoog gras en onkruid. Ontelbare stenen, rechtop, scheef, omgevallen, in de bodem
gezakt of eenvoudig verdwenen…een open plaats achterlatend.
En opnieuw
ploeterden we erdoor…zoekend naar namen en
data…Weer vergeefs.
Wel kwamen we de naam Bock tegen: Daniel Bock en zijn dochter Josepha Hirsch, geboren Bock.
Een grote marmeren, dus’ belangrijke’ steen.
En weer
kwamen we bij de rijen naamloze stenen,
die op
de plaatsen van de vernielde
graven gezet waren.
Lies ging
eerder terug. Ik kon niet wegkomen. Maar
zij ontmoette bij de
uitging een vader met zijn
zoon. Zoon met keppeltje, dus aangenomen werd dat zij joods waren, hetgeen ontkend werd.
Zij ‘hadden’ iets met het joodszijn en
met deze begraafplaats. De oudere
man was de beheerder van de Friedhof en
hij vond het maar niks dat de vertegenwoordiger van de
vrijwilligersorganisatie niet
was komen opdagen. Wij ook niet…dus.
Zonder
resultaten terug. Zeer teleurgesteld…dat
is zacht
uitgedrukt..
We hebben
veel U-bahnen gezien die rest van de
dag….en veel Strassenbahen. Veel
metro en tram dus.
Maar we
gingen wel rechtdoor naar het
nieuwe adres dat we van Frau Weiss van het Kultus
Gemeinde hadden opgekregen. Het
Stadt Archief in de Wipplingerstrasse.
Dag 7 - 2
Na enig gezoek
en heen en weer lopen – wel
lift - niet lift , niet lift dus…kwamen we waar we moesten zijn. Op de
eerste verdieping van een stedelijk archief. De plaats waar alléén uit Wenen
afkomstige joodse mensen werden geregistreerd, mensen die vanuit Wenen naar de vernietigingskampen waren
gestuurd en als omgekomen (lees: vermoord) waren geregistreerd….Alles met de grondigheid
die de Duitsers èn de
Oostenrijkers kenmerkten.
===
We werden
ontvangen door een jonge man, die echter,
met al zijn goede bedoelingen,
geen hulp kon bieden. Ik
wist trouwens helemaal niet wat
voor hulp hij zou kùnnen bieden en waarbij. We werden
gestuurd door Frau Weiss…. En zijn instantie
zou ons verder kunnen helpen. Punt. Meer wist ik niet.
Uit
computergegevens kwam echter al gauw
de familie Bock en Karpfen tevoorschijn.
Maar om verder de computer in te kunnen
moest hij een historica erbij
halen. Frau Schwarz. Inderdaad een toeval
die namen….
Frau Dr.
Ursula Schwarz ging met ons
samen de computer in. En al
gauw kwamen er
vreemde feiten naar boven, waar
ik tot dan geen
benul van had.
Net als in Amsterdam werden de joden uit hun huizen gejaagd en gecentreerd
in een ghetto. Zo ook mijn familie.
Ons huis in de Springergasse werd
gevorderd en de familie
moest haar intrek nemen in
Bezirk 2, in Krummbaumgasse 1.
Onze adem
stokte. Niet alleen van Frau Schwarz. Maar ook
de mijne.
Ik kom daar
later op terug. Eerst maar de feitelijkheden.
Altijd had ik
gedacht en ook verteld dat de familie in Theresiënstadt was omgebracht.
Dat had Rabbi Schachter van Yad Vashem in Jeruzalem
me verteld en op
de papieren laten zien. (Daar moet ik het ook recht
gaan zetten dus…) Maar hier
blijkt dat de familie naar
Riga (Deportationskartel IKG is de bron van dit gegeven)) in Letland is gedeporteerd en
daar is omgebracht. Waarom zo ver?? Dat zal
wel nooit beantwoord worden. Maar misschien waren de
vernietigingskampen in Polen wel overbelast en was Theresiënstadt
overvol. ;-(( In elk geval, ik kreeg
zwart op wit het bewijs mee dat ze in Riga werden vermoord.
De
Krummbaumstrasse….
Toen ik
voor de eerste keer ging scheiden – en ikzelf in uitgeputte
toestand in het ziekenhuis werd
opgenomen, moest ik mijn kinderen naar een kindertehuis brengen. Extra moeilijk, omdat ik mezelf
had voorgenomen dat wat mij was
overkomen nóóit mijn kinderen
zou gebeuren. Maar net als in de
generatie daarvóór, was het stomme en
vreselijke overmacht…
Ik bracht
dus mijn kinderen indertijd, geholpen door een vriendin, naar het opgegeven
adres in de Kromboomsloot in Utrecht. Ik
ga hier op deze plaats niet verder op in.
Frau Schwarz
verschoot ook van kleur… Schoof
haar stoel met
een ruk achteruit…
Zij woont op dat adres
Krummbaumgasse 1.
Bestaat
toeval? In mijn ogen niet.
Ze vertelde
ons dat het (natuurlijk
appartementen)Gebouw, dat in de oorlog als gedwongen opvang en afvoeradres voor
joden had gediend, na de oorlog was opgekocht door een nazivrouw, een zeer gehate huisbazin. Tegenwoordig is het weer
een gerespecteerd en gerenoveerd woongebouw, onder een andere eigenaar.
Maar dat
ze uitgerekend dáár woonde, waarheen
mijn familie verbannen was…….. En dat ik mijn kinderen moest brengen naar een huis van hetzelfde adres….
Van Omama
heb ik de enkele gegevens kunnen vinden
dat ze geboren is als Josepha
(Josefine) Bock, geboren Karpfen op 17
november 1878 in Brünn, dat ze gestorven is
in Riga op 11 januari 1942,
Op haar
kaart staat: dood zonder bevestiging.
Tot ohne Bestätigung.
De bron is hier ook: Östa, Bestand FLD, Transportlisten in alphabetischer Folge………………
Geen
commentaar….
Mijn moeder kwam toen ook ter sprake. Van
haar was geen enkel bewijs van bestaan
te vinden. Geen ‘ Deportationsliste’
geen OF WIEN liste…..
Wel van haar
zuster Hilda, die in Amsterdam de
oorlog overleefd heeft. Haar naam
staat vermeld als enige
dochter waarvan iets bekend is:
Tochter
Hilda, vh. Kloett-Bock 1-10-1906. Gatte Hermann.
(Bron IKG-Wien)
Zij
huwde na
de oorlog met een Kloet ja…maar van een echtgenoot Hermann is niks bekend bij mij.
Waarom is
mijn moeder nergens genoemd???
Ik vertel
het verhaal van mijn moeders vlucht uit Wenen naar Nederland…hoe familie en een vriendin het heeft over een vlucht als (uit het boek
Uncle Tom’s Cabin//De negerhut van Oom Tom) Elisa’s vlucht met haar
kind, over de
Ohio… De grensrivier tussen Amerika en het vrije
Canada, waar ze veilig zou zijn.
In het boek springt Elisa van ijsschots naar ijsschots achtervolgd door de honden van de
slavendrijver.
Daaruit begrijpt Frau Schwarz dat mijn moeder ‘dus’
via de Donau is afgezakt, eerst naar Tsjechié en vandaaruit verder gevlucht is naar het Westen.
Dat is
dan ook de reden dat ze
niet is
geregistreerd in het Weense archief.
Omdat ze uit
Oostenrijk is gevlucht wist niemand waar
ze gebleven was. En dat ze vanuit
Nederland is opgepakt en vandaaruit via Westerbork naar Auschwitz-Birkenau is
vervoerd en daar vermoord, werd dus niet
in Oostenrijk geregistreerd………………….
Maar voor
alles is een formulier te krijgen…… dus ook hiervoor.
En met hulp
van Frau Schwarz heb ik een formulier ingevuld voor het Dokumentationsarchiv des Österreichischen Widerstandes.
Dat houdt zich o.a. bezig met de opsporing van en het naam geven aan
holocaustslachtoffers die nergens
genoemd zijn. Ik heb haar dus, behalve
in Jeruzalem, ook in Wenen haar plekje terug kunnen geven.
Heel
emotioneel dus allemaal….ook voor Lies, die zich noodgedwongen afzijdig had gehouden.
Er werden, om
de zaak wat te ontspannen, nog
wat grapjes gemaakt over het feit
dat we
door Frau Weiss naar
Frau Schwarz waren
gestuurd….maar dat grapje
vertelde iedereen die via de een
naar de ander was gestuurd……
Met
veel plichtplegingen namen we
afscheid. Wat kun je nog
meer doen??
We hebben
nog wat rondgezworven en gegeten op de Schwederplatz. En zijn vroeg
naar het hotel teruggegaan
Dag 8
Dit keer vertrokken we met de tram en kregen voor
het eerst te maken met een controleur. De Wienerkarte was
inmiddels verlopen en ik had een
8ritten-kaart gekocht. Je stempelt hem gewoon af
op de volgende strip. En hij is
dan de hele dag geldig op alle openbaar
vervoer. Niks strip overslaan…die
theorie daarover heb ik ook nooit kunnen aannemen. En niks
maar één uurtje of anderhalf uurtje
geldig. Ik denk dat als
Nederland een voorbeeld zou nemen aan het openbaar vervoer hier in Wenen dat ze niet
met tekorten zou zitten omdat het niet
de moeite loont vals te spelen.
Goed, maar
ik had maar één strip afgestempeld..wist ik veel….De controleur vertelde
dat ik er voor ons beiden dus twee had
moeten afstempelen… Maar Lies is kie-ien….die wees op haar zak, en zei dat ze
een geldige Wienerkarte bij zich
had. Toen was het goed, de man bleef
vriendelijk en vroeg geen bewijzen ook. Maar ik schaamde me toch wel hoor.
Twee haltes
verder uitgestapt, we hadden nog de tijd voor de volgende
afspraak en besloten in een heerlijk zonnetje een mooie winkelstraat te verkennen.
Lies
wilde eigenlijk nog een mooie stropdas kopen voor haar man…
en we gingen dus een dure winkel binnen,
waar ze mooie exemplaren hadden… Inderdaad, maar de goedkoopste was €
59,- en dat was toch
een beetje…eh… te duur. Dus liepen we verder. Naar de
Votiv-Kirche
Het is een
bijzonder bouwwerk, en in eerste
instantie vergisten we ons en dachten
voor de Stephansdom te staan.
Hij lijkt er
niet op hoor….véél mooier. Met zijn twee
torens en op kantwerk (of een
suikertaart?) lijkende bouw. Het vreemde is dat beide kerken gedeeltelijk wit zijn, gedeeltelijk nog (erg) vuil. Alsof
men wil laten zien hoe erg het was
en hoe het zou kunnen worden.
De Votivkerk
staat in een prachtig plantsoen, de Stephansdom op een prachtig
plein……verschil moet er zijn.
Op de
Rooseveltplatz dronken we koffie. Het
been van Lies begon weer op te spelen..
En daarna gingen we dóór het plantsoen richting Mayergasse… waar onze
volgende afspraak zou zijn.
Maar dat vergde toch veel gezwerf met U-Bahnen… Nogmaals,
leve het openbaar vervoer daar, zelfs ik kan er niet verdwalen. Behalve als ik een goede gids
naast me heb…;-)
Jawel, ik
ken de geschiedenis van de aanleg van dat Openbaar Vervoer. In de
oorlog aangelegd door ( o.m. Joodse)
dwangarbeiders.. Inderdaad. En dat mag
nooit vergeten worden.
Maar Wenen is
zuinig geweest op die nare erfenis. En heeft er toch iets moois van
weten te maken. Wat
kan ik ànders zeggen?
Herr
Fleger…… We belden en zochten en klopten….niemand te
zien. Uiteindelijk moesten we in het pandje ernaast zijn.
We werden binnengelaten door een Wener
van middelbare leeftijd. Een
schriele, nerveuze, heel chaotische en
plat pratende figuur. Bijna een karikatuur.
Hij leek zeker niet de deskundige
in de zaken waar
wij naar zochten.. Het had iets
Dickens-achtigs.
Het kantoor was een heel klein,
met mappen en dossiers volgepakt
pandje, waar de stenen kachel brandde vanwege de vochtigheid, zoals hij zei. En Lies, die er
tegenaan moest zitten, wist zich even echt
geen raad. Er stond of hing
ergens een bordje ‘bitte nicht rauchen’,
maar herr Fleger vroeg aan ons of wij
er bezwaar tegen hadden dat hij een
sigaret opstak…… Vriendelijk maakte
Lies hem erop attent dat hij
tegen zijn eigen
regels inging en dat wij er inderdaad bezwaar tegen hadden…. De goede man wist zich even helemáál geen raad met zijn houding. Echt hoor, het was allemaal
heel karikaturaal. J
Het verhaal
dat ik hem te vertellen had, alle
feiten, en namen en data, noteerde hij. Hij wist me zelf
niks te vertellen, zover ik nu
weet………dat ik al niet wist. Maar
hij zou
de dingen gaan uitzoeken en
op een rijtje zetten en
me berichten daarover…
Het was met
een gevoel van opluchting dat
we, véél later, in de
frisse lucht terug waren. Wat viel erover te zeggen???
Niks. Afwachten was de boodschap.
We zijn
naar de Stephansplatz gegaan (weer de
U-Bahn ja) en zijn de beroemde Kärtnerstrasse uitgelopen.
Gewinkeld, terrasje gepakt en daarna
weer, lekker en simpel, gegeten bij
Figlmüller in die leuke kleine Grinzingerstrasse, waar ze de grootste
Wienerschnitzel ter wereld serveren ;-)
Dag 9, De
laatste dag.
Gisteravond
zijn we met pakken begonnen. Meer valt
er momenteel niet te doen, uit te
zoeken of te bezoeken
ook. Het is nu afwachten of er iets
uit Wenen komt en voor
mij wat ik vanuit Amsterdam kan
doen.
Er is véél
te pakken. Er is veel te veel meegenomen. Voor mij is een voordeel, dat ik nu een grote koffer ter
beschikking heb waar, behalve de grote
reistas, een heleboel spullen in kunnen. En ik trek hem gemakkelijk, hij heeft ook
een goede trekhaak. De andere
tassen kunnen daardoor ook gemakkelijker gesjouwd, c.q. getrokken
worden. Lies worstelt echt met haar koffer…het gaat er allemaal niet
zo gemakkelijk in als
toen haar gewaardeerde hulp het
zo netjes inpakte. ;-)
’s Morgens
moeten we om 11 uur de sleutel van
de kamer
inleveren. Dus na het ontbijt gaat Lies verder met pakken… Op
tijd gaan we met alle bagage naar
beneden, leveren de sleutel in..
Ik had tevoren
al de bijkomende kosten betaald,
t.w. de telefoonkosten. Met
een gewone telefoon altijd voordeliger als met een
mobieltje. Maar bovendien konden
we met de mobiele telefoon onze mensen in Holland niet bereiken….
De bagage
kan, tot we naar de trein moeten, even
opgeslagen worden, geen bezwaar.
Maar wijzelf? Eigenlijk een beetje
met onze ziel onder de arm gaan we nog
een keer met de U-Bahn, nog een
keer een
winkelstraat in, een kopje koffie drinken. Maar het been van Lies speelt zo vreselijk op,dat we in arren moede teruggaan
naar het hotel, en in de
lobby gaan wachten tot het
tijd is
om een taxi te bestellen die
ons, met alle bagage, naar het
station brengt. Maar tot het zover
is, zitten we ons uren in
die lobby te vervelen. Koffie
of thee is er niet bij, we zijn
inmiddels uitgeschreven immers.
Eindelijk
wordt het dan tijd voor de taxichauffeur. Een vriendelijke man
die ons tot in het Westbahnhof
brengt en voor een karretje zorgt.
De trein staat te wachten en wij
moeten er in…… Gelukkig is Lies sterk
genoeg voor ons twee en met behulp van een
aardige jongeman lukt het dan ook
om, met veel vijven en zessen, de bagage
in de slaapcoupé te stouwen.
Nu wijzelf
nog. De couchette is te
klein om te zitten. Je kunt je alleen liggend bewegen. Met twee
mensen die noodgedwongen blijven
staan tùssen de couchettes gaat
het ook niet fijn…. Net als op de heenweg
is de reis een regelrechte
ramp.
Boven ons liggen 4 jonge mensen rustig te slapen.
Die doen dat duidelijk vaker.
Maar Lies, en zéker ikzelf,
liggen te woelen en te draaien en te zoeken
naar een manier om comfortabel
te kunnen liggen….wat niet lukt. Het
is een verademing als om vijf uur
de controleuse ons onze reispapieren komt brengen en ons
waarschuwen dat we om zes uur
moeten overstappen.
Frankfurt…..Volgens
de papieren kunnen we op hetzelfde
perron blijven……..Maar als er maar geen trein binnenkomt gaat Lies toch maar op onderzoek. En komt terug met de
mededeling dat we aan het allerverste perron moeten zijn en nog
moeten opschieten ook om de ICE-trein te halen.
Dat station in Frankfurt is goed groot hoor, geloof me!!!
….
De treinreis
naar het Westen gaat grotendeels aan ons
voorbij, moe als we zijn. Lies haalt nog
koffie onderweg….tegenover ons zit
een echtpaar, dat zich bijzonder
vreemd gedraagt…Hij fluistert tegen haar
helemaal naar haar toegedraaid, terwijl zijn duim achter hem
wijst naar diverse mensen in de
trein. Het is
duidelijk dat hij kletst over zijn
medepassagiers en ze hebben samen
de grootste schik. Naar ons kijken ze niet. Tot
Lies in Amersfoort uitstapt om verder richting Zwolle te gaan. Dan
richten ze opeens het woord tot mij:
‘Of ik Jüdische ben’. Tja……ja dus! Dat
vinden ze interessant en ze gaan een
gesprek aan. Ik ben afhoudend, maar kan
niet voorkomen dat ze me uitnodigen (en
een adres geven) om hen in Keulen te
komen bezoeken. Nee, ik geef geen adres
terug…maar zeg hen dat als een Erica uit
Amsterdam hen belt, dat ik dat
dan ben…
En ik ben heel
blij als ze er in Utrecht
uitstappen, want onbeleefd wil ik toch
niet zijn. Zeker niet als Jüdische ;-( .
Op het Centraal Station van Amsterdam wachten nichtje
Elly en neef Freek me
op bij de uitgang van de coupé!
En kan ik thuis eindelijk bijkomen van
de wederwaardigheden en alles verwerken en straks weer verder gaan met
zoeken, maar nu kan dat verder
vanuit mijn eigen huis.
Erica van
Beek, 1 juni 2004.