donderdag 30 december 2010

Retrospectie.

Dit is een heel lang stuk...
Het hele jaar 1996.

Niuwegein, 1-1-96

In mijn teruggevonden papieren dagboek schreef ik op die datum het volgende:
Het jaar begint zoals het geëindigd is, spiegelglad en grijs. ( dus ook in 1996. E.)
Wie zich op straat waagt speelt met zijn/haar leven. Het is nog vroeg, nieuwjaarsmorgen, toch klinkt op dit moment het geschraap op autoruiten. En een verre automobilist rijdt met een gangetje van zo’n 30 km per uur een onzeker jaar in.
Doodstil is het verder, geen vogel, geen vliegtuig te horen!
11.30 uur, de klok van het gemeentehuis breekt de stilte, voorzichtig, als een hand die een gordijn opzijtrekt en weer laat vallen. Ik heb net de telefoon aangezet, de bel nog niet.
Het is een dag voor retrospectief.
Dus haal ik het oude dagboek te voorschijn. Het jaar 1995 is niet geboekstaafd. Mijn agenda is afgeschaft, er zijn weinig exacte data waarop ik kan terugvallen. Maar er is veel, tè veel gebeurd, teveel veranderd het vorige jaar. In en om mij is het leven een nieuw leven geworden. En een leven met weinig pieken en veel ondiepe dalen. Ik ben vast van plan deze dagen te gebruiken voor die terugblik.
-------------------------

6-1-96

Tot zover was ik dus gekomen. En daar bleef het bij. Waarom? Dat weet ik al niet meer. Maar goed, retrospectief dus. Wat is er dat jaar gebeurd om en in mij….
Nadat in oktober 1994 mijn boek “Twee vrouwen en een jas” was uitgekomen, was ik in een beetje hectisch wereldje terechtgekomen. Interviews op radio en in tijdschriften, brieven van mensen, van bewondering tot medeleven. De vijftigste mei speelde een grote rol, waarin mijn boek dus ook een rol speelde. Het is en was een dubbel gevoel, zonder de hulp en bijstand van vriend Paul was het boek misschien niet tot stand gekomen, zonder de uitgever was het niet verschenen. En toch praat en denk ik over “mijn” boek, ach ja, het blijft mijn eigen verhaal. Min of meer voor het gemak zullen we het daar dan maar op houden, mijn dankbaarheid voor het verschijnen zelf is er niet minder om.
1995 bracht behalve veel goeds ook een hartinfarct waar ik eigenlijk nog jaren mee getobd heb.
Mijn ex-man was het afgelopen jaar afgevallen tot een normaal postuur en heeft daarvoor een paar maanden bij mij gewoond, wat voor ons beiden weer heel erg wennen was. Hij is geopereerd, heeft vijf by-passes gehad. Dochterlief en ik hebben de hele dag in het ziekenhuis doorgebracht, tot hij veilig op intensive care lag en we de familie konden inlichten dat alles goed gegaan was.
Na de ziekenhuisperiode kon hij weer voor zichzelf zorgen, werd hem gezegd.
Hij zorgt nu niet voor zichzelf, maar eet en verblijft bij zijn zus. Behalve in de weekends.. Voor hem wordt 1996 ook een nieuw begin.
Dochter is per 1-1 aan een nieuwe baan begonnen. Ze werkt èn studeert. Heeft, omdat ze een beperkte energie heeft, haar zanglessen opgegeven. Ik lever geen commentaar, maar vind het jammer, dat in de race om het bestaan een dergelijk talent wordt verwaarloosd. En daarbij twee zieke ouders.....
Wat zoon betreft schijnt er weinig of niets te veranderen. Hij woont nog steeds in zijn één-kamerappartementje, met zijn scanners en zijn computers.

De afgelopen anderhalf jaar heeft een ander mens van me gemaakt, de verwerking van het verleden, met zijn apotheose in Yad Vashem (Impressies van Israel) heeft ervoor gezorgd, dat ik dat verleden voor een deel achter me heb kunnen laten en een ander mens ben geworden. De lange maanden van thuiszitten na het hartinfarct hebben de rust gebracht, die ik zo nodig had om me weer met een toekomst bezig te kunnen houden. Een toekomst waarover ik nu kan dromen, al zal dat waarschijnlijk pas in een volgend leven zijn vervulling vinden. ;-))

Het geld, dat ik verdiende met mijn boek zou in april worden uitbetaald, maar het heeft heel veel moeite gekost om dat in juni, nog voor de reis naar Israël, verrekend te krijgen. Ik had het in drieën gedeeld, twee delen voor Paul en mij, één deel voor Ad die de tekeningen in het boek gemaakt heeft. Paul heeft er veel werk in gestoken. Maar Ad heeft zijn geld nog steeds niet. Paul en ik na veel zeuren. Het geld is niet bij mij terechtgekomen maar daar is deze fantastische computer voor gekocht, waarop ik nu, na een half jaar, eindelijk zonder al te veel stress kan werken Mijn mensen hebben veel energie gestopt in programma’s inbrengen en mij leren ermee te werken. En eindelijk durf ik, dank ook zij deze computer, tijd te “verspillen”, want urenlang spelletjes te doen. Waar ik voorheen altijd alleen maar ‘ nuttig’ dus vaak stressvol, met mijn tijd mocht omgaan.
---
Er is veel om dankbaar voor te zijn. Er is verschrikkelijk veel gebeurd dat mijn leven totaal veranderd heeft. Mijn lichaam en geest hebben alle hoogtepunten niet goed aangekund, maar ziek ben ik niet meer geworden, omdat alles wat gebeurde zo positief was. De uitgave van het boek, de eerbewijzen eromheen, de 1-aprilgrap van de reis naar Israël, de computer, het uiteindelijk terugvinden van familie van vaders’ kant…
Gerard, mijn jeugdvriendje kwam weer op mijn pad.
Een en twintig was ik, negentien was hij. We waren kinderen, amper sexrijp. Hij uit een gedegen R.K.familie, ik het eerste meisje, waarmee hij thuis kon komen en dat genade vond in zijn ouders’ ogen. Als ik Rooms Katholiek werd, tenminste. En het huishouden leerde. Voor hem werd ik R.K., voor hem ging ik in huishoudens werken als dienstmeisje. In gezinnen met acht kinderen. Ik wist van toeten noch blazen. En samen zaten we op een toneelclub. Toen die relatie na lange tijd uitraakte, begreep ik er niets van. Hij begreep in die tijd ook zichzelf niet. Wilde alleen maar weg van huis, weg van alles, wat aan thuis deed denken. Achteraf voel ik nog steeds de benauwenis van dat R.K.-orthodoxe gezin.
Maar nu, 37 jaar later, kreeg diezelfde Gerard een krantenknipsel over mij in handen, hem toegestuurd door zijn nicht, die in N. woont. En hij kocht mijn boek. En nam contact met me op. En ‘klik’ deed het in onze hersens, toen we elkaars stem weer hoorden.
Tja, en dat daar dan toch weer een einde aan komt lag ook in de lijn der dingen…
--

nogmaals: 26 december 1996, dus.
Een (bijna) vol jaar geleden . Ben benieuwd of ik er een gewoonte van kan gaan maken hier twee maal per jaar wat op te schrijven. Kàn maken, want inmiddels ben ik hartpatiënt geworden en momenteel is ook mijn spijsvertering een rotzooitje, waardoor ik me helemaal een wrak voel, soms te moe om nog een dag voort te leven. En omdat retrospectie (alweer) veel te vermoeiend is momenteel, beperk ik me dus tot een stukje dat ik gisteren in een notitieblok schreef.

Uit: Toch is er hoop. Van Robert Veninga (blz. 46)

Fase 5: Aanvaarding.

Degenen die over hun psychische nood heen gekomen zijn leren het feit te aanvaarden dat ze een groot verlies hebben geleden.
Maar laten we duidelijk zijn over wat ‘aanvaarding’ betekent.
Aanvaarding betekent niet ‘vergeten’, hetgeen een ontkenning zou zijn van de betekenis van de crisis. Aanvaarding houdt ook niet in dat het verdriet wordt gecamoufleerd. Met aanvaarding wordt evenmin bedoeld het ophalen van de schouders en zeggen: ‘ Maar wat kan ik anders doen dan de situatie aanvaarden?’
Aanvaarding van een tragische gebeurtenis berust op het begrijpen van twee denkbeelden uit de Indiase filosofie. Het eerste is duragraha, het tweede satyagraha.
Duragraha betekent onverzettelijkheid. Het houdt in dat je moet leren leven met je lijden. Het is, volgens Mohandas K (Mahatma) Ghandi, een ‘hardheid van het hart’. Iemand die leeft naar duragrha neemt afstand van het menselijk lijden. De houding naar buiten toe is:’ Ik kan mijn probleem wel oplossen’. En ‘iedereen heeft problemen’. Of ‘je moet gewoon verder’.

Maar als satyagraha je leidraad is, ga je volkomen op in wat het leven te bieden heeft. Als er slechte tijden komen barst je in huilen uit en je bent soms overweldigd van verdriet. Je realiseert je de omvang van hetgeen verloren is. En je weerstaat degenen die willen dat je het verleden vergeet en aan de toekomst gaat denken.
Maar satyagraha betekent ook het genieten van de vele vreugdevolle dingen om ons heen. Satyagraha houdt in dankbaar zijn voor de genegenheid van vrienden en het troost vinden bij de vriendelijkheid van vreemden. Het betekent het verwelkomen van alles wat hoop biedt. Maar bovenal betekent satyagraha het vergeven van de onrechtvaardigheid - en van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn geweest.
--

Eerste Kerstdag 1996 dus.
Hoera, denk je, de donkere dagen voor Kerstmis zijn weer voorbij. Ik ben opgestaan vóór zonsopgang (wordt rond negen uur verwacht), de hemel is eindelijk weer eens helder. Dat belooft wat. Ik zit voor het raam, tot veel anders ben ik nog niet in staat. En ik kijk naar buiten. De afgelopen tijd ben ik hartpatiënt geworden, nog niet lang uit het ziekenhuis, te zwak om meteen de dag te beginnen.
Ik ben ruimschoots op tijd om de hemel te zien ontbranden Er komen een paar wolken aangedreven die de rode en oranje gloed die van de einder komt, verspreiden over de hele oostelijke hemel. Nog even en een grote gloeiende zon zal boven de kim verschijnen.

Er zal LICHT zijn na zoveel weken van halve duisternis!!!

Maar dan zie ik de vlammen doven en opnieuw ontbranden.
De zon komt op als in een triomfantelijke intocht van deze nieuwe dag. Ademloos moment…. Volkomen stilte rondom, wat vleermuizen op weg naar hun slaapplaats, wat wiegende zwijgende vogels in de lucht.
Maar dàn! Dit verschrikkelijke ogenblik: de opkomende zon wordt verduisterd door de uit het kille Noorden opkomende wolkenbank; eindeloos lang. En in enkele minuten is de hele oostelijke hemel gevuld.

De zon komt niet meer terug, is verdwenen voor zij zich echt heeft laten zien.
En in mijn ogen en mijn hoofd dooft de beloofde gloed voor zij zichtbaar is geworden. Opnieuw dus een grauwe dag, koud, kleurloos, zonder uitzicht op terugkerend licht.
Dit is dus eerste Kerstdag 1996.
---

Zondag 29 december 1996.
Weer een dag van hartkloppingen, misselijkheid, enz. enz.. Zes uur wakker, twee uur gewacht tot ik in staat was op te staan, twee uur voor ik me kon gaan aankleden. Iets anders is er niet. Douchen, aankleden, iets eten, veel medicatie, vaatje en wasje wegwerken. Dat is het uiterste. Een wandelingetje of zo betekent al dat ik de rest van de dag uitgeteld op de bank lig.

Wat een leven!!! Heb ik het even getroffen dat ik het overleefd heb, denk ik dan. En hoe lang dit zal duren, zal ik weten of ik dit inderdaad overleef, dat het inderdaad binnen een jaar beter is?
Tot overmaat van ramp sneeuwt het. Grauw en misselijkmakend als het leven zelf op dit moment. Ik beloof mezelf morgen even naar naar de hartpoli van het ziekenhuis te gaan en proberen uit te leggen hoe beroerd ik me voel.
-----------------------------

Inmiddels is het bijna 2011. En heb ik overleefd. Ben zelfs verhuisd. En heb weer een redelijk actief leven.
Wie had dat kunnen denken…