Zomer 1999. – nog een lange weg te gaan. Totale revisie: zelfs mijn voeten worden nu nagekeken, ik word, inclusief radio-aktief hapje – door een scantunnel gehaald (drie kwartier) om mijn aderen, mijn uithoudingsvermogen, mijn hartkracht te meten en evt. te verbeteren, ik sta op het punt vier oogoperaties te ondergaan (staar aan beide ogen, de dokter wil ook de achterkant van mijn rechteroog bekijken, want er is toch iets niet goed daar; de mislukte operatie van 30 jaar geleden wordt (zo mogelijk) gereviseerd en omdat mijn bovenste oogleden ‘zwaar’ worden en hangen, wordt een dubbele ooglidcorrectie uitgevoerd.. De buren zullen dus op het huis passen en zo nodig de plantjes en de tuin begieten en de kat verzorgen. Als ik geen adequate hulp kan krijgen zal ik misschien een paar dagen in het verzorgingshuis Beth Shalom moeten gaan logeren.
De narigheden naast de hartproblematiek zijn denk ik zelf het resultaat van alle gif die ik moet slikken om het hart normaal te laten kloppen, de cholesterol te reguleren, de bloeddruk in de gaten te houden, evenals het voorkomen van klontering van het bloed (bloedverdunner dus). Plus sinds kort plaspillen, omdat het hart minder functioneert. En daarnaast dan zenuw- en slaappillen en antidepressiva. En nog steeds heb ik de illusie weer de oude Erica te kunnen zijn of worden, die nu zit opgesloten in een nooit pijnloos en altijd moe lijf. Maar ik mag niet mopperen, ik leef nog steeds. Het is zomer, ik heb een klein tuintje om vuile handen in te maken, een heel klein appartementje dat amper schoongemaakt hoeft te worden. Alleen moeten mijn hoge lichte gordijnen (wat toch echt een droom was, zulke hoge ramen), altijd dicht zijn vanwege ‘ de generaal’. Een ouwe rus, die hier woont en denkt de vrijheid te hebben me te hele dag te mogen begluren en als het hem lukt hier, net als een enkele andere buur, zomaar naar binnen te lopen of me familiair aan te raken, de griezel. Maar wandelen doe ik, bijna elke dag, hier kun je alle kanten op, er is zóveel te lopen en te (her)-beleven, dat ik nu na ruim een half jaar, nog dingen ontdek in mijn allernaaste omgeving. Nee, geen dag spijt van de verhuizing. Telefoon en –fax, antwoordapparaat en E-mail staan tot onze beschikking om met elkaar in (frequenter) contact te staan dan vroeger. En, ach, moeders, dat komt ook wel goed. Als ik nog tijd van goed leven krijg.