Dag 4-2 middag
Met Straszenbahn en U-Bahn gingen we terug naar de Schwedenplatz…daar tramlijn 21 genomen en de hele route gereden die we twee dagen daarvoor vergeefs gelopen hadden. Bij de Augustinenkirche weer rechtsaf….en toen een eindeloos eind gelopen, via de Novarogasse, waar familie van me gewoond heeft, maar waar ik totaal geen wijs kon worden uit de ongenummerde gebouwen en een beetje in paniek raakte.… Steeds verder doordringend in de wijk Bezirk Eins… tot we èindelijk dan toch in de Springergasse stonden. Een gewone stille Weense straat. Grote appartementsgebouwen. Een koffiehuis en toen… toen zag Lies het nog het eerst. Een witte, keurig gerenoveerde gevel, boven de poort het nr. 13. Zo’n poort waar rijtuigen vroeger naar binnen gereden moeten hebben.
Dáár heb ik dus gewoond als peuter, samen met mijn moeder, mijn oma, mijn tantes, mijn toen nog kleine nichtje en neefje. Hier dus hebben behalve mijn grootouders, ook mijn overgrootouders en waarschijnlijk ook mijn betovergrootouders gewoond..
Dáár is het dus allemaal gebeurd… dáár had ik een (Joodse) familie, waar ik bij hoorde. In gedachten vroeg ik mijn vader en zijn vader vergeving voor het feit dat ik helemaal opging in waar ik hier mee bezig was….Maar ik kon niet anders.
Naar binnen gaan? Mijn hart bonsde in mijn keel…. Dat stelde ik zo lang mogelijk uit. Lies begreep het wel, liet me even mijn gang gaan. De voordeur ging open, er kwam een jongen uit… en nog een keer, er kwam een nog vrij jonge, witharige dame met een klein hondje naar buiten. ‘Vragen’’! moedigde Lies me aan….Maar ik durfde nog niet. Toen ze terug kwam lopen hebben we haar toch aangeschoten. Ze woonde er, zei ze, nog maar twee maanden en wist niets van de geschiedenis van het huis. Maar ze zou ons naar iemand brengen op de eerste verdieping, die er al 20 jaar woonde. En wèl iets wist van vroeger dus. In de buitenhal achter de voordeur had een koetsje kunnen staan.. De binnendeur daarachter leidde naar een binnenplaatsje en een trappenhuis………waar mijn adem stokte.
Dit was exact het beeld dat ik al die jaren meegedragen had. Mijn onderbewuste kwam met een schok tot het bewust-zijn, dat ik hiér dus als 2- tot 3 jarige gewoond had. Alles was bekend, Het grote trappenhuis met de draai die zo moeilijk te nemen was voor een peuter….het binnenplaatsje, met de ramen tot de hoogste verdieping erop uitkijkend…….Ik hoorde de vrouwen ‘plaudern’, kletsend in het raamkozijn hangend, hoofddoeken omgeknoopt, de donkere kleding afstekend in het licht dat op de kozijnen en de opgeschoven ramen hing. Het geluid van hun luide stemmen……..
Maar ze waren er al 65 jaar niet meer. Wat ik zag gebeuren op dat moment was al ruim 65 jaar geleden gebeurd en geen werkelijkheid meer…… De ramen waren gesloten, de binnenplaats keurig opgeruimd…..het marmeren trappenhuis was breed, met ondiepe treden en een door de tijd volkomen gladgeschuurde houten leuning.
We volgden de witharige dame naar boven……namen de ruime bocht…Wat moet dat voor een kleintje hoog zijn geweest, misschien had mijn moeder me op de arm gedragen? (Later vernamen we dat we twee hoog gewoond hadden).
Een oude vrouw deed open op het bellen van de witharige, die na een korte uitleg over onze aanwezigheid snel vertrok. Met veel tegenzin werden we tot het wel heel nauwe halletje, dat door grote spiegelkasten een groter aanzien had moeten krijgen, toegelaten. Spiegelkasten…?
.Ik had in mijn vorige huis ook een voorkeur voor spiegelkasten. (Eentje in de hal, eentje in de huiskamer….)
De vrouw pakte een papiertje, schreef daar een naam, adres en telefoonnummer op. We moesten maar contact opnemen met Herr Fleger, die wist veel meer en verzamelde alle gegevens van dit huis.
Terwijl ze praatte en schreef keek ik langs haar heen. Rechts een piepkleine, donkere keuken. Vóór me kon ik een blik werpen in haar kamer…..Een nieuwe schok…. Zo moest de kamer er dus vroeger ook ongeveer hebben uitgezien. Vol en schemerig en met donkere gordijnen, tafeltje waarop veel foto’s en schilderijen aan de wanden. Heel veel heel oude dingen zag ik staan…. Prullaria….zoals die vroeger zo vaak de oude kamers moesten opfleuren.
Toen ze ons (bijna letterlijk) de deur uitwerkte na mijn uitvoerige dankbetuigingen en de deur achter ons dichtgooide (waarom was ze niet vriendelijk en gastvrij?Dat zou ik zeker in zo’n geval geweest zijn.) gingen we langzaam de lange brede trappen weer af. Lies was iets opgevallen (ze had me een seintje gegeven) en ik zag dat het huis dan wel mooi gerenoveerd was, maar niet de woning zelf. De binnenkant van de huisdeur zag eruit alsof hij ooit ingetrapt was. De buitenkant van die deur was wèl netjes. Achteraf gaf dat voedsel aan nieuwe gedachten over het verleden. Ik had moeite met weggaan daar. Bleef aarzelen bij die binnenplaats, bleef overal treuzelen….. Lies had ondertussen contact gelegd met een oude man, die voor een houtwerkplaats stond. Bleek de echtgenoot van de vrouw te zijn en zelfs al op de hoogte. In een onverstaanbaar taaltje stond hij ons te woord.. Oók al niet erg vriendelijk, net als zijn vrouw. Maar Lies complimenteerde hem terecht met de mooie houten dingen die er stonden en die hij zelf maakte. Wat was de politieke achtergrond van die twee oude mensen in het huis van mijn familie???
Nee, vriendelijke, gastvrije en toeschietelijke Weners hebben we amper of niet ontmoet. Zelfs niet in restaurants of cafeetjes waar we onderweg koffie dronken of aten. Ook daar bij Springergasse 13 niet, terwijl ons verhaal toch niet echt alledaags te noemen was. Buiten weer lang getreuzeld...Dit was het dus. Dit was het huis waarvandaan de zwerftocht begonnen was, het huis waarheen niemand van de familie ooit teruggekeerd is. Mijn hoofd en mijn hart voelden aan alsof ze niet bij mij hoorden op dat ogenblik. Het was moeilijk terug te komen in onze tijd en weg te gaan… ik was niet binnengeweest, niet echt...En het heel kleine kind binnen in mij stampvoette van boosheid en teleurstelling.
De volwassen vrouw die ik ben liet niks merken en beheerste zich.
Lies gaf me alle tijd die ik nodig had om weer tot mezelf te komen.
Even later herinnerde ik me, dat ik tram 21, die ons terug moest brengen, in de buurt voorbij had zien komen. Dat hadden we moeten weten, want het been van Lies begon steeds meer op te spelen, de wandeling was heel lang geweest.
Inderdaad vonden we na een paar minuten die tram, die ons wèg van de Springergasse, weer terug naar de Schwederplatz bracht.
En terug naar het hotel, waar we in het restaurant een maaltijd gebruikten (en meteen afrekenden, want het hoorde niet bij de hotelrekening ;-) )
Herr Fleger konden we maandag pas bellen. Het is vrijdagavond, morgen is het Sabbath, We gingen ervanuit dat hij een oude, joodse man moest zijn. Zondag zal hij niet werken.
Tijdens het aantekeningen maken voor dit verslag voel ik dezelfde enorme ontroering en het zweverige gevoel, dat me die middag ook overvallen had….En tijdens het tikken hiervan…zie ik zich alles weer afspelen alsof het steeds opnieuw gebeurt….en gebeurt……en gebeurt.