In de stille, toch nog grijze zondagmiddag waait een stevige bries, die het gezang van één enkele vogel meeneemt. Eenmaal voorbij aan de binnentuin van het verpleeghuis, waar de cliënten in hun zondagse kleren buiten zitten met hun bezoekers, voelt het vrij en maak ik weer deel uit van de stad. Op de brug sta ik tegenwoordig altijd even stil. Het is een vrij steile brug voor me geworden. Maar het stilstaan heeft ook zijn bekoring. Het uitkijken naar weerskanten over het water heeft iets meditatiefs, ook door de vertedering voor moeder eend met haar kleintjes en het waterhoentje dat braaf op het nest van rommel blijft zitten, zonder partner… zonder eieren of jonge hoentjes.. En als de zon schijnt zijn er de flikkeringen van de weerkaatsing op het altijd donkere wateroppervlak die me bekoren.
Doorlopen doe ik dan, als het mooi weer is, steeds met een beetje spijt. Maar het maken van zo’n wandeling, de rugzak om de schouders, is nooit teleurstellend. En bezorgt me altijd weer de sensatie van ‘even met vakantie te zijn’.
Want een stadskind zal ik wel altijd blijven. Genietend van de gevels met hun zo verschillende ramen en versieringen, van de kleine sierbalkonnetjes en de geveltuintjes . De kleine parkjes en plantsoenen, maar ook de grote pleinen, de smalle straatjes en de brede wegen. En dan heb ik het nog niet eens over de vele galeries en de winkelstraten.
Er is nog zóveel dat ik wil zien en beleven..
Na zo’n wandeling kom ik bijna altijd wel thuis met een goed gevoel.
Hoewel tegenwoordig ook met grote vermoeidheid en pijn in mijn rechterbeen. Slijtage. Erica wordt oud..
Nou, dat mag ik hopen, maar niet met steeds meer pijntjes.