dinsdag 19 oktober 2010

Impressies van Israel 1995, deel 12

Yad Vashem. Eindelijk!

"Erica", riep Rabbi Schachter uit: "Precies zoals op de foto".

Hij spreidde zijn armen uit, omhelsde me hartelijk en gaf me een kus op mijn
wang. Ik reageerde op zijn warme begroeting, ontroerd en blij hem eindelijk
te ontmoeten na de lange correspondentie die we hadden gevoerd in de
zoektocht naar mijn moeder.
Chaim, de gids, en Ati, onze reisleidster, keken lachend toe, toch ook wat
ontroerd door onze blijdschap.

Rabbi Schachter zag eruit zoals ik me hem in gedachten had voorgesteld:
ongeveer 60 jaar, gladgeschoren, vriendelijke ogen en een lach-grage mond.
Zijn keppeltje was een vanzelfsprekendheid op zijn grijze krullen.

De rabbi haalde zijn exemplaar van "Twee vrouwen en een jas" tevoorschijn
van onder de balie. Het verslag van mijn zoektocht naar mijn jeugd en mijn
moeder: ik had mijn naam er nl. nog niet ingezet - en geen opdracht, dat
moest ik meteen goedmaken.

Van een opdracht kwam niets terecht. Dat, spraken we af, zou ik later
goedmaken door nog een brief te schrijven, die hij dan in het boek zou
plakken.

De rabbi liep met ons naar de duizenden dossiers met namen, honderdduizenden
namen van in de Tweede Wereldoorlog omgekomen joden, die in de Hall of Names
zijn opgenomen. We konden er niet aankomen: als iedereen dat zou doen zou er
al gauw geen Hall of Names meer zijn. Maar iedere naam is opgenomen in de
computerbestanden van het administratief centrum, waarvan rabbi Schachter
deel uitmaakt. De hal is, niet ten overvloede, in het halfduister gelaten,
er staat een bankje waar men even kan gaan zitten om in gedachten de
geliefde namen of de ontstellende hoeveelheid in zich op te nemen. Er zijn
"maar" twee miljoen namen opgeslagen, omdat de opgave moet geschieden door
een nabestaande van de omgekomenen. Als van een hele familie niemand de
oorlog heeft overleefd kan ook niemand de namen opgeven van de omgekomenen
en de formulieren invullen die nodig zijn om opgenomen te worden in de Hall
of Names. Daarnaast is het jammerlijk dat nog zoveel overlevenden in zoveel
landen of niet weten dat dit kan, nee, moet gebeuren, of zelf niets meer met
het verleden van doen willen hebben. Mensen, voor wie het doorgeven van de
namen van de geliefden een opgave is die te zwaar is, omdat daarmee het
verleden toch weer bovengehaald wordt. Binnenkort zijn er zelfs geen
overlevenden meer. "Hoe bereik je die mensen die het verleden nog steeds
alléén in zich meedragen. Hoe maak je hen bewust dat ook hun overledenen
deel uitmaken van het joodse volk en dat hun namen daarom bij ons bekend
moeten worden gemaakt", vraagt rabbi Schachter zich hardop af als ik hem
verwonderd aankijk bij het noemen van het aantal van twee miljoen.

"Hiér hoor ik bij", dacht ik. "Ik ben een overlevende van jullie allemaal en
dat heb ik alle jaren van mijn volwassen leven moeten waarmaken. Enerzijds
naar jullie toe, dat ik niet zomaar in leven gebleven ben, maar een
duidelijke stem ben geweest die getracht heeft gehoord te worden als een van
jullie. Anderzijds naar deze maatschappij waarin ik nu leef. Ik heb maar
steeds willen bewijzen dat joden zoals ik en jullie gewone, goede en nuttige
leden van de maatschappij waren en zijn. Wij waren joden, wat dat voor ons
ook betekende. Voor zovelen betekende het niets, velen wisten niet eens dat
ze joods waren. Anderen hebben de duizenden jaren oude tradities altijd in
ere gehouden, vertrouwend op de g'd van Abraham, Izak en Jacob. Weer anderen
hebben getracht te vluchten voor het noodlot dat hen achtervolgde en
inhaalde. Alles was vergeefs. Noch het feit dat men onwetend was over eigen
afkomst, noch het vertrouwen op g'd, noch de vlucht mocht baten. De golem
heeft jullie allemaal gepakt en wij hebben moeten overleven om daarvan te
getuigen. En ons eigen bestaan rechtvaardiging te geven.

Ik heb daar, in het halfduister in die heilige hal, lang gezeten. En ben
stilletjes weggegaan met het vaste voornemen terug te komen. Bovendien wilde
ik nog met de rabbi praten over alles, over Wenen, over mijn familie daar,
over mijn grootmoeder, die na de beëindiging van mijn boek toch bleek te
zijn omgekomen in een concentratiekamp, in Theresiënstadt, met de rest van
de familie. Zij was dus geen natuurlijke dood gestorven zoals ik gedacht
had. Dat had Rabbi Schachter me al laten zien via de files op de computer.

De indruk, die het uitgestrekte park, dat Yad Vashem heet, op mij heeft
gemaakt, is bijna niet weer te geven. Laat ik trachten het als een toerist
te beschrijven. Het gaat me te ver, en is te uitputtend, om alle emoties te
beschrijven

Zoals heel Israël is het heuvelachtig. Dat betekent voortdurend klimmen of
dalen. Stenen trappen vergemakkelijken dat af en toe. Het park is een heel
groot herdenkingsmonument met vele, vele beelden, plaquettes, bomen ter
nagedachtenis aan slachtoffers en helden van de Tweede Wereldoorlog.
Speciale plaatsen zijn het museum ter nagedachtenis van de helden en
slachtoffers van het getto van Warschau en het "Childrens Memorial", ter
nagedachtenis aan de 1,2 miljoen onschuldige, joodse kinderen, die door de
Nazi's zijn omgebracht.

Daarheen richtten wij onze schreden toen we zo stilletjes de Hal der Namen
verlaten hadden.
Achter elkaar schuifelden we het duister in, elkander bij de hand houdend.
Binnen ontplooide zich een heelal vol sterren. In de volkomen duisternis
stonden we, op onszelf teruggeworpen, weerloos. Onafgebroken klonk een stem,
noemende àl die namen van àl die kinderen, hun leeftijd en hun land van
herkomst. Voor elk kind een ster in het heelal . Er waren opvallend veel
kinderen uit Nederland en Polen. Duizenden en duizenden lichtjes in die
volkomen zwartheid. Ik hield me vast aan mijn begeleidster, ik had kramp in
mijn borst en tranen van ontroering liepen over mijn wangen. Wie houdt hier
droge ogen? Elk kind vertegenwoordigd door een ster, elke ster een kind dat
nooit tot wasdom heeft mogen komen. Voor elk leven een wereld verloren.
De waarheid is dat die duizenden lichtjes veroorzaakt werden door twee,
drie, of misschien vier kaarsjes en een fantastisch spel met spiegels in een
relatief kleine ruimte, in verder een volkomen duisternis. Versteend
realiseerde ik me des temeer dat ik ook hen heb overleefd. En dat ik nu hier
stond, zoals even daarvoor in de Hal der Namen: "Ben ik het waard geweest,
heb ik jullie vertegenwoordigd als overlevende?"

Hoe de emoties met me op de loop kunnen gaan realiseer ik me pas een paar
dagen later, als ik weer naar Het Childrens' Memorial in Yad Vashem terugga.
Op dat moment ga ik ònder in die zee van namen van doden, waarvan ik er af
en toe een herken als familie, of van kennissen van hier en nu En in het
duister laat ik mijn tranen weer de vrije loop en huil tot de uitputting me
bevangt.

Weer buiten, in de brandende hitte van de dag, ontbreekt me de lust en de
kracht nog meer te bezoeken.

De ontstellende kracht van mijn eigen emoties van dat moment maakt dat ik
me, ook nadat we in het zelfbedieningsrestaurant van Yad Vashem wat gegeten
en gedronken hebben, niet meer in staat voel tot verdergaan, of nog iets in
me op te nemen.

Het gezelschap waarvan ik dan weer deel uitmaak stapt weer in de bus. Even
buiten het park ligt de "vallei der verdwenen gemeenschappen" en men stapt
daar uit om ook dat te gaan zien. Ik ga niet meer mee, blijf alléén achter.
Daarover kan ik dus niets vertellen, maar alle anderen kwamen heel stil
terug...